Abolitionist Frederick Douglass werd als slaaf geboren in de Amerikaanse staat Maryland. Nadat hij zichzelf in het geheim had leren lezen en schrijven en wist te ontsnappen aan zijn meester, groeide hij uit tot een van de belangrijkste strijders tegen de slavernij in de Verenigde Staten. Douglass publiceerde in totaal drie autobiografieën. De eerste verscheen in 1845 en is recent in een nieuwe Nederlandse vertaling uitgebracht bij uitgeverij Athenaeum.
In de jaren voor de Amerikaanse Burgeroorlog werd in de Verenigde Staten, maar ook in Europa volop gediscussieerd over de (on)wenselijkheid van de slavernij. Belangrijk waren onder meer de zogeheten slave narratives, werken waarin voormalige slaven vertelden hoe gruwelijk het er op de plantages in de zuidelijke staten van Amerika aan toe ging. Het levensverhaal van Frederick Douglass neemt hierin een bijzondere plek in. Laura Visser-Maessen van de Radboud Universiteit zegt daarover in haar informatieve voorwoord bij de heruitgave van Douglass’ autobiografie:
“Vóór de publicatie van zijn levensverhaal werden slave narratives mede geschreven door blanke abolitionisten, waardoor velen ze beschouwden als subjectief. Sterker nog, men nam aan dat slaven niet eens konden schrijven en betwijfelde of de erudiete Douglass, die zichzelf op wonderbaarlijke wijze lezen en schrijven had geleerd, überhaupt wel slaaf was geweest. Dat motiveerde hem zijn levensverhaal op papier te zetten.”
Vrijheidsstrijd
Frederick Douglass zag het levenslicht in februari 1818 als zoon van de slavin Harriet Bailey en een onbekende blanke man, mogelijk de meester van zijn moeder. Zoals zoveel zuigelingen werd Douglass kort na zijn geboorte weggehaald bij zijn moeder. Kinderen kregen bij voorkeur niet de kans zich te hechten aan hun biologische moeder. De jonge Douglass werd ondergebracht in een hut met zijn grootmoeder Betsey. Zijn moeder bezocht hem enkele keren ’s avonds laat, maar overleed al toen Douglass zeven jaar oud was.
Aangezien de jonge Frederick in slavernij werd geboren, wist hij aanvankelijk niet beter dan dat blanken over zwarten heersten en dat dat ‘gewoon’ zo hoorde. In zijn autobiografie beschrijft hij stapsgewijs hoe hij tot de overtuiging kwam dat er iets gruwelijks verkeerd was gegaan en dat een vlucht naar de vrijheid, hoe gevaarlijk ook, voor hem de enige optie was.
Het werk van Douglass maakt veel duidelijk over de structuren van de slavernij. Bijzonder om te lezen is bijvoorbeeld dat Douglass beschrijft hoe verschillende slaven het opnamen voor hun meester, ook al kneep die hen dagelijks uit en behandelde die hen als vee. Enerzijds werd deze houding afgedwongen door de meesters zelf, die bij elk blijk van kritiek zware maatregelen namen en zelfs spionnen inzetten om de slaven uit te horen. Maar als slaven van verschillende plantages elkaar ontmoetten werd er hoe gek dat ook lijkt, vaak geruzied ook over de verschillende meesters. Douglass:
“Als de slaven van kolonel Lloyd de slaven van Jacob Jensen tegenkwamen, namen ze maar zelden afscheid zonder te hebben geruzied over hun meesters. De slaven van kolonel Lloyd beweerden dat hun meester het rijkst was en de slaven van meneer Jepson dat hun meester niet alleen het slimst was, maar ook een echte man.”
Volgens Douglass meenden de slaven in zekere zin dat de grootheid van hun meesters afstraalde op henzelf.
“Het was al erg genoeg om een slaaf te zijn, maar om de slaaf te zijn van een armzalige meester was pas echt een schande.”
Verboden te lezen
In een poging het lucratieve slavernijsysteem in stand te houden, probeerden de plantagehouders kost wat kost te voorkomen dat slaven leerden lezen en schrijven. Toen Douglass op een dag een nieuwe meester kreeg en het zware leven op de plantages verruilde voor een leven in de stad Baltimore, werd hij aangenaam verrast. De vrouw van zijn eigenaar, die voor het eerst een slaaf “in beheer” had, keek hem vriendelijk aan, verwelkomde hem zelfs en maakte duidelijk dat ze niet zat te wachten op de “kruiperige slaafsheid” die in het algemeen gewaardeerd werd in een slaaf. Ze behandelde de jonge huisslaaf goed en besloot hem zelfs het ABC te leren. Dit geluk was van korte duur. Toen zijn meester er achter kwam dat zijn vrouw de jonge slaaf probeerde te leren lezen, was hij woedend en beval hij er onmiddellijk mee op te houden. Douglass schrijft daarover in zijn autobiografie:
Hij vertelde haar dat het tegen de wet was en ook riskant om een slaaf te leren lezen. In zijn eigen woorden zei hij verder: ‘Als je een nikker een vinger geeft, dan neemt hij de hele hand. Een nikker hoeft niets anders te weten dan dat hij zijn meester moet gehoorzamen – hij moet doen wat hem is opgedragen. Je maakt de beste nikker van de wereld onbruikbaar als je hem iets leert. Als je die nikker gaat leren lezen, dan kan je hem net zo goed meteen wegdoen.’
De taallessen werden dus gestaakt, maar de ogen van Douglass waren geopend. Volgens hem was dit hét moment waarop hij zich realiseerde dat de “zwarte man door de macht van de witte man tot slaaf was gemaakt”. En hij zag welke weg hij moest afleggen op weg naar de vrijheid. Hij moest leren lezen. Van zijn meesteres kreeg hij geen les meer, maar op straat probeerde Douglass vanaf dat moment zoveel mogelijk vriendschappen aan te knopen met jonge witte kinderen, om hen vervolgens tot zijn onderwijzers te maken. Zo leerde Douglass zichzelf uiteindelijk lezen. Rond zijn twaalfde was hij in staat boeken en artikelen te lezen. Mede daardoor ontwikkelde hij stukje bij beetje zijn eigen visie op de slavernij.
Douglass beschrijft vervolgens hoe moeilijk deze weg voor hem was. Nu hij naar eigen zeggen kennis had van de slechtheid van de slavernij, verlangde hij soms zelfs weer terug naar de tijd waarin hij nog onwetend was.
“Soms kwam de gedachte bij me op dat leren lezen eerder een vloek dan een zegen was geweest. Het had me inzicht gegeven in mijn ellendige toestand, maar zonder dat ik er iets aan kon doen. Het had mijn ogen geopend voor de verschrikkelijke put waarin ik zat, maar het gaf me geen ladder om uit die put te klimmen.”
Het zou hierna nog meer dan tien jaar duren, voor hij daadwerkelijk aan de slavernij wist te ontsnappen door naar het noorden te vluchten. Douglass werd in 1833 teruggestuurd naar een plantage in Maryland. In zijn autobiografie beschrijft Douglass in heldere taal hoe de jaren hierna verliepen. Hij staat stil bij het dagelijkse leven op de plantages, beschrijft de kameraadschap van de slaven onderling, vertelt over de slavenliederen en legt uit hoe het verlangen naar vrijheid van een smeulend vuurtje uitgroeide tot een brandend verlangen.
Voor de lezer is wel goed om voor ogen te houden dat het hier om een gekleurde historische bron gaat. Douglass had één doel voor ogen: lezers winnen voor de zaak van de abolitionisten. Om zijn verhaal extra kracht bij te zetten, beschrijft Douglass sommige zaken daarom net iets kleurrijker dan ze in werkelijkheid hebben plaatsgevonden. Dat is bijvoorbeeld het geval bij zijn beeldende beschrijving van zijn worsteling met een van zijn meesters. Douglass portretteert zichzelf hier als een eenzame strijder tegen de slavernij. Pas jaren later gaf hij toe dat hij tijdens het gevecht geholpen was door andere slaven. Dit doet uiteraard niets af aan het belang en de kracht van dit autobiografische pamflet.
Ook de succesvolle vlucht uit de slavernij wordt uiteraard beschreven. Maar veel details daarover geeft Douglass niet, om hen die nog in slavernij leven niet in de problemen te brengen.
Abolitionist
Na zijn succesvolle ontsnapping nam Frederick de naam Douglass aan en trad hij in het huwelijk met Anna Murray, een vrije Afro-Amerikaanse vrouw die hij in 1837 had ontmoet. Uit dit huwelijk werden vier kinderen geboren.
In 1841 ontmoette Douglass de blanke William Lloyd Garrison, uitgever van anti-slavernijkrant The Liberator (De Bevrijder) en een van de oprichters van de American Anti-Slavery Society. De uitgever meende dat het levensverhaal van Douglass uitstekend gebruikt kon worden om het anti-slavernijsentiment aan te wakkeren. In een voorwoord bij de eerste uitgave van het werk zette Garrison de ontsnapte slaaf neer als een soort zwarte Patrick Henry, een bekende vrijheidsstrijder van de Amerikaanse Revolutie.
“en als een ‘echte man’, die de Amerikaanse Droom belichaamde door pure wilskracht uit het niets op te klimmen.” – Laura Visser-Maessen, voorwoord
Garrison’s voorwoord is ook opgenomen in de nieuwe Nederlandse vertaling. Na de eerste publicatie van zijn autobiografie groeide Douglass uit tot een bekend en belangrijk figuur in de anti-slavernijwereld. Hij gaf talloze lezingen en bleef ook boeken en pamfletten schrijven. Vanwege zijn nationale roem had hij hierbij, in vergelijking met andere zwarte auteurs, relatief veel vrijheid.
Kenmerkend voor Douglass is onder meer dat hij probeerde af te rekenen met het stereotype beeld van de wat domme zwarte man. In zijn werken besteedde hij uitvoerig aandacht aan het innerlijke leven van de slaven om te bewijzen dat die wel degelijk een unieke, diepgaande ‘plantage-cultuur’ bezaten. Laura Visser-Maessen:
“Hij probeerde zichtbaar te maken wat blanken niet zagen of begrepen. Ook gebruikte hij zijn verhaal om degenen die misdaden begingen tijdens de slavernij publiekelijk te berechten, aangezien slaven niet mochten getuigen in echte rechtbanken.”
Uiteindelijk kwam het tot een breuk tussen de blanke abolitionist Garrison en de ontsnapte slaaf. Douglass ergerde zich met name aan het feit dat blanken zoals Garrison wilden bepalen hoe de anti-slavernijbeweging moest worden opgezet en geleid. Hij verhuisde daarom naar New York en zette een eigen krant op: The North Star. In de periode hierna werd Douglass steeds militanter, tot onvrede van Garrison. Zo stelde hij bijvoorbeeld dat de Amerikaanse Grondwet geweld tegen de slavernij goedkeurde. En nadat het Amerikaanse Hooggerechtshof in 1857 bepaalde dat zwarten geen staatsburger konden worden, begon Douglass steeds meer te voelen voor de gewapende strijd tussen het Zuiden en het vrije Noorden.
Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog rekruteerde Douglass zwarten voor het leger, waaronder zijn zonen. Na de oorlog bekleedde hij verschillende vooraanstaande posities. Zo was hij bijvoorbeeld federaal maarschalk, consul in Haïti en president van een bank. Douglass bleef zich onderwijl hard maken voor de rechten van zwarten. Zo streed hij bijvoorbeeld voor het Vijftiende Amendement, dat zwarten in 1870 stemrecht gaf. Op latere leeftijd maakte hij zich ook hard voor de rechten van vrouwen. Frederick Douglass overleed op 20 februari 1895 aan een hartaanval, nadat hij een speech over vrouwenrechten had gegeven. Hij ligt begraven op het Mount Hope Cemetery in Rochester, New York.
Boek: Het levensverhaal van Frederick Douglass – Vertaling Janet Luis
Ook interessant: Harriet Tubman (1823-1913) en de Underground Railroad