In Nederland wordt, als je naar de menselijke geschiedenis kijkt, zeer loyaal omgegaan met mensen die geestelijke of lichamelijke beperkingen hebben. In de Oudheid was dat (veel) minder het geval, zo lezen we in de diepgravende studie van de Belgische historicus Christian Laes, Beperkt? Gehandicapten in het Romeinse Rijk (Davidsfonds, 2014).
Anders dan de titel aangeeft komen ook de Grieken, Hunnen en andere volken uit de Oudheid in het boek aan bod. Het boek leert ons dat ‘inferieure’ schepsels in de Oudheid dikwijls speeltjes zijn van de rijke oligarchische bovenlaag. Zij vrolijken hun banketten, feesten en schranspartijen op door misvormde antihelden te laten optreden, zodat de tafelgenoten ook nog wat te lachen hebben. Anderen, die op genezing aansturen, kiezen voor een drastische shocktherapie: zij zijn van mening dat je geestelijke beperkingen er met zweepslagen uit kunt slaan. Gelukkig zijn er ook invoelende medici, die zachtzinniger methoden voorstellen.
Foucault
In navolging van de bekende Franse filosoof Michel Foucault richt Laes de aandacht op de ‘zwakkere’ medemens, de mens die afwijkt van ‘de normalen’. Laes gebruikt veel primaire bronnen en geschriften, waaruit hij talloze voorbeelden haalt van menselijke beperkingen en de wijze waarop daar in de Oudheid mee omgegaan werd.
Alle soorten handicaps komen in het boek voorbij: geestelijk en mentaal beperkten, krankzinnigen, psychoten, doofstommen, blinden, stotteraars, dwergen, gebochelde mensen en kreupelen. De kracht van Laes is dat hij regelmatig terugwijst naar de huidige terminologie van handicaps, zoals te vinden is in de bekende DSM-classificaties, of met de huidige kennis de beschreven tekortkomingen analyseert. Laes slaagt er zo in om de handicaps uit de Oudheid op waarde te schatten.
Het negerspeeltje van de Hunnen
Rond 430 na Christus is de Germaanse generaal Flavius Ardabur Aspar (ca.400-471), die in dienst van de Romeinen vecht, op veldtocht in Afrika. Daar neemt hij verscheidene Moren gevangen, onder wie de misvormde neger Zercon. Ruim een decennium later, in het jaar 441, komt de gehandicapte Zercon tijdens een campagne op de Balkan in handen van de Hunnen, om precies te zijn van Bleda, de broer van de legendarische Attila. Bleda mag Zercon erg graag. De negerslaaf vergezelt zijn nieuwe meester op feestgelagen en oorlogscampagnes. Tijdens expedities krijgt het Moorse speeltje een veel te grote wapenrusting aan, tot groot plezier van de hofhouding en militairen.
Op een dag vindt Zercon het genoeg en slaat hij op de vlucht. Al snel pakken de Hunnen hem op en brengen hem geketend terug naar Bleda, die hem vraagt waarom hij ontsnapt is. Nederig geeft Zercon toe dat zijn ontsnapping een misdaad is. Maar de reden van zijn ontsnapping is zeker niet de baas of zijn werk, maar – zo onderstreept Zercon – zijn verlangen naar een vrouw. Bleda barst in lachen uit en schenkt de slaaf een mooie vrouw uit de hofhouding.
Als Bleda in 445 sterft, breken er moeilijk jaren aan voor Zercon. Attila krijgt een steeds grotere hekel aan de misvormde neger en kan niet lachen om zijn verschijning of zijn grappen. Tijdens onderhandelingen met de Romeinen, in 449 bij de Sava-rivier – een grote zijrivier van de Donau op de Balkan – schenkt Atilla de slaaf aan de Romeinse veldheer Aëtius. Deze transfer is voor Zercon extra wreed, omdat hij zijn mooie vrouw moet achterlaten. Al snel keert Zercon terug bij Atilla om zijn vrouw terug te vragen. Atilla is woedend dat Zercon is teruggekomen, en, terwijl iedereen onbedaarlijk lacht om de timide verschijning van de slaaf, is Atilla woedend en vertrekt geen spier. Hoe het verder is afgelopen met Zercon is onbekend, maar het is natuurlijk wel een prachtig verhaal.
De gekke ‘Alexander de Grote’
Rond 325 v.Chr. doet Alexander de Grote, in de stad Babylon, mee aan een balspel. Als hij terugkeert om zijn kleding weer aan te trekken, blijkt dat zijn kloffie is verdwenen. Wat was er gebeurd? Laes schrijft:
“Op de troon trof men een zwijgende jongeman aan, gehuld in Alexanders gewaad en de koninklijke diadeem. Na een lang stilzwijgen gaf de jongeling dat hij Dionysus heette, uit het Griekse Messenië afkomstig was en een lange tijd in de gevangenis had gezeten. Daar was Serapis [een hellenistische god] aan hem verschenen. Hij had zijn ketens losgemaakt en hem naar de troon gebracht met de opdracht de koninklijke uitrusting aan te trekken. Psychiaters herkennen in de stakker een psychoticus met waandenkbeelden. In antieke ogen werd zijn gedrag als een slecht voorteken van Alexanders nakende dood geïnterpreteerd.” (75)
Rigoureuze therapie
Welke oplossingen of geneeswijzen stellen de antieke geneesheren voor bij mensen die afweken van het ‘normale’ patroon? Twee soorten therapieën springen in elk geval in het oog. De Romeinse schrijver en ‘psychotherapeut’ Aulus Cornelius Celsus (geboren rond 25 v.Chr.) stelt in zijn achtdelige werk De Medicina bij mentale stoornissen of geestesziekten een rigoureuze aanpak voor:
“Als een gek (insanientem) niet luistert naar wijze raad, dan bestaat de beste behandeling uit bepaalde folteringen. Wanneer hij iets verkeerds zegt of doet, dan moet hij bedwongen worden door honger, boeien of zweepslagen. Hij moet ertoe gedwongen worden aandachtig te zijn, iets te leren en zich dingen te herinneren. Zo zal het gebeuren dat hij geleidelijk door angst ertoe gebracht wordt na te denken over wat hij doet.” (85)
Begripvolle aanpak
Andere medici zijn begripvoller en meer invoelend jegens de patiënt. Voor mensen die leden aan manies, stelt de Romeinse arts Caelius Aurelianus – hij leefde in de vijfde eeuw – een zachtzinnige therapie voor gericht op prikkelreductie:
“Het past eerst en vooral dat ze op een plaats liggen die voldoende verlicht en verwarmd is, zonder lawaai, zonder opvallende schilderingen. De vensters mogen niet te laag zijn en de kamer bevindt zich beter niet op de hogere verdiepingen, maar wel gelijkvloers. Heel geregeld hebben krankzinnigen zich namelijk naar beneden gestort. Hun bed moet stevig zijn en weg staan van de ingang, opdat wie binnenkomt de patiënt niet zou zien en de patiënt door zoveel gezichten te zien niet nog waanzinniger zou worden. Ook moet het beddengoed zacht zijn, hun ledematen dienen gemasseerd en soms ook vastgehouden te worden, evenwel op een zachtzinnige wijze.” (86)
Welke therapie er ook toegepast werd, over het algemeen hebben mensen met beperkingen – maar liefst 15 procent van de wereldbevolking – het in onze hedendaagse maatschappij goed vergeleken met de patiënten uit de Oudheid. Ondanks de bezuinigingen die ook de zorg voor zwakkeren in onze samenleving raken. Beperkt? Gehandicapten in het Romeinse Rijk is hoe dan ook een must voor diegenen die geïnteresseerd zijn in de Oudheid en/of in medische geschiedenis.