De Groote Oorlog speelde zich niet enkel af aan de Somme en achter de IJzer, hij was een wereldoorlog waarvan de gevolgen nog doorwerken in recente conflicten. De laatste oudstrijders zijn allang begraven, maar de politieke consequenties werken nog door.
De oorlog in Klein-Aziƫ
Zo was er de slag om Gallipoli (25 april 1915 – 9 januari 1916). Gallipoli ligt op een schiereiland dat de toegang controleert tot de Ottomaanse hoofdstad Istanbul en tot de Bosporus, die de doorvaart vormt naar Rusland. Franse en Britse troepen wilden via Gallipoli doorstoten naar het vijandelijke Istanbul en de zeeroute naar bondgenoot Rusland vrijwaren. Het plan mislukte en aan beide zijden vielen telkens meer dan 56.000 doden. De Turkse bevelhebber was Mustafa Kemal. De Groote Oorlog betekende de definitieve ondergang van het Ottomaanse Rijk. Na de oorlog (in 1922) werd de laatste sultan, Mehmet VI, afgezet en werd de republiek uitgeroepen. Mustafa Kemal werd de eerste president en kreeg de titel āVader van alle Turkenā, AtatĆ¼rk. Hij voerde een drastische europeanisering door. De fez voor de mannen en de sluier voor de vrouwen werden verboden. Op een overtreding van dat verbod stond de doodstraf. Nu nog is deze radicale breuk, het resultaat van de nederlaag in de Groote Oorlog, niet verteerd. De islamitische AKP-partij die nu al een decennium aan de macht is, werkt aan een sluipende terugkeer van het āislamitischeā Ottomaanse Rijk. De oppositie ertegen beroept zich op AtatĆ¼rk.
Mustafa Kemal AtatĆ¼rk was ook de bevelvoerder van het Ottomaanse leger in Palestina, toen dat tijdens de Groote Oorlog veroverd werd door generaal Allenby met Britse, en niet te vergeten Franse koloniale troepen. Zowel Spahiās als Chasseurs dāAfrique vochten mee in Palestina. De Spahiās waren in Noord-Afrika gerekruteerde Franse ruiterij, de Chasseurs waren ook cavaleristen, maar meestal Europeanen.
De oorlog in het Midden-Oosten
De opdeling van het Ottomaanse Rijk tussen de bondgenoten Engeland, Frankrijk en Rusland was al tijdens de oorlog onderhandeld. De Fransen zouden het huidige SyriĆ« en Libanon krijgen, de Britten het huidige Irak, JordaniĆ« en de Naqab-woestijn (Negeb) in Palestina. Istanbul, de Bosporus, de Dardanellen en ArmeniĆ« zouden naar Rusland gaan, die daarnaast een invloedssfeer kregen in een neutraal Palestina, waar de meeste christenen orthodox waren. Maar na de Oktoberrevolutie van 1917 lieten de nieuwe communistische machthebbers weten dat ze niet geĆÆnteresseerd waren in zoān imperialistisch complot en besloten de twee overgebleven geallieerden, Frankrijk en Engeland, om Palestina Brits te maken.
Dat brengt ons bij een tweede hedendaags conflict dat zijn oorzaak vond in die Eerste Wereldoorlog: de kolonisatie van Arabisch Palestina door Oost-Europese joden. De Brit die daarbij een grote rol heeft gespeeld was Lord Balfour. Balfour was in 1905 eerste minister en had toen de Aliens Act laten goedkeuren. Die was vooral gericht tegen de toevloed van Oost-Europese joden in Engeland, als gevolg van nieuwe pogroms in hun Oost-Europese thuislanden. Die Aliens Act wou al die vluchtelingen buiten Groot-BrittanniĆ« houden. Balfour verklaarde in het Britse Lagerhuis onder meer: āEr is het land een immens ongeluk overkomen door deze immigratiegolf die vooral uit joden bestaat.ā En: āZij blijven een volk dat zich apart houdt. Ze belijden niet alleen een andere religie dan de overgrote meerderheid van onze landgenoten, maar huwen ook alleen maar onder elkaar.ā Waarop het 7de Zionistisch Congres hem uitriep tot āopenlijk antisemiet en vijand van heel het joodse volkā.
Deze Lord Balfour werd in 1917 minister van Buitenlandse Zaken en zal de zionisten Britse hulp aanbieden bij hun kolonisatie van Palestina. Nadat Rusland was uitgeschakeld door de Revolutie van 25 oktober en zijn invloed op Palestina liet vallen, vaardigde Balfour op 2 november zijn bekende Balfour Declaration uit waarin hij belooft dat de Britten de kolonisatie van het land door Oost-Europese joden steunen. Daarbij speelden nog andere belangen dan het āwegwerken van ongenode joden uit Oost-Europaā. Engeland zag in de zionisten āeen zelfgeorganiseerde groep Europese kolonisten die daar onder Britse bescherming het land konden bezettenā, zoals Balfours voorganger Lord Chamberlain het formuleerde, en die de strategische route naar India en de olietoevoer uit Noord-Irak via het Suez-kanaal mee konden bewaken. Ook het huidige Palestinaconflict is dus een nawee van de Groote Oorlog.
De grondstoffen van Afrika
En dan is er Afrika: Belgisch-Congolese troepen en Duitse koloniale troepen zullen elkaar tot eind 1918 bestrijden in Duits-Oost-Afrika, het huidige Tanzania. De Duitsers hadden het vooral gemunt op de toen al bekende grondstoffenrijkdom van Oost-Congo. Voor BelgiĆ« was deze oorlog erg belangrijk. Dankzij de Congolese soldaten kreeg het land als oorlogsbuit twee nieuwe kolonies: Burundi en Rwanda. BelgiĆ« erfde niet alleen deze kolonies maar ook de koloniale politiek van de Duitsers, die de etnische opdeling tussen Hutuās en Tutsiās versterkt hadden. Het zou bijna een eeuw later leiden tot de Rwandese genocide.
Over dit Afrikaanse front van de Groote Oorlog gaat het boek Loopgraven in Afrika 1914-1918. Er staan fotoās in en dat heeft zijn redenen.
Het gaat om officiĆ«le fotoās, gemaakt in opdracht van de Belgische regering. Ze zijn technisch begrensd, maar ook ideologisch. De technische begrenzing had te maken met de stand van de fotografie in die periode: er kon enkel bij goed daglicht en met een zeer stabiele camera worden gefotografeerd. We zien de soldaten dan ook vooral tijdens rustpauzen en bij langzame bewegingen, bijvoorbeeld bij het oversteken van een rivier. Het zijn geposeerde fotoās waarmee de fotograaf een triomfantelijke boodschap wil overbrengen en het beeld wil scheppen van een propere oorlog. Nergens in de archieven van het Legermuseum, het Afrika Archief of het archief van het Afrikamuseum in Tervuren heb ik fotoās van gesneuvelden gevonden. Technisch was dit best mogelijk geweest: de doden poseren voor eeuwig.
EĆ©n foto van een geĆÆmproviseerd graf van een Congolees heb ik gevonden, verder enkel achteraf opgerichte heroĆÆsche monumenten voor de helden van deze oorlog. Die kan je op tal van plekken in het huidige Tanzania nog terugvinden. Maar van lijken of verminkingen geen spoor, het is alsof een Mister Proper de propaganda rond de oorlog achteraf zuiverde. Evenmin heb ik rechtstreekse getuigenissen van Congolese soldaten gevonden die indertijd zouden zijn opgetekend.
Misschien heb ik slecht gezocht, maar zowel professor Cesar Nkuku Khonde van de universiteit van Lubumbashi als een collega van hem aan de universiteit van Kinshasa hebben mij niet kunnen helpen. Ook professor Oswald Masebo van de universiteit van Dar es Salaam niet. En dat ligt niet aan hen. De leiding van de Kongolese Weermacht was er niet in geĆÆnteresseerd. Zelfs op het moment dat een soldaat op een heroĆÆsche manier sneuvelde en geciteerd werd op het āordre du jourā vind je vaak de vermelding ānumĆ©ro dāimmatriculation inconnuā, dus een echte identificatie zou zelfs op het moment zelf al heel moeilijk geweest zijn.
Het verhaal van de Congolese soldaten werd slechts heel uitzonderlijk opgetekend. Hopelijk kan dit boek deze beperkingen gedeeltelijk doorbreken.
Inleiding van het boek Loopgraven in Afrika 1914-1918