Dark
Light

Een Romein over China

4 minuten leestijd
Chinese ruiter (Wei-dynastie)
Chinese ruiter (Wei-dynastie; Volkenkundig museum, Leiden)

Ammianus Marcellinus was een Romeinse oud-officier die tegen het einde van de vierde eeuw n.Chr. besloot een geschiedwerk te schrijven. En wat voor geschiedwerk! In de eerst-overgeleverde boeken vertelt hij over opkomst, regering en ondergang van keizer Julianus. Een spannend verhaal. Daarna vertelt hij over de tijd van de keizers Valentianus en Valens. Al even boeiend. Je merkt dat Ammianus probeert zo objectief mogelijk te zijn. Des te jammerder dus dat de eerste helft van het geschiedwerk verloren is gegaan. Ik had graag gelezen wat hij over de crisis van de derde eeuw en de keizers Diocletianus en Constantijn te melden had.

Af en toe is Ammianus wat pedant. Als Julianus besluit op te trekken tegen het Perzische Rijk, moet hij natuurlijk uitleggen wat dat was. Dat zou elke antieke geschiedschrijver hebben gedaan. Maar Ammianus gaat helemaal uit zijn dak en geeft in hoofdstuk 23.6 een overzicht van heel Azië, waarin hij alle informatie propt waarover hij beschikt. Niemand kon hem verslijten voor onbelezen.

En zo hebben wij toch maar mooi een Romeinse beschrijving van China. En die spiegelt keurig met de Chinese beschrijving van Dà Qín: allebei zijn het halve utopieën. Hieronder wat citaten in de vertaling van Daan den Hengst.

De Zijderoute

Aan Sogdië grenst het gebied van de Saken, een woest volk dat ongecultiveerd land bewoont, alleen geschikt voor veeteelt, en daardoor ook geen steden kent. Daarboven verheffen zich de gebergten Ascanimia en Comedus. Langs de uitlopers van deze bergen en een nederzetting die ze de “Stenen Toren” noemen loopt een heel lange weg, die gebruikt wordt door handelaars die af en aan reizen naar China.23.6.60

Deze passage is via de aardrijkskundige Ptolemaios van Alexandrië en zijn bron Marinus van Tyrus te herleiden tot een zekere Maes Titianus, die in de eerste eeuw naar China is gereisd. Zijn route is onvoldoende bekend om de twee bergketens en de Stenen Toren te identificeren, al is het verleidelijk te denken aan de Fergana-vallei: een goed-bekende route waar de reiziger zich realiseert tussen twee rijen bergen door te reizen. In elk geval: we zitten hier in de regio van Kirgizië en Tadzjikistan. Dus zeg maar het Pamirmassief.

Pamir-gebergte
Pamir-gebergte (CC BY 3.0 – AmanovDmitry – wiki)

In het volgende fragment bereiken we China vanuit het westen. De Romeinen wisten dat aan het einde van de Zijderoute het land was van de Seres ofwel Zijde-mensen.

De Imavus

Voorbij de Skythen aan deze zijde en aan gene zijde van het Imavusgebergte, tegenover de oostelijke hemelstreek en omgeven door hoge, tot een kring aaneengesloten bergmassieven, wonen de Seres, die beroemd zijn om de vruchtbaarheid en de uitgestrektheid van hun gebied.

Aan de westzijde grenst het aan het land van de Skythen. Ten noorden en oosten ervan liggen met sneeuw bedekte verlatenheden. Waar zij uitzien op het zuiden strekt hun gebied zich uit tot India en de Ganges. De bergen die daar liggen dragen de namen Anniba, Nazavicium, Asmira, Emodus en Opurocorra.23.6.64

Zestiende-eeuws geïdealiseerd portret van Claudius Ptolemaeus, 1584
Zestiende-eeuws geïdealiseerd portret van Claudius Ptolemaeus, 1584
De Imavus is een bergketen die zich volgens de Griekse en Romeinse geografen vanaf de Himalaya uitstrekte van zuid naar noord. Opnieuw ruwweg het Pamirmassief. De vijf bergen aan het einde kennen we ook uit Ptolemaios, die ze plaatst in die Imavus. Ammianus plaatst ze in het zuiden. Als de kring van aaneengesloten bergmassieven slaat op Xinjiang, moeten de twee rivieren in het volgende citaat liggen in het Tarimbekken.

Xinjiang?

Met kalme gang doorsnijden twee beroemde rivieren, de Oechartis en de Bautis, deze hoogvlakte en deze uitgestrekte landerijen. De verschillende gebieden zijn ongelijk van karakter: hier is het vlak, daar weer licht glooiend en zo kent het een weelde aan graan, vee en vruchtbomen. Op deze zeer vruchtbare grond leven verschillende volkeren, van wie de Menseneters, de Anibi, de Sizyges en de Chardi blootgesteld zijn aan noordenwinden en vrieskou. Naar de opgaande zon kijken de Rabannae, de Asmirae en de luisterrijkste van allen, de Essedonen, naast wie aan de westzijde de Athagorae en de Aspacarae wonen. De Baetae wonen tegen de hoge hellingen van de bergen op. Zij zijn trots op hun steden, die wel niet talrijk zijn, maar wel groot en welvarend; de mooiste en bekendste zijn Asmira, Essedon, Asparata en Sera. 23.6.65

Bijna allemaal onbekende namen, met drie mogelijke uitzonderingen. Om te beginnen zijn er de Essedonen, die we uit Chinese bronnen kennen als de Wu-Sun: een nomadische federatie die in de loop van de geschiedenis van Xinjiang bewoog naar Kazachstan. De naam van de Baetae zou kunnen voortleven in Bhutan. En Sera, tot slot, is niets anders dan de hoofdstad van de Zijde-mensen. Het probleem hier is dat deze geografische namen op verschillende momenten betrekking hadden op verschillende plaatsen. De Wu-Sun verhuisden naar het westen en de Chinese hoofdstad verschoof van Xi’an naar Luoyang.

China

De Chinezen leiden een vreedzaam bestaan en laten zich nooit in met wapens en gevechten. Het zijn bedaarde en kalme mensen en daarom houden ze van vrede en vallen zij geen van hun buren lastig.

Het klimaat is bij hen aangenaam en gezond. De lucht is zuiver; zachte winden waaien er allerbehaaglijkst en overal ziet men schaduwrijke bossen. Het product van de bomen uit deze bossen bewerken zij tot een soort doeken door het keer op keer met water te besprenkelen en zij kaarden de fijne en dunne draden van vochtige wol en weven ze tot zijde, die vroeger alleen door de aanzienlijken mocht worden gedragen, maar nu ook zonder onderscheid aan het lagere volk ten goede komt.

Van alle mensen leven zij het soberst; ze zijn gehecht aan een vreedzaam bestaan en vermijden het contact met andere stervelingen. Wanneer vreemdelingen de grensrivier oversteken om textiel of andere zaken te kopen, bepalen zij zonder een woord te zeggen de waarde van de aangeboden koopwaar alleen met de ogen, en ze zijn zo onbaatzuchtig dat ze de eigen producten overhandigen, maar zelf niets van vreemden kopen.23.6.67

Zoals gezegd: Ammianus’ beschrijving van China heeft iets van een utopie. Net zoals de beschrijving die Fan Ye in de Houhan Shu gaf van het land Dà Qín. De overeenkomst kan natuurlijk berusten op toeval. Het kan echter ook zijn dat reizigers, naarmate ze langer onderweg zijn, graag beloond willen zijn met hun eigen Shangri-La en hun beschrijvingen bij terugkeer dienovereenkomstig opleukten. Het zij de avonturiers vergeven.

Historicus, webmaster van Livius.org en docent bij Livius Onderwijs. Hij publiceerde verschillende boeken.

×