De Saksische graaf Hermann Pückler, al legendarisch tijdens zijn leven, reisde vanwege het avontuur en om rijke vrouwen (en een slavin) aan de haak te slaan. Tevens ging hij op pad om Engelse landschapsparken te bestuderen.
Hermann Pückler werd geboren in Schloss Muskau in 1785, nu vlakbij de Poolse grens gelegen. Hij leed onder een ongelukkige jeugd met ruziënde ouders en een Spartaanse opvoeding bij streng religieuze hernhutters. Zijn rechtenstudie wist hij niet af te maken en hij verkwanselde geld van zijn vader. Een bediende die naar hem in Dresden werd gestuurd om zijn schulden af te lossen, werd door de jonge Pückler met champagne dronken gevoerd. Vervolgens deden zijn vriendjes zich voor als schuldeisers, die zogenaamd zijn schulden afbetaalden.
Reizen
Als twintiger reist Pückler van 1807 tot 1810 door Midden en zuid Europa, waarover hij later een dagboek publiceert: Jugendwanderungen. Hij reist samen met de bevriende Duitse arts dr. Muller te voet (met in zijn rugzak boeken over Latijnse grammatica en de kerkgeschiedenis), per ezel of ze varen mee met binnenschepen op de Rhone.
Er vallen gaten in Puckler’s dagboek als hij een liaison heeft, zoals in Siena en later op Malta met gravin Von Gallenberg (de grote liefde van Beethoven). Met zijn reisgezel woont hij in Napels het carnaval bij en op de kraterrand van de uitgebarsten Vesuvius kijken ze naar lavastromen (een glas dat ze erin werpen, smelt ter plekke). Omdat hij al zijn geld verliest aan een speeltafel in Rome, moet hij zijn vader opnieuw verzoeken geld te sturen. Op de terugreis bezoekt hij Goethe in Weimar, waar deze een landschapstuin heeft aangelegd en de jonge Pückler adviseert zijn belangstelling hiervoor verder uit te bouwen:
U schijnt er talent voor te hebben. De natuur is het dankbaarste, maar ook meest ondoorgrondelijke studieobject, want het maakt de mens, die dat wil zijn, gelukkig.
Landschapstuinen
In 1813 vecht Pückler onder andere bij Antwerpen als majoor met de Russische en Engelse troepen tegen de Fransen. Hij blinkt uit door zijn moed. Na de vrede reist hij naar Engeland in 1814, mede om nader kennis te maken met de Engelse landschapstuinen. Na een jaar keert hij met enkele volbloedpaarden terug naar Muskau.
![De rijdende hefboom om bomen mee te verplanten](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/hefboom-puckler.jpg)
Voor 4000 taler koopt hij de titel Fürst om zijn kansen op de huwelijksmarkt te vergroten en hij werkt aan het omvormen van het slotpark tot landschapspark. Daarbij wordt geen enkele moeite gespaard. Zo werken er tweehonderd arbeiders aan en Pückler laat tientallen volgroeide bomen op een familielandgoed bij Cottbus uitgraven. Met een speciale hefboomwagen, voorzien van twee grote spaakwielen, laat hij ze, tot wel tweeëntwintig meter lang, naar Muskau transporteren. Tussendoor maakt hij een ballonvaart boven Berlijn:
Niets mooiers kun je bedenken als het zicht op de kleiner wordende mensen, straten, huizen en uiteindelijk ook de hoogste torens. Hoe de geluiden wegsterven tot een zacht achtergrondgeruis en tenslotte overgaan tot een volledig stilte.
De tocht eindigt in een boom, totdat bij zonsopgang een voorbijkomende officier te paard ladders en hulp optrommelt.
In 1816 verlooft Pückler zich met grafin Lucie Pappenheim. Hij verkiest haar boven twee andere huwelijkskandidaten, mede omdat zij een rijke erfgename is. Vanwege het mineraalrijke grondwater bouwt Lucie Muskau met diverse badvoorzieningen uit tot een kuuroord: Bad Muskau.
![Het buitenverblijf van Bad Muskau](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/Bad-Muskau.jpg)
Van 1826 tot 1829 verblijft Pückler opnieuw in Engeland, waar hij luxueus rondreist en verblijft in het vermaarde Clarendon Hotel in Londen. Hij stort zich in het aristocratische gezelschapsleven en vermaakt zich met paardenraces en theater. Daarnaast verdiept hij zich in de plaatselijke mode en het gevangeniswezen. Door koning George IV wordt hij tot ridder geslagen (de koning mist echter, met als gevolg opwaaiende poederwolken uit Puckler’s pruik) in het ‘Indiase’, sprookjesachtige Royal Pavillion in Brighton, dat nog steeds bestaat.
Pückler maakt deze reis overigens op advies van Lucie, na een formele scheiding, met als achterliggend doel een rijke aristocrate of weduwe aan de haak te slaan om zijn hobby’s, zoals zijn geld verslindende park, te bekostigen. Hij wordt in de Britse pers gekscherend prins Pickle genoemd en in een roman van Charles Dickens karikaturaal ten tonele gevoerd als graaf Smorltork, die slecht Engels spreekt, alles verkeerd begrijpt en desondanks dikke boeken over Engeland schrijft. In 1829 keert hij ‘zonder inkomstenbron’ terug naar Muskau. Maar zijn reisbrieven aan Lucie worden gebundeld tot een boek en mede door loftuitingen van Goethe in Berlijn een bestseller en in Amerika succesvol verkocht. Pückler wordt geroemd als scherp waarnemer met oog voor het wezenlijke.
Oriënt
Vanaf 1834 maakt hij een tien jaar durende reis door de Oriënt. Hij komt met het schip De Krokodil in Algiers aan, reist als bedoeïen gekleed, met pistolen in een gordel om zijn middel, door het Atlasgebergte. Zijn karavaan omvat, naast jagers en een tolk, kamerdienaar Mustafa, twee zwarte hulpjes, kamelen, paarden, een slaapwagen vol beddengoed, tenten, een luchtmatras, ketchup, een waterketel (tegelijkertijd koffiemachine) en een kleine huisapotheek.
Niet alleen Pückler’s hond Susannis vergezelt hem tot in Soedan, waar Stanley en Livingstone pas twintig jaar later doordrongen. Aan boord bevinden zich ook paarden voor uitstapjes onderweg, een schildpad en twee kleine krokodillen in een waterbassin en een Ibis-paar ruziet met een struisvogel. In een mimosaboom op de voorplecht huist een kameleon, terwijl aapje Abeleng vrij rondloopt. Onderweg wordt gejaagd op giraffen, nijlpaarden, krokodillen en antilopen. Tevens reist de dertienjarige slavin Machbuba mee, gekocht op de slavenmarkt van Cairo. Pückler schrijft over haar:
‘Het karakter van dit onbedorven meisje te bestuderen, waar de civilisatie nog niets aan verpest noch geleerd heeft, was tijdens de reis een grote bron van vreugde voor me’.
![De muziekkamer in Branitz](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/De-muziekkamer-in-Branitz.jpg)
Hij vergelijkt haar met de Venus van Titiaan en onderneemt onderweg uitstapjes in de woestijn met haar. Ze blijkt goed te kunnen paardrijden (ze zou een ontvoerde prinses uit Ethiopie zijn) en Pückler krijgt een steeds intiemere band met haar.
Bij terugkomst stelt Fürst Hermann aan Mehemed voor een kanalenstelsel aan te leggen tussen de Witte en de Blauwe Nijl. Hij wil vervolgens het Heilige land en Syrië bezoeken, waartoe hij weer alle medewerking krijgt. Maar de vriendschap met Mehemed bekoelt, onder andere omdat Pückler door een verboden gebied reist. Op de terugreis naar Muskau bezoekt de negenentwintigjarige componist Franz Liszt hem in zijn Weense hotel, waarna ze bevriend blijven. Pückler schrijft achteraf drie succesvolle boeken over deze reis. Machbuba, die taallessen krijgt en onderweg al ziek geworden is, overlijdt enige tijd later in Muskau met een foto van Pückler in haar hand. Tot jaren na haar dood blijft hij triest en enigszins stuurloos.
![Siervazen op het terras van het buitenverblijf in Branitz](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/Siervazen-buitenverblijf-Branitz.jpg)
Extravagant
In 1845 verkoopt hij vanwege geldgebrek zijn bezit in Muskau aan de Nederlandse prins Willem Frederik van Oranje-Nassau. Hij begint een tweede landschapspark aan te leggen op het familielandgoed in Branitz. Via een megafoon geeft hij aanwijzingen aan het personeel, trouw begeleid door een roedel honden en een tamme kraanvogel.
Qua extravagantie steekt Pückler de Beierse Ludwig II naar de kroon. Gekleed in Oriëntaalse gewaden rookt hij een waterpijp met Syrische latakiah-tabak en staat pas tegen de middag op. Tot zijn hofhouding behoort Joladour, een Moorse dwerg, in Egypte gekocht, de dwerg Billy Masser (hoofd van de huishouding, tevens schaakpartner) en hardloper Ernst Mensen, die sneller dan postkoetsen brieven bezorgt. Gasten zijn verplicht aan het diner te verschijnen, waartoe om negen uur de tamtam wordt geslagen. Als Pückler Berlijn bezoekt, paradeert hij in een open rijtuig, getrokken door vier herten met grote geweien, langs Unter den Linden en verwerft zo de bijnaam ‘Grab Hirsch’.
Kuurstadje
Als je tegenwoordig het voormalige Oost Duitsland doorreist, ligt daar aan de Neisse Bad Muskau. Een slapend, Spitszbürgerlich kuurstadje. Pückler’s voormalige landgoed (800 hectare, goed in stand gehouden) ligt daar zo maar ergens in het Duitse landschap gedumpt, met uitgestrekte gazons, boompartijen en watervalletjes, in een streek waar de aardkorst decennialang door gigantische bruinkoolgravers opengereten is, waardoor hele dorpen het veld moesten ruimen. Het park loopt tot in Polen door; een brug is aan Duitse zijde voorzien van een gestreepte grenspaal in de landskleuren geel-zwart-rood en aan Poolse zijde wit-rood geverfd.
![Oriëntaalse en andere sierelementen op muren en plafonds.](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/puckler-orientaals.jpg)
Pückler componeerde het landschap met zichtassen en geraffineerde doorzichten, panorama’s en uitzichtpunten. Vooral de witte, Oriëntaalse orangerie herinnert aan de charmeur, die er ananassen kweekte, destijds exotisch modefruit, om indruk te maken op potentiële liefdesslachtoffers. In het Schloss zelf, na Puckler’s tijd in Neo Renaissance stijl herbouwd, is een tentoonstelling over zijn leven, met Machbuba’s dodenmasker in ijzer afgegoten.
Gelegen langs de rivier de Spree ligt Branitz veertig kilometer noordwestelijker. Hier is zijn creatie bereikbaar met een smalspoor Waldbahn. Pückler begon dit park pas op zestigjarige leeftijd aan te leggen op vlakke zandgrond, waar tevoren alleen dennen wortel schoten. Hij liet opnieuw bomen verplaatsen met de hefboomwagen (een nagebouwd exemplaar staat in het park). Van de Engelsen had hij geleerd dat een boom na verplanting het beste gedijt door dierenkadavers als bemesting in het gegraven gat toe te voegen.
Melancholische dandy
In zijn slaapkamer staat een hemelbed met geplooide, afhangende gordijnen van rode velours. Indrukwekkend zijn enkele kamers op de tweede verdieping: monumentale kachels, bekleed met kleurige, keramische tegeltjes, de muren en plafonds felkleurig gedecoreerd met oriëntaals geometrische motieven. Hier hangen een kleurrijk schilderij van Machbuba en foto’s van de melancholische dandy zelf, die zich wel vier keer per dag verkleedde, uitgedost met tulband en fez. Er staan twee tafeltjes, het blad gedragen door gebeeldhouwde, voorovergebogen Moorse figuren en in een vitrine liggen een met parelmoer ingelegde reiskoffer en een olifantenhaar uitgestald.
Buiten, in het arcadische park, loop je via glooiende gazons en slingerende paden langs een visbalkon met in de vijver een houten zwanenhuisje en verderop een kleine begraafplaats waar het nageslacht van Fürst Hermann nu nog een laatste rustplaats vindt.
De begrafenis van deze fantasierijke mythomaan ging niet ongemerkt voorbij. De vijver was op 4 februari 1871 bevroren. Er werd speciaal voor de bijzetting een houten brug gebouwd. De rouwstoet bestond onder andere uit huispersoneel, hovelingen, parkarbeiders en stadsbestuurders, voorafgegaan door een legercompagnie.
![De grafpiramide van Pückler en zijn trouw gebleven vrouw Lucie](https://historiek.net/wp-content/uploads-phistor1/2024/01/grafpiramide-van-Puckler-1024x709.jpg)