De Gouden Bul is een bekend document uit de Middeleeuwen, uitgevaardigd door keizer Karel IV (1316-1378). Het document bestond uit eenendertig hoofdstukken, waarvan de eerste 23 op 10 januari 1356 in Neurenberg werden uitgevaardigd en de laatste acht hoofdstukken op 25 december van dat jaar in Metz.
De Gouden Bul, ook bulla aurea genoemd, ontleende zijn naam aan het feit dat de oorkonde met goud verzegeld was. Gouden Bullen waren al gangbaar ten tijde van het Byzantijnse Rijk (het Oost-Romeinse Rijk, vanaf 375), waarbij de keizer privileges uitvaardigde. De bestuurders in het Heilige Roomse Rijk namen dit gebruik later over. Naast de Gouden Bul van 1356 werden er meerdere gouden bullen uitgevaardigd, maar die van 1356 is het bekendste voorbeeld. Bekend is verder de Brabantse Gouden Bul van 27 februari 1349, eveneens van Karel IV. De Brabanders kregen met deze bul het privilege om alleen voor Brabantse rechters gedaagd te mogen worden.
Doel van de Gouden Bul van 1356
De Gouden Bul van 1356 was bedoeld om het keuzeproces van de Duitse koning of keizer van het Heilige Roomse Rijk te regelen. De bul had als doel om de machtsstrijd tussen de Welfen en de Staufen, die al sinds de elfde eeuw woedde, te beëindigen.
De Gouden Bul bleef gedurende het hele bestaan van het Heilige Roomse Rijk, tot 1806, van kracht.
Inhoud en bepalingen van de bul
In de bul werd bepaald dat de koningskeuze in handen kwam te liggen van zeven keurvorsten, van wie drie geestelijke en vier wereldlijke vorsten. Binnen drie maanden na de dood van een vorst, moest de kiescommissie bij elkaar komen. In de praktijk – vanaf de keurvereniging van Rhense (1338) – bestond dit recht al, maar de Gouden Bul legde dit nu officieel vast. Ook verleende de paus nu zijn fiat aan de procedure. De zeven keurvorsten die een koning of keizer van het Heilige Roomse Rijk mochten kiezen, waren: de aartsbisschoppen van Trier, Keulen en Mainz; de paltsgraaf van Rijnland; de hertog van Saksen-Wittenberg; de koning van Bohemen en de markgraaf van Brandenburg.
De bul stelde verder dat de vorstendommen ondeelbaar zouden blijven en via de mannelijke lijn overerfbaar zouden zijn. Op deze manier probeerde men een verdere deling van de toch al honderden vorstendommen in het Heilige Roomse Rijk tegen te gaan. Verder stelde de Bul vast wie er precies als poorters (stadsbewoners) aangemerkt konden worden en dus stadsrechten genoten. Feitelijk was dit iedereen die binnen de muren van een stad woonde, zo bepaalde de Bul.
Als de Gouden Bul één ding duidelijk maakte, is het dat de gebieden in het Heilige Roomse Rijk verre van een eenheid waren. De Duitse gebieden waren verdeeld. En de macht lag officieel in handen van niet alleen de koning, maar grotendeels ook bij de zeven keurvorsten die de koning mochten kiezen.
Bronnen ▼
Boeken
-Elsevier, Kroniek van de mensheid (1986) p.275.
-Marc Nelissen, De stichtingsbul van de Leuvense universiteit, 1425-1914 (2000) p.35.
-James Hawes, Duitsland in het kort (2017).
Internet
–Duitse tekst van de Gouden Bul (goldene Bulle):
-https://www.europeana.eu/portal/nl/record/2021651/ran__detail_aspx_xmldescid_229482.html
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Gouden_Bul_van_1356