De naam Walter von Reichenau (1884-1942) doet vandaag de dag wellicht nog bij weinigen een belletje rinkelen. Toch speelde hij als één van Hitlers favoriete veldmaarschalken in het begin van de Tweede Wereldoorlog een prominente rol. De moord op Joodse kinderen in augustus 1941 en de op zijn minst zijdelingse betrokkenheid bij het bloedbad van Babi Yar nabij de Oekraïense hoofdstad Kiev maken hem echter ook tot een nazi-oorlogsmisdadiger.
Jeugd en begin militaire carrière
De interbellumperiode
Na de oorlog diende von Reichenau tijdens de Weimarrepubliek als stafofficier bij de “Reichswehr”. In 1932 werd hij lid van de NSDAP, de “Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei”, en toen in januari 1933 Adolf Hitler aan de macht kwam werd von Reichenau, die inmiddels was opgeklommen tot de rang van kolonel, aangesteld als verbindingsofficier tussen het leger en de Minister van Defensie, Werner von Blomberg. Het is zo goed als zeker dat von Reichenau in die functie één van de ‘architecten’ was van de ‘Nacht der Lange Messen’ waarbij begin juli 1934 Ernst Röhm, het hoofd van de SA werd aangehouden en kort daarna vermoord. Toeval of niet, het jaar daarop werd von Reichenau benoemd tot luitenant-generaal.
De oorlogsjaren
Op 1 september 1939 vielen Duitse troepen Polen binnen hetgeen meteen de aanleiding vormde voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Het 10de Armee onder bevel van von Reichenau bereikte al enkele dagen later als één der eersten de buitenwijken van Warschau. De 20ste september werd de stad omsingeld en kort daarna ondanks hevige weerstand veroverd. Von Reichenau kreeg er na afloop het Ridderkruis voor uitgereikt en werd bevorderd tot “Generaloberst”. In mei 1940 nam hij tijdens “Operatie Fall Gelb” aan het hoofd van het 6de Armee deel aan de invasie van België en Frankrijk. Twee maand later werd hij in Berlijn met veel ceremonieel door de Führer in eigen persoon benoemd tot “Generalfeldmarschall”.

In de zomer van 1941 rukte von Reichenau met het 6de Armee op richting de Oekraïense hoofdstad Kiev. In zijn kielzog volgden de zogenaamde “Einsatzgruppen” en “Sonderkommando’s” die Joden, partizanen en andere tegenstanders van het naziregime in de veroverde gebieden moesten vervolgen en doden. Toen de 21ste augustus zijn manschappen Bila Tserkwa, een dorpje op een tachtigtal kilometer ten zuiden van Kiev binnentrokken, werden ze onverwachts geconfronteerd met een groep Joodse weeskinderen die zich in één van de huizen hadden verscholen. Niet goed wetende wat met hen aan te vangen en om verder oponthoud in zijn opmars te vermijden beval von Reichenau aan een “Einsatzgruppe” de kinderen neer te schieten. Later zou blijken dat negentig weeskinderen, de meesten onder hen niet ouder dan zeven jaar, die dag de dood vonden.
Von Reichenau zette zijn opmars verder en halverwege september werd Kiev ingenomen. Kort daarna werden te Babi Yar door de “Einsatzgruppe” van SS-Standartenführer Paul Bloberg naar schatting 35.000 Joden op beestachtige wijze uitgemoord. Het is vrijwel uitgesloten dat dergelijk bloedbad kon plaatsgrijpen zonder medeweten of goedkeuring van von Reichenau.