De Duitse natuurkundige Gabriel Fahrenheit (1686-1736) is de geschiedenisboeken ingegaan als de uitvinder van de kwikthermometer. Op de eerste thermometers werd de temperatuur dan ook niet afgemeten in graden Celsius, maar in graden Fahrenheit.
Fahrenheit, naast instrumentenmaker ook glasblazer, maakte gebruik van het scheikundige element kwik, een overgangsmetaal dat bij kamertemperatuur vloeibaar is. In zijn kwikthermometer wordt het kwik in een glazen balletje geplaatst dat overal precies even dik is. Naarmate de temperatuur hoger wordt zet het kwik verder uit en loopt het omhoog. De gebruiker kan de temperatuur vervolgens aflezen doordat aan weerszijden van de glazen buis een temperatuurschaal is geplaatst.
De Duitser ontwikkelde zijn eigen temperatuurschaal. Als nulpunt koos hij de laagste temperatuur die hij in zijn laboratorium kon bereiken met een mengsel van water, ijs en salmiak. De normale temperatuur voor het menselijk lichaam ligt in de Fahrenheitschaal op 98,6 graden en het kookpunt voor water ligt op 212 graden. Met zijn eigen schaal gaf de natuurkundige de eerste aanzet voor standaardisering van de temperatuurmeting.
Fahrenheit verkocht zijn kwikthermometer vanuit Amsterdam. Ze werden onder meer populair in Nederland, Duitsland en Groot-Brittannië en hierdoor werd ook de Fahrenheitschaal steeds bekender.
Gabriel Fahrenheit & Anders Celsius
In Nederland wordt de buitentemperatuur altijd uitgedrukt in graden Celsius. Deze temperatuurschaal werd in de achttiende eeuw ontwikkeld door de Zweedse uitvinder Anders Celsius (1701-1744).
In Amerika wordt nog wel de Fahrenheitschaal gebruikt. De beroemde uitvinder ligt begraven in de Kloosterkerk in Den Haag.
