Dark
Light

Geheimen geeft Gooise heide mondjesmaat prijs

‘Kampje’ Laren mogelijk door Spaanse leger gebruikt vlak voor bloedbad Naarden (1572)
10 minuten leestijd
Voor de argeloze wandelaar nauwelijks zichtbaar: in het midden van links naar rechts de zuidzijde van de wal rond kamp Laren 1.
Voor de argeloze wandelaar nauwelijks zichtbaar: in het midden van links naar rechts de zuidzijde van de wal rond kamp Laren 1. (Foto Dian Suwarsaputri)

Heel bijzondere vierkante aarden wallen op de Gooise hei tussen Laren en Hilversum zijn voor onderzoekers al twee eeuwen een mysterie. Recent onderzoek door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft nu uitgewezen dat ze stammen uit de vijftiende of zestiende eeuw. Maar waarvoor deze ‘kampen’ oorspronkelijk zijn gebruikt, is nog steeds niet zeker, al kan nu wel worden uitgesloten dat het akkertjes zijn geweest.

Sinds in geschiedenis geïnteresseerde leken en ook wetenschappers zo’n twee eeuwen geleden het oog lieten vallen op de Gooise heidevelden is er nogal wat aangetroffen. Denk aan sporen van Neanderthalers, aan zo’n 3.500 tot 4.500 jaar oude grafheuvels, aan vuursteen- en aardewerkvondsten. Onder meer de Zuiderheide, Westerheide en Bussummerheide tussen Hilversum, Bussum en Laren bleken rijke vindplaatsen.

Pas wie in de greppel staat, ziet duidelijk dat de wal hoger ligt.
Pas wie in de greppel staat, ziet duidelijk dat de wal hoger ligt. (Foto Dian Suwarsaputri)
Maar op de Zuider- en Westerheide is nóg een fenomeen aangetroffen en dat is tot voor kort altijd een compleet raadsel geweest: zogenoemde ‘kampen’, omsloten door zo’n 40 centimeter hoge, inmiddels afgevlakte aarden wallen en ongeveer 60 centimeter diepe greppels. Die kampen zijn vierkant of ruitvormig met 60 tot 100 meter lange zijden.

Oorspronkelijk zijn er zes van die kampen geweest, drie aan drie verdeeld over de grondgebieden van de in 1424 van elkaar gescheiden rechtsgebieden (bannen, gemeenten) Laren en Hilversum. De drie op Larens grondgebied zijn er nog, op Hilversumse grond resteert er één. Volgens het jongste onderzoek van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) lag een van de verdwenen Hilversumse kampen bij de Crailose Brug over het spoortraject Hilversum-Bussum. Het is na de Tweede Wereldoorlog verdwenen onder de bebouwing van de woonwijk Hilversum-Noord. Waar het andere verdwenen kamp lag, laat het RCE-rapport onvermeld. In een ouder rapport (Wimmers en Van Zweden 1992, zie de bronnen onderaan dit stuk) staat dat dit kamp ‘ten westen van de Bussummerheide’ lag. Het zal dus zijn verdwenen door de grootschalige zandwinning die daar in het verleden plaatsvond. Overigens zijn de vier resterende kampen in 1972 aangemerkt als rijksmonumenten.

Schapenkampjes?

Maar wanneer zijn die kampen aangelegd en waartoe dienden ze toen? De Hilversumse notaris en amateur-historicus/archeoloog Albertus Perk (1795-1880) was de eerste die ze schriftelijk vermeldde. Dat was in 1842. Perk had geen gegevens over ouderdom en oorspronkelijk gebruik. Sindsdien is er heel wat gespeculeerd. Het zouden akkertjes zijn geweest of militaire kampementen, bijenstallen, wijkplaatsen voor vee of plekken om schapen samen te drijven.

Nog goed zichtbaar is waar de langste proefsleuf door de wal heen is gegraven. Het bremstruikje links staat aan de voet van de wal, ervoor loopt de greppel.
Nog goed zichtbaar is waar de langste proefsleuf door de wal heen is gegraven. Het bremstruikje links staat aan de voet van de wal, ervoor loopt de greppel. (Foto Dian Suwarsaputri)

“Wij interpreteren deze kampjes als schapenkampjes”, noteerden de al genoemde Wimmers en van Zweden in 1992. Ze verwezen naar de bloei van de textielnijverheid in Naarden in de vijftiende en zestiende eeuw en ze spraken het vermoeden uit dat de kampjes dus ook uit die periode stammen. Daarbij zagen ze over het hoofd dat de Naarder textielnijverheid voor Gooise boeren wel van belang was voor betaald werk (spinnen, kaarden, vollen), maar niet als afnemer van hun wol. Wol van de kwaliteit die ze nodig hadden, kochten de Naarders elders. Zie bijvoorbeeld deze passage uit 1998 in het Hilversums historisch tijdschrift Eigen Perk:

(…) het ligt niet langer voor de hand te denken (…) dat de Gooise schapen er voor de Naardense lakenindustrie zouden zijn geweest als je weet dat Naarden zijn wol uit Engeland en Westfalen haalde. Nee, die schapen waren er primair voor de mest (broodnodig op de schrale zandgronden) en de wol was slechts een bijprodukt, bedoeld voor plaatselijk gebruik.

Nieuw onderzoek

Omdat inmiddels meer dan in de jaren negentig bekend is over het gebruik van de Gooise heide en omdat de onderzoekstechnieken flink zijn verbeterd, besloot de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in overleg met de terreineigenaar, het Goois Natuurreservaat, zo’n vijf jaar geleden tot nieuw onderzoek naar de kampjes op de hei.

Met het blote oog zoeken vrijwilligers van AWN Naerdincklant in het onderzoeksgebied.
Met het blote oog zoeken vrijwilligers van AWN Naerdincklant in het onderzoeksgebied. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

Aan dat onderzoek zijn ook belangrijke bijdragen geleverd door het Centrum voor Isotopenonderzoek (CIO) van de Rijksuniversiteit Groningen en het Nederlands Centrum voor Luminiscentiedatering (NCL) van Wageningen University & Research. Bij het veldonderzoek hielpen vrijwilligers van de afdeling Naerdincklant van archeologievereniging AWN. In verband met aangetroffen zeer oude muizenkeutels is een beroep gedaan op de natuurwetenschappelijke afdeling van het Nationalmuseet (Nationaal Museum) in Kopenhagen. Zelfs de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (EOD) in Soesterberg moest eraan te pas komen, namelijk toen onderzoekers op een verdacht projectiel waren gestuit. “Het bleek gelukkig om een ongevaarlijke oefengranaat te gaan”, aldus het onderzoeksrapport.

De onderzoekers richtten zich op kamp Laren 1 op de Westerheide, omdat dat van de nog resterende vier het best bewaard is gebleven. Na grondig bureauonderzoek (eind 2019-begin 2021), waarbij onder meer literatuur is bestudeerd, volgde in januari en februari 2022 het veldwerk. In en vlak buiten kamp Laren 1 werden onder meer 23 boringen gedaan en drie proefsleuven gegraven en bekeken, waarvan de langste (57 x 4 meter) door de ruim vier meter brede zuidelijke wal heen is gegraven. Verder is het gebied met zowel het blote oog als met een metaaldetector afgezocht. Tot slot kwam het aan op het rangschikken en interpreteren van de vergaarde gegevens. Alles vond zijn weg naar het eindrapport. Naar een formulering die de Leidse onderzoeker L.J.F Janssen in 1856 gebruikte, kreeg het rapport als titel Overoude kampen van vierkante gedaante.

Locatie van de drie proefsleuven en de 23 boringen in en rond kampje Laren 1. Het groene vlak geeft aan waar inmiddels een stukje bos is ontstaan.
Locatie van de drie proefsleuven en de 23 boringen in en rond kampje Laren 1. Het groene vlak geeft aan waar inmiddels een stukje bos is ontstaan. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

En? Heeft het onderzoek opgeleverd waarnaar zo reikhalzend is uitgekeken? Ja en nee. Ja, op de vraag over de ouderdom van de kampen is nu een antwoord, maar nee, over het oorspronkelijke gebruik valt nog steeds niet met zekerheid iets te zeggen.

Datering

Aan de oostelijke zijde van de wal (midden) is in de loop der tijd een stukje bos gegroeid. Rechts naast de wal ligt de greppel.
Aan de oostelijke zijde van de wal (midden) is in de loop der tijd een stukje bos gegroeid. Rechts naast de wal ligt de greppel. (Foto Dian Suwarsaputri)
Eerst de ouderdom. Wie leest dat de onderzoekers twee kleine kuiltjes (doorsneden 35 en 60 centimeter) hebben gevonden met daarin houtskool (in eentje vermengd met muizenkeutels), veert allicht op: dan konden de kampjes wel eens heel oud zijn, misschien wel zo oud als de grafheuvels verderop op de hei. Inderdaad bleek het eikenhout dat de grondstof was voor de houtskool te dateren tussen 1233 en 1959 voor Christus. Heel oud dus, maar helaas, de houtskoolkuiltjes staan los van de aanleg van kamp Laren 1 en zijn veel ouder dan het kampje. Alleen al het feit dat een van de kuiltjes ónder de aardwal is gevonden is daarvoor een aanwijzing.

De echte ouderdom van het kamp rolde uit zogeheten post-IR IRSL (pIRIR)- en OSL-onderzoek. Beide methoden meten wanneer opgegraven zandkorrels voor het laatst aan licht zijn blootgesteld – in dit geval dus: wanneer mensen met scheppen bezig zijn geweest om de greppel te graven en de wal op te werpen. De metingen leiden tot de conclusie dat het kamp in de vijftiende of zestiende eeuw is aangelegd en wellicht eerder tegen het einde dan het begin van die periode. Het grootste deel van de greppel is begin zeventiende eeuw weer opgevuld met laagjes zand en aarde. ‘Onduidelijk’ is volgens de onderzoekers ‘in hoeverre dit samenhangt met het in onbruik raken van het complex of met het gebruik’. Anders gezegd: dat de greppel ondieper werd doordat er zand en aarde in belandde, kan zijn gekomen door menselijke activiteit, maar net zo goed door weer en wind. Aanwijzingen dat de wallen na aanleg nog eens zijn opgehoogd en de greppel opnieuw uitgegraven zijn er in elk geval niet. Hoe dan ook, eindelijk weten we nu dat de kampen stammen uit de vijftiende of zestiende eeuw.

Zoeken met een metaaldetector.
Zoeken met een metaaldetector. (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

En waarvoor zijn ze dan gebruikt? Dat is een lastiger vraagstuk. Voor een antwoord moeten de onderzoekers zich baseren op wat ze in kampje Laren 1 vonden én wat ze er juist niet vonden. Er zijn vooral heel veel metaalvondsten gedaan. Denk bijvoorbeeld aan patronen van Beaumont-geweren en Hembrug M95-geweren, wapens die in de periode 1870-1945 in gebruik waren bij het Nederlandse leger. Ook lag er munitie van het uzi-pistoolmitrailleur, bij de Nederlandse krijgsmacht in gebruik van 1960 tot 1998. Van sommige soorten munitie zijn wel kogels aangetroffen, maar geen hulzen. De onderzoekers leiden daaruit af dat van een afstand zal zijn geschoten op doelen die waren opgesteld op de wal van het kampje. Het wekt allemaal geen verbazing, want de Westerheide was van 1844 tot 1990 in gebruik als militair oefenterrein.

Aan andere vondsten is er niet veel bijzonders. Een stuk aardewerk bijvoorbeeld uit de twintigste eeuw. Ook van de zes gevonden muntjes kregen de onderzoekers geen rode oortjes. De oudste is een Hollandse duit uit 1732, vermoedelijk verloren door een voorbijganger. Het jongste muntje is een sterk aangetaste cent uit 1960. Bij een militair uit zijn zak gerold?

Militairen in het legerkamp op de hei bij Laren. De foto is gemaakt in de periode 1900-1910.
Militairen in het legerkamp op de hei bij Laren. De foto is gemaakt in de periode 1900-1910. (NIMH/collectie Koninklijke Landmacht)

Maar er is natuurlijk meer: stoffen die zijn aangetroffen in de zogeheten geochemische grondmonsters. Wat opvalt aan het lijstje met gemiddelde waarden van de stoffen in de monsters, is dat er vrijwel geen P2O5 (fosfaat) is aangetroffen, namelijk maar 0,09 procent. Dat ligt onder de zogeheten detectiegrens voor deze stof (0,1 procent). Wie stelt dat een stuk grond fosfaat bevat, moet in monsters een concentratie kunnen laten zien van ten minste 0,1 procent (en liefst meer). Bij kamp Laren 1 is dat dus niet zo. Dat is belangrijk, want de aanwezigheid van een serieuze hoeveelheid fosfaat betekent dat er mestresten in de grond zitten. Maar niet in de grond van dit kamp dus. Het is voor de onderzoekers een zwaarwegend gegeven om te concluderen dat het kamp in elk geval geen akker is geweest. Akkerbouw op de schrale Gooise zandgrond zónder bemesting valt immers uit te sluiten.

Er zijn trouwens meer argumenten tegen de kampen als oude akkertjes. Zo zijn er binnen de wal geen spit- of ploegsporen aangetroffen. Ook, maar daarover reppen de onderzoekers niet, lijkt het nogal onlogisch om midden op de hei een paar akkertjes aan te leggen. Met vermoedelijk minder moeite konden de boeren de eng (akkers) rond hun dorp iets uitbreiden. Dat scheelde bovendien nodeloos geloop naar eventuele akkertjes op de hei. Enigszins houtsnijdende argumenten die ervoor pleiten dat de kampjes wél akkertjes zijn geweest zijn er volgens de onderzoekers niet.

Van alle speculaties over het oorspronkelijke gebruik blijven na schifting twee serieuze opties over: schapenkamp of militair kamp. Vóór de optie schapenkamp kunnen volgens de onderzoekers twee argumenten worden aangevoerd, tegen zes. Zo zijn er geen sporen gevonden van schapenmest en ook geen andere grondsporen die op schapenhouderij wijzen. In schriftelijke bronnen is geen enkele steun te vinden voor schapenkampen op de hei. En in gebieden (Oost-Nederland) waar veel meer schapen werden gehouden dan in het Gooi zijn geen schapenkampen in de open lucht bekend die vergelijkbaar zijn met de Gooise kampen.

Mede op grond van dit laatste onderstreept het Goois Natuurreservaat in een persbericht: “In Nederland en zelfs in heel Europa zijn dit soort kampjes verder niet bekend.”. Nu zijn ze best bijzonder, maar volkomen uniek toch niet. In hun al aangehaalde rapport schreven Wimmers en Van Zweden in 1992:

Een dergelijke vierkante omwalling met een zijde van 108 m ligt op ongeveer 2,5 km ten zuiden van Nijkerk: de Kruishaarderberg. De veldnaam ‘Kruishaarderheide’ duidt aan dat er hier vroeger heide lag. In 1922 en 1963 is hier archeologisch onderzoek verricht, waarbij bleek dat de wallen op een 30 cm hoge ‘fundering’ van plaggen waren aangelegd. Er werd alleen materiaal uit de achttiende eeuw of jonger gevonden.

Behalve argumenten tegen de optie schapenkampen, zijn er ook enkele argumenten voor. Zo zien de kampjes er erg planmatig uit, zowel wat betreft ligging als uitvoering. Dat past volgens de onderzoekers wel bij een collectieve organisatie als die van de toenmalige erfgooiers/schapenhouders. ‘In theorie’ sluiten ze daarom niet uit dat de kampen misschien toch zijn aangelegd met het oog op schapen, bijvoorbeeld om die eens per jaar te tellen en te scheren.

Bloedbad van Naarden

Tot slot de optie dat het zou gaan om oorspronkelijk militair gebruik van de kampen. Daartegen pleit dat er in die richting geen vondsten zijn gedaan of grondsporen aangetroffen uit de periode vijftiende tot begin zeventiende eeuw en dat de kampjes vrijwel geen bescherming bieden in militaire zin. Ook is er over oorspronkelijk militair gebruik niets bekend uit schriftelijke bronnen. Maar hun planmatigheid springt opnieuw in het oog. Denk aan de grotendeels gelijke afmetingen (rond 90 x 90 meter) en aan het feit dat vier van de oorspronkelijk zes kampjes een ruitvorm hebben/hadden.

Moordend en plunderend trokken Spaanse militairen in 1572 door Naarden. Ets, anoniem, naar Frans Hogenberg, 1613-1615.
Moordend en plunderend trokken Spaanse militairen in 1572 door Naarden. Ets, anoniem, naar Frans Hogenberg, 1613-1615. (Rijksmuseum)

Toch sluiten de onderzoekers niet uit dat de kampjes na hun aanleg kortstondig door militairen kunnen zijn gebruikt. Ze wijzen op de Spaanse troepen van generaal Don Frederik (zoon van Alva). Op weg naar vestingstad Naarden sloeg Don Frederik zelf op 30 november 1572 zijn kamp op in wat toen Laag-Bussum heette. De kampjes op de heide liggen daar niet zo ver vandaan, bovendien liggen ze op een kilometer of vijf van het toenmalige Naarden (de vesting). Op 1 december trokken de Spanjaarden de vestingstad (die zich had overgegeven) binnen en richtten onder de bevolking een vreselijk bloedbad aan met naar verluidt zo’n achthonderd doden als gevolg.

Alles overziend kunnen de onderzoekers niet verder gaan dan dit:

(Er) zijn enkele indirecte aanwijzingen, vooral voor een mogelijk tijdelijk gebruik als militair kamp en, in mindere mate, voor het inscharen van schapen. Maar deze zijn door het ontbreken van historische bronnen te mager om een definitieve uitspraak te kunnen doen over het primaire gebruik.

Daarom besluiten ze met de opmerking dat de kampjes op de hei tussen Hilversum, Bussum en Laren ‘voor wat betreft hun functie een enigma (raadsel, red.)’ blijven.

Bronnen â–¼

– J. van Doesburg, J.W. de Kort en J. Roorda (red.): Oeroude kampen van vierkante gedaante (Amersfoort 2024).
– Mysterie op de Westerheide in Laren opgelost? (Goois Natuurreservaat, 30 augustus 2024).
– Eeuwenoud Goois mysterie: schapen of militairen? (De Gooi- en Eemlander, 31 augustus 2024).
– W.H. Wimmers, R.R. van Zweden: Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden (Wageningen 1992).
– Terugblik. Onder de hei. In: Eigen Perk 1998/1.

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 52.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×