Gijs van Hall – Burgemeester van Amsterdam

“Barbertje moet hangen!”
5 minuten leestijd
Burgemeester Gijs van Hall (cc - Anefo - NA - Kroon)
Burgemeester Gijs van Hall (cc - Anefo - NA - Kroon)

Van 1957 tot 1967, in de woelige jaren van Provo, was de geprezen verzetsstrijder Gijs van Hall (1904-1977) burgemeester van Amsterdam. In 1967 stuurde de regering hem naar huis, omdat Van Halls aanpak van Provo niet succesvol bleek te zijn. In de biografie Alleen omdat ik een Van Hall ben (2017) schetst de politicoloog en journalist Dirk Wolthekker het veelbewogen leven van deze burgemeester, en de ‘val van Van Hall’.

Opzet van de biografie

Afscheid van burgemeester Van Hall (cc - Nationaal Archief/Anefo/Kroon)
Afscheid van burgemeester Van Hall (cc – Nationaal Archief/Anefo/Kroon)
Wolthekker heeft voor deze biografie van Gijs van Hall uitgebreid onderzoek gedaan in met name het grote Van Hall-archief, liefst 32 meter, dat in het Stadsarchief Amsterdam ligt. Ook bezocht hij het Nationaal Archief in Den Haag, het Streekarchief Epe en het Noord-Hollands Archief. De biografie is dus gestoeld op een ruime hoeveelheid archiefmateriaal.

De auteur verankert het leven van Gijs van Hall in een historisch kader aan de hand van vijf thema’s: stand en aanzien van de Amsterdamse sociale bovenlaag; verzet en heldendom tijdens en na de Tweede Wereldoorlog; netwerken en onderlinge verwevenheid van elites; privé en publiek in het openbaar bestuur, en ten slotte verandering en continuïteit in het burgemeesterschap. Het boek is zowel volgens deze thema’s, als chronologisch van opzet. Het bevat een literatuurlijst, index, maar geen illustraties.

Jeugd van Gijs van Hall (1904-1923)

Gijsbert van Hall werd geboren aan de Prinsengracht 681 in Amsterdam op 21 april 1904, in een deftige familie die stamde uit een oud regentengeslacht. Zijn vader Aat van Hall was een effectenhandelaar, internationaal zakenman en reisde veel, per stoomboot met de Holland-Amerika Lijn, naar de Verenigde Staten. Ook zat hij vaak voor zaken in Rusland.

Nel van Hall-Boussevain, Gijs’ moeder, was vaak ziek – volgens Wolthekker mede door de tien kinderen die ze kreeg -, en kuurde regelmatig in buitenlandse kuuroorden als Baden-Baden, Karlsbad en Wiesbaden. Wolthekker beschrijft haar als een melancholieke, neurotische vrouw die altijd wel iets mankeerde, maar tegelijk ook een liefdevolle vrouw was voor haar gezin. Wolthekker:

“Ondanks ziektes, twee oorlogen, versnippering en verlies van kapitaal én het verlies van vier kinderen, had Nel een rijk en lang leven.” (61)

Gijs had een luxe jeugd, waarin het uitgeven van geld niet zo’n probleem vormde. Zo reisde hij met zijn broers wel eens mee met zijn vader, onder meer naar de Verenigde Staten, waar hij New York en Detroit bezocht:

“In Detroit bezochten de broers de autofabrieken van Chrysler en Ford, kochten ze een zescilinder tweedehands Jewett en scheurden daarmee – zonder verplicht Amerikaanse rijbewijs – door Detroit. Kort daarop reden ze met dezelfde Jewett naar Yale University in New Haven.” (68,69)

In zijn jeugd was Gijs van Hall vaak ziek. Op zijn tiende kreeg hij tuberculose (tbc), waar hij twee jaar last van had en waarvoor hij eind 1916 in Leysin (Zwitserland) een kuuroord bezocht.

In deze jaren van ziekte was hij grotendeels op zichzelf aangewezen, wat impact had op de vorming van zijn karakter, zo stelde Gijs van Hall later zelf. Hij leerde hierdoor als individu zijn eigen problemen op te lossen. Zijn ziekte verhinderde de start op de middelbare school, waar hij pas in september 1917 heen kon.

Gijs van Hall bezocht het gymnasium op het Amsterdamsch Lyceum. Hij stond daar bekend als een luie, melancholieke leerling. Een leraar schreef onder zijn rapport:

“Veel meer je best doen Gijs, je down-zijn, dat waarachtig niet van het werken komt, vindt veeleer de oorzaak in de weinig geestdriftige opvatting van je taak.” (79)

In de zomer van 1923 haalde Gijs uiteindelijk met moeite zijn gymnasiumdiploma.

Beurskrach van 1929
Beurskrach van 1929

Jurist en bankier (jaren 1920 en 1930)

In het jaar van de Olympische Spelen in Amsterdam, 1928, studeerde Gijs van Hall af als jurist. Voortaan mocht hij zich Mr. G. van Hall noemen. In datzelfde jaar, op 2 maart 1926, trouwde hij met Emma Nijhoff. Na hun huwelijk vertrokken ze met hun tweeën naar New York, waar Gijs een baan aangeboden had gekregen bij het effecten- en bankiershuis Kean Taylor & Co aan de Nassau Street in het hartje van het financiële centrum van Manhattan.

Eind oktober 1929 waren Gijs en Emma live getuige van de Beurskrach in New York. Emma schreef later over de reactie van haar man:

“Gijs had erg veel plezier door die grote crash, waar zijn firma niet onder geleden heeft. Urenlang stond hij bij de ticker te kijken en genoot van de historische momenten.” (105)

In december 1930 kreeg het echtpaar een dochter: Marleen. Acht maanden later, in de zomer van 1931, keerden Gijs en Emma terug naar Nederland, waar Gijs een baan kon krijgen bij het trustkantoor Amsterdamsch Trustee’s Kantoor. Ondanks deze goede baan had het stel, blijkt uit de archieven, in de jaren dertig moeite om rond te komen.

Van Hall als verzetsheld

Walraven van Hall
Broer Walraven van Hall
Tijdens de Tweede Wereldoorlog had Gijs van Hall met zijn broer Walraven van Hall een belangrijke functie in de financiering van het Nederlandse verzet en financiële hulp aan arme gezinnen. Hierbij raakten ze kort na de Februaristaking van 1941 betrokken, toen veel mensen ontslagen werden en in de financiële problemen raakten.

Gijs en Walraven werkten in het geheim samen met medewerkers van De Nederlandsche Bank, met wie ze schatkistpromessen vervalsten en die inruilden tegen authentieke schuldbewijzen. Op die manier steunden ze de ondergrondse financieel.

Samen met een groep andere verzetsstrijders hadden ze in de jaren 1941-1945 liefst 6340 gezinnen financieel kunnen ondersteunen, met name koopvaardijgezinnen. In februari 1945 werd zijn broer Walraven van Hall gefusilleerd. Er kwamen tientallen andere medewerkers om het leven:

“De omruil van schatkistpromessen is nooit misgegaan, maar bij alle andere verzetsactiviteiten van het Steunfonds [zoals de instantie werd genoemd] verloren in de jaren 1944-1945 84 medewerkers het leven: geldverzamelaars, uitbetalers, contactpersonen, administrateurs, districtshoofden en plaatselijke hoofden. Ook het landelijk hoofd Walraven van Hall overleefde de oorlog niet.” (143)

Burgemeester van Amsterdam & Provo

Na de Tweede Wereldoorlog sloten Gijs en Emma zich al snel aan bij de nieuwe opgerichte PvdA, in 1946. Namens deze partij kwam Gijs van Hall in in juli 1956 in de Eerste Kamer terecht, tot die tijd had hij een baan als bankier. Sinds oktober 1948 was hij namelijk directeur van het bankiershuis Labouchere & Co. NV, een dochteronderneming van de Amsterdamsche Bank.

Per 1 februari 1957 trad Gijs van Hall aan als burgemeester van Amsterdam, per Koninklijk Besluit. De vorige burgemeester, Arnold Jan d’Ailly (1902-1967), had zijn ontslag ingediend vanwege zijn bezoedelde reputatie, hij werd onder meer scheef aangekeken vanwege zijn omvangrijke declaratiegedrag.

De woningnood in Amsterdam was een telkens teruggekeerd thema tijdens Van Halls burgemeesterschap. Als burgemeester wilde Van Hall Amsterdam besturen als een city manager, als een zakenman en niet zozeer als een ‘boven de partijen staande’ politicus. Wolthekker:

“Van Hall was van het begin af aan een zakenman in het openbaar bestuur: zo veel mogelijk bedrijven moesten naar de hoofdstad worden gelokt. (…) De vestiging van hoofdkantoren werd sterk bevorderd.” (200)

Ook stimuleerde Van Hall in de jaren 1957-1967 de infrastructuur, weg- en wegenbouw, de bouw van hotels en congrescentra en de (weder)opbouw van een nieuw Schiphol.

Alleen omdat ik een Van Hall ben
Alleen omdat ik een Van Hall ben
Het huwelijk van Claus en Beatrix op 10 maart 1966 luidde de ondergang van Van Hall als burgemeester in. De politie en ME voerden charges uit op diverse plekken in Amsterdam en sloegen op demonstranten in. Ruim een week later zat Gijs van Hall in de uitzending bij Mies Bouwman, waar hij kritische vragen kreeg en een zenuwachtige indruk maakte.

Het Bouwvakkersoproer (13-14 juni 1966) – waarin ook Provo’s deelnamen – ondermijnde Van Halls gezag nog verder. Volgens Van Hall was Provo schuldig aan dit oproer en was het ook nu terecht dat de politie hard optrad tegen de rebellerende jeugd.

In de maanden erna brokkelde Van Halls gezag verder af. Begin mei 1967 stelde het kabinet-De Jong de Amsterdamse burgemeester voor de keus: zelf ontslag nemen of ontslagen worden. Van Hall koos het laatste – zijn uitspraak ‘Barbertje moet hangen’ is bij velen blijven hangen – en op 1 juli 1967 was hij formeel geen burgemeester van Amsterdam meer.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×