Herinneringen van 28 oud-gevangenen Kamp Vught

4 minuten leestijd

Een modelkamp van de SS, zo stond Konzentrationslager Herzogenbusch bekend. Kamp Vught, zoals het in Nederland beter bekend is, was het enige echte concentratiekamp in bezet Nederland. Anders dan bijvoorbeeld de kampen in Westerbork en Amersfoort was het kamp door de SS opgezet naar het model van de concentratiekampen in Duitsland en Polen. Om de Nederlandse bevolking niet tegen zich op te zetten, was het regime in Vught naar verhouding mild, maar een verblijf in het kamp was vanwege de vernederingen, het karige voedsel, de slechte hygiëne en het gebrek aan privacy allesbehalve een pretje.

Eugene Jacoby – Foto: Rogier Fokke – NMKampVught
In totaal verbleven er tussen januari 1943 en september 1944 ongeveer 31.000 gevangenen in kamp Vught, de meesten van Nederlandse afkomst, maar ook Belgen en Fransen. Onder de gevangenen bevonden zich verzetsmensen of hun gegijzelde familieleden, maar ook 12.000 Joden, waarvan de meesten na korte tijd via kamp Westerbork gedeporteerd werden naar de vernietigingskampen in Polen.

In Ogen van de Oorlog, een uitgave van Nationaal Monument Kamp Vught, halen 28 oud-gevangenen herinneringen op aan hun verblijf in het kamp. De mannen en vrouwen, waarvan de oudste geboren is in 1914 en de jongste in 1941, zijn behalve geïnterviewd ook gefotografeerd. Met door het leven getekende gezichten kijken de kampoverlevenden de lezer ernstig aan; ze hebben een serieus verhaal te vertellen. Hun portretfoto is aangevuld met een foto van iets dat een rol speelt in hun verhaal. Meestal een voorwerp, zoals een halsketting die één van de vrouwen maakte tijdens haar verblijf in het kamp of het gestreepte kampuniform dat een mannelijke gevangene bewaard heeft.

Wat opvalt zijn de grote verschillen in de wijze waarop de geïnterviewden hun kamptijd hebben ervaren en verwerkt. Terwijl de één ook positieve kanten ziet, was het voor de ander enkel traumatisch. “In de kampen heb ik geleerd niet egoïstisch te zijn, maar te delen”, zo verklaart persoonsbewijsvervalser Nico van Hasselt (1924). “Kreeg je een pakje van thuis, houd dat dan niet voor jezelf, maar breng dat in je vriendenclubje. Door het samen delen ontstonden hechte vriendschappen.” Marie Verbraeken-Blommaart (1921), die koerierswerk verrichte voor het verzet, vertelt dat haar herinneringen tien jaar na de oorlog zo traumatisch waren dat ze drie maanden opgenomen moest worden. “Ik ben geruime tijd begeleid door een psychiater. Pas daarna kon ik het leven weer aan.”

Janna de Koning-Gouman (1925) haalde moed uit het zingen van het Wilhelmus en zelf verzonnen liedjes – Foto: Rogier Fokke

Overeenkomsten zijn er ook volop. Meerdere vrouwelijke oud-gevangenen vertellen over hoe beschaamd ze zich voelden toen zich voor het eerst met zijn allen tegelijk moesten uitkleden om medisch gecontroleerd of ontluisd te worden. Verschillende geïnterviewden verklaren dat hun geloof hen door de ellendige tijd hielp. Ook zetten meerdere van hen zich tegenwoordig in om hun ervaringen over te dragen op jongere generaties. “Ik zie het als mijn plicht om lezingen te geven op scholen”, aldus Rob Cohen (1926), die als Joodse gevangene voorafgaand aan zijn deportatie naar Auschwitz enkele maanden in Vught en Westerbork verbleef.

“Ik vertel de jeugd dat indoctrinatie levensgevaarlijk is en kan leiden tot extremisme.”

Kampgevangenen in Vught pleegden ook stiekem verzet en sabotage. Janna de Koning-Gouman (1925) was met haar ouders en zusjes als gijzelaar opgepakt, omdat haar moeder de onderduikplaats van haar zoon, die als marechaussee had geweigerd mee te werken aan de deportatie van Joden, niet wilde vertellen. Ze herinnert zich nog hoe het zingen van het Wilhelmus en eigen verzonnen liedjes over de vrouwelijke bewakers haar op de been hield. Politiek gevangene Marianne Burgers-van Dam (1921), die buiten het kamp tewerkgesteld was in een fabriek waar gasmaskers voor het Duitse leger gemaakt werden, vertelt met plezier hoe ze de maskers onbruikbaar maakte door met haar nagels het rubber uit te rekken.

Meerdere van de oud-gevangenen noemen het Bunkerdrama dat in de kampgevangenis plaatsvond in de nacht van 15 op 16 januari 1944. Mieke van den Burger-Steensma (1924), die was opgepakt omdat ze brieven had gestuurd naar een ondergedoken Joods vriendinnetje, zat in de cel naast de cel waarin het drama plaatsvond. Ze kon de vrouwen, die voor straf met zijn vierenzeventigen tegelijk in een veel te kleine cel waren opgesloten, horen gillen en huilen. Tien van hen overleefden het niet.

Foto: Rogier Fokke

De Jodenvervolging maakte op veel van de geïnterviewden veel indruk. “De vervolging van de Joden greep me het meeste aan”, zo verklaart verzetsman en Engelandvaarder Pim Reijntjes (1919). “Wij waren opgepakt omdat wij iets gedaan hadden. Hiervoor werden we zwaar gestraft. Daar was een reden voor. Voor de vervolging van Joden was geen reden te bedenken.”

“Wat alle geïnterviewden gemeen hebben is het feit dat ze slachtoffer werden van een terreurregime dat van hen een nummer maakte, dat ze op hun kampuniform droegen.”

Met name de Kindertransporten van 6 en 7 juni 1943 staan bij veel oud-gevangenen in het heugen gegrift. 1.269 kinderen werden toen met hun vader of moeder afgevoerd uit Vught om vergast te worden in vernietigingskamp Sobibor. Lotty Huffener-Veffer (1921) vertelt dat ze voorafgaand aan de kindertransporten geen afscheid meer heeft kunnen nemen van haar ouders en zusje die alle drie in Sobibor zijn vermoord. Zelf werd ze tewerkgesteld in het Philips-Kommando in Vught, een werkplaats waar Joden en andere gevangenen onder gunstige omstandigheden tewerkgesteld werden. Ook in Auschwitz bleef ze later als geschoolde arbeidster gevrijwaard van de gaskamer.

Grote en kleine drama’s, maar ook positieve ervaringen, goede daden en wijze levenslessen; het komt allemaal voorbij in Ogen van de Oorlog. De verzameling getuigenissen geeft een rijke en representatieve weergave van het kampleven, dat elke gevangene op zijn of haar eigen wijze ervaren heeft. Maar één ding is duidelijk: de periode van gevangenschap heeft voor alle gevangenen een grote impact gehad op hun leven en hun manier van denken blijvend veranderd. Het boek is een mooi eerbetoon aan hen.

Wat alle geïnterviewden gemeen hebben is het feit dat ze slachtoffer werden van een terreurregime dat van hen een nummer maakte, dat ze op hun kampuniform droegen. Dat de nazi’s niet geslaagd zijn in deze ontmenselijking bewijst de deelname van deze oud-gevangenen aan dit project. Als individuen met ieder een eigen verhaal dragen ze hun ervaringen en levenslessen in vrijheid over, zodat wij niet vergeten. Voor de lezer vormt het een uitstekende aanvulling op een bezoek aan het kampterrein, dat toegankelijk is voor bezoekers en waar in het museumgebouw de bijbehorende expositie nog te bekijken is tot 9 september 2012.

~ STIWOTKevin Prenger

Lees ook: Fotograaf Rogier Fokke (1952) over de tentoonstelling Ogen van de Oorlog

Kevin Prenger (1980) is hoofdredacteur artikelen van TracesOfWar.nl. Zijn aandacht gaat vooral uit naar de geschiedenis van de Holocaust en nazi-Duitsland. In 2015 verscheen zijn boek Oorlogszone Zoo, over de geschiedenis van de Berlijnse dierentuin tijdens de naziperiode. Verschillende boeken over minder bekende verhalen uit de Tweede Wereldoorlog volgden: De boodschapper uit de hel, Een rechter in Auschwitz, Het masker van de massamoordenaar, Kerstmis onder vuur, Kolberg, Meer dan alleen Auschwitz en In de schaduw van Schindler. Zijn laatste boek is Van kinderwieg tot soldatengraf, over onderwijs en indoctrinatie van de jeugd in Hitlers Duitsland. Zie ook website of X-account.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×