Het fluitschip is een beroemd zeilschip van Nederlandse makelij. Deze driemaster was een ingenieus soort vrachtschip dat in de zeventiende en achttiende eeuw in ons land gebruikt werd en een aantal bijzondere kenmerken had. Het fluitschip, alias ‘het werkpaard ter zee’, droeg mede bij aan de opkomst van de Republiek als zeevarende natie en als de sterkste mondiale zeemacht in de tijd van de Gouden Eeuw. Ook de plaats Hoorn, waar dit schip uitgevonden is, voer wel bij de uitvinding van het fluitschip.
Eerste vermelding
De eerste vermelding van het fluitschip in schriftelijke documenten dateert uit het jaar 1604. In de betreffende bron wordt er geschreven over de situatie in 1595, toen dit scheepstype in Hoorn werd gebouwd. Het citaat komt uit de Chronijk van de stadt van Hooren (1604) van Theodorus Velius (pseudoniem van Dirk Seylmaecker):
Dit selve iaer werden hier de scepen, die men Hoorensche gaings of fluijten noemt, eerst gemaeckt, zijnde (…) seer bequaem tot de zeevaert, soo om de zeijlagie aende wint, als om t’ondiep gaen; dies sy soo ghesocht worden, dat 8 jaeren tijts als 80 sulcke scepen hier tot Hoorn uytgereet zijn tot groot profijt van de burgers.
Meestal noemen historici de Hoornse handelaar Pieter Jansz. Liorne als uitvinder van dit type schip. Maar vermoedelijk verbeterde Liorne al bestaande scheepstypen en perfectioneerde die tot een geavanceerder model.
Waarom heette het schip ‘fluit’?
Het fluitschip, dat een lengte had van 35 tot 37 meter, is mogelijk vernoemd naar het geluidsinstrument de fluit. Dit beweert althans André Wegener Sleeswyk in zijn boek De Gouden Eeuw van het fluitschip (2003). Toch zijn de overeenkomsten qua vormgeving niet echt overtuigend en wordt aan Sleeswyks verklaring getwijfeld. Etymologiebank.nl biedt als suggesties voor de naamgeving dat fluit ontleend zou kunnen zijn aan het Engelse flight of aan het Franse woord flûte.
Oostzeehandel, VOC, belang & kenmerken van het fluitschip
Het fluitschip was het standaard scheepstype dat gebruikt werd door de VOC en op de Oostzeehandel. De laatstgenoemde handel werd door Johan de Witt als ‘moedernegotie‘ (moeder van alle soorten handel) bestempeld, omdat de Oostzeehandel cruciaal was voor de Hollandse welvaart. De basis van de Oostzeehandel was het verschepen, via fluitschepen, van zuivel, specerijen uit Nederlands-Indië en wijn uit Zuid-Europa naar het Oostzeegebied. In ruil daarvoor kwamen de schepen terug met voordelig hout en graan. Verder namen de fluitschepen zout, kruit, wapens, pek, teer en dierenvellen mee terug naar de Republiek. Het waren vooral hout en graan die de basis legden voor de grote Nederlandse welvaart van de zeventiende eeuw. Het hout werd in Zaandam razendsnel gezaagd om nieuwe fluitschepen van te bouwen. Het graan sloeg men op in de stapelmarkt Amsterdam en verkochten de Hollanders tegen fikse prijzen door in Europa, als er ergens een hongersnood uitbrak. Hierdoor stroomde het geld binnen.
De Sont
Ieder jaar voeren er ongeveer 500 tot 600 schepen uit onder steden als Amsterdam, Hoorn en Harlingen via de Sont (bij Denemarken) naar de havens in de Oostzee om graan en hout in te laden. Bij de Sont moest bij kasteel Kronborg belasting worden betaald, die werd bepaald aan de hand van het oppervlakte van het dek. Omdat het Nederlandse fluitschip bewust een smal dek had, met daaronder een veel breder en groot laadruim, scheelde dit aanzienlijk in de belastingprijs. Toen bij de Sont in 1669 een nieuw belastingtarief werd ingevoerd, verbreedde men het dek van de fluitschepen. Overigens deelt niet iedereen deze standaard lezing. Volgens onderzoeker Morgens Jensen, in 2018 in een artikel in het Tijdschrift voor Zeegeschiedenis, heeft de tolheffing in de Sont niet de vorm van het fluitschip bepaald.
Naast een smal dek en grote laadruimte, blonk het fluitschip uit door het grote drijvend vermogen, dat te danken was aan de peervorm van het schip. Verder waren fluitschepen relatief licht, waardoor ze behoorlijk snel konden varen en ook gebruikt konden worden in ondiepe wateren. Ten slotte konden fluitschepen in de vaart gehouden worden met slechts twaalf bemanningsleden. Dit scheepstype was dan ook een zeer efficiënt en praktisch vrachtschip.
In de tropen bleek dat de bekleding van het schip niet goed tegen hoge temperaturen kon: er kwamen dan scheuren in. Daarom zetten Nederlandse handelaren fluitschepen vooral in op de vaart naar de Oostzee en minder naar Nederlands-Indië.
Boek: Zeegang. Zeevarend Nederland in de achttiende eeuw – Jaap Bruijn
Lees ook: Karveel: een zeewaardig schip uit de Middeleeuwen
Bronnen â–¼
Internet
-http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/fluit
-https://www.hetscheepvaartmuseum.nl/collectie/artikelen/701/het-fluitschip-vrachtschip-uit-de-gouden-eeuw
-http://zienenweten.blogspot.com/2014/03/fluitschip-wat-is-dat.html
-http://soundtoll.nl/images/files/2018/The_Flute_and_the_Sound_toll.pdf
-https://www.oudhoorn.nl/vereniging/activiteiten.php?id=00602
-https://www.oudhoorn.nl/biografie/biografie_pieter_jansz_liorne.php
-https://www.oudhoorn.nl/biografie/biografie_theodorus_velius.php
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Fluitschip