Günther Prien werd op 16 januari 1908 geboren in Osterfeld, een stadje in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij één van de meest gelauwerde en tegelijkertijd gevreesde onderzeebootcommandanten van de Duitse Kriegsmarine.
De voorgeschiedenis
Op zestienjarige leeftijd brak Prien zijn middelbare studies af om als matroos de koopvaardijvloot te vervoegen. Acht jaar later, in 1931, wist hij zijn kapiteinsdiploma te behalen, maar slaagde er vanwege de slechte economische toestand waarin Duitsland verkeerde niet in om werk te vinden. Hij hield de regering van de Weimar-republiek verantwoordelijk voor zijn uitzichtloze situatie en trad daarom toe tot de “Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei” (NSDAP). Zijn partijkaart opende voor hem de deur om een officiersopleiding te volgen aan de Militaire Marine Academie van Mürwik in Sleeswijk-Holstein, waar hij in 1935 afstudeerde als Luitenant-ter-zee.
Prien kreeg zijn eerste officiersaffectatie op de kruiser Emden waarover de toen nog Kapitein-ter-zee maar later admiraal, Karl Dönitz (1891-1980) het bevel voerde. Toen deze laatste het commando kreeg over het pas opgerichte onderzeebotenflottielje in Kiel, vroeg ook Prien zijn overplaatsing aan naar de nieuwe onderzeebootdienst. Na een bijkomende opleiding kreeg Prien, die inmiddels gepromoveerd was tot 1ste Luitenant-ter-zee, op 17 december 1938 het bevel toevertrouwd over de U-47.
De aanval op Scapa Flow
Twee dagen nadat Duitse troepen Polen waren binnengevallen verklaarde Groot-Brittannië de oorlog aan Duitsland. Het onderzeebootflottielje van Dönitz liet zich niet lang onbetuigd. Nog dezelfde dag torpedeerde een U-Boot het Britse passagiersschip de “SS Athenia” waarbij meer dan honderd opvarenden omkwamen.
Dönitz wilde echter de Britse vloot treffen in hun eigen thuishaven in Scapa Flow op de Orkney-eilanden. Hij werkte een plan uit waarbij één van zijn duikboten de haven ongezien moest binnendringen om vervolgens zoveel mogelijk schepen tot zinken te brengen. Het was Prien, intussen bevorderd tot Kapitein-Luitenant-ter-zee, die zodra hij weet kreeg van Dönitz drieste plan zich vrijwillig meldde voor deze missie. Begin oktober verliet Prien met de U-47 Wilhelmshaven en zette koers naar Scapa Flow. De actie was zeker niet ongevaarlijk, want de Britten hadden alle toegangsgeulen naar de haven versperd met blokschepen, ijzeren kabels en zeemijnen. Het lukte Prien evenwel de hindernissen te ontwijken en de haven binnen te dringen. Daar kreeg hij de “HMS Royal Oak”, het vlaggenschip van de “Home Fleet” in het vizier. Het slagschip was aan de kade afgemeerd en vormde een gemakkelijk doelwit. Prien wist de “Royal Oak” met enkele torpedo’s te raken waarna het schip kapseisde en in enkele minuten zonk. Bijna achthonderdveertig mariniers vonden bij de aanval de dood.
De U-47 maakte gebruik van de paniek die was uitgebroken om ongezien de haven uit te varen en bereikte ongedeerd haar thuishaven in Kiel. Prien werd er als een held onthaald en ontving voor zijn actie als eerste onderzeebootcommandant het Ridderkruis. Na deze aanval gaven de Britten hem de bijnaam ‘the bull of Scapa flow’.
Günther Prien: de verdere oorlogsjaren
Na de vermetele aanval in Scapa Flow op de HMS Royal Oak kelderde Prien nog datzelfde jaar drie andere schepen waaronder het Nederlandse “M.S. Tajandoen”, een vrachtschip dat vanuit Amsterdam koers zette naar Java. Kort daarna kreeg Prien’s reputatie op het thuisfront een flinke deuk toen bleek dat hij de “SS Arandora Star”, een omgebouwd cargoschip dat met Duitse krijgsgevangenen van Liverpool op weg was naar Canada, in de Ierse wateren tot zinken had gebracht waarbij meer dan achthonderd opvarenden het leven lieten. Hij moest zich hiervoor eenmaal terug in Duitsland onder druk van de publieke opinie verantwoorden, maar werd van alle blaam gezuiverd en vrijgesproken.
In oktober 1940 nam Prien een konvooi waar van een vijftigtal koopvaardijschepen die vanuit Halifax Nova Scottia op weg waren naar Engeland. De U-47 riep de hulp in van vier andere duikboten en gebruik makend van de nachtelijke duisternis werden in een gezamenlijke aanval twaalf schepen getorpedeerd. Op weg naar hun thuisbasis in Kiel stuitten de U-Boten dezelfde dag op een ander konvooi en brachten nog eens zeven schepen tot zinken.
De fatale patrouille
Op 20 februari 1941 voer de U-47 voor een patrouille in de Noord-Atlantische wateren de duikbootbasis van het Franse Lorient uit. Tijdens die missie wist Prien algauw vier schepen te torpederen waaronder de ‘SS Kasongo’, een Belgische Congoboot die vanuit Liverpool opstoomde naar de Congolese havenstad Matadi. De zevende maart viel de U-47 ten zuiden van IJsland een konvooi vrachtschepen aan maar stuitte op hevig verweer van escorterende destroyers, de ‘HMS Wolverine’ en ‘Verity’ die Prien’s duikboot met een tapijt van dieptebommen urenlang bestookten. Wat er daarna precies gebeurde is onduidelijk. Tot op heden doen allerlei hypotheses de ronde. Sommigen beweren dat de U-47 geraakt werd door een dieptebom, anderen stellen dat de onderzeeër explodeerde nadat door een technisch mankement een torpedo in één van de lanceerbuizen ontplofte. Wel is zeker dat de U-47 die bewuste dag tijdens de aanval zonk. “The Bull of Scapa Flow” vond samen met zijn 45-koppige bemanning de dood.
In de 238 dagen die Günther Prien van september 1939 tot maart 1941 met zijn U-47 op de Atlantische Oceaan doorbracht, torpedeerde hij naast de HMS Royal Oak nog dertig andere schepen waarbij ettelijke duizenden zeelui het leven lieten, een trieste balans die eens te meer de waanzin van een oorlog aantoont…
Ook interessant: De ondergang van de Duitse vloot te Scapa Flow
Boek: Gunther Prien and U-47