Geconcentreerd. Toegespitst – Ik vraag om één ding, en ik vraag er nederig om, hoewel ik weet dat het iets buitensporig is: Met aandacht te worden gelezen.1
Hoewel nooit helemaal weggezakt, kent het werk van de Franse schrijver en Nobelprijswinnaar Albert Camus in het Nederlandse taalgebied een heuse revival. Eva Wissenburg opende de reeks met frisse vertalingen van ‘Algerijnse Kronieken’ en ‘Bruiloft / De Zomer’. Recent kwamen daar nog nieuwe vertalingen bij: ‘Laatste cahiers 1951-1959’, gevolgd door ‘Een hogere liefde’ met brieven aan een fictieve Duitse vriend. Verheugend ook dat zowel René Puthaar als Bas Heijne de vertalingen in een meer hedendaags perspectief pogen te plaatsen.
De cahiers bieden een staalkaart van Camus’ opvattingen in zijn laatste levensjaren. Buitengewoon ontroerend zijn Camus verslagen van zijn reizen langs de Griekse eilanden. In zijn artistieke thuisland van de Middellandse zee poogde hij na slopende jaren zowel geestelijk als lichamelijk te herstellen. Zijn reizen langs die eilanden zullen misschien ook zijn vroege universitaire studie over de overgang van het hellenisme naar het christendom in herinnering hebben gebracht. Uit zijn reisverslag blijkt ook hoezeer Camus teruggreep naar zijn voorstelling van ‘la pensée de midi’ dat terecht door Puthaar in zijn beschouwingen wordt omschreven als
‘Het zuidelijke denken’ van het mediterrane.2
Camus is als innerlijk verscheurd mens in zijn cahiers naarstig op zoek naar evenwicht en maat, opgevoerd in de dragende voorstelling van de mythische godin Nemesis. Die steeds resonerende achtergrond van de mediterrane levenssfeer van de Griekse klassieken maakt zijn werk ook tot een unieke bijdrage aan de Europese ideeëngeschiedenis. Onbewust lijkt hij in de laatste cahiers hier weer naar terug te grijpen, alsof hij de cirkel van zijn leven weer wilde sluiten.
Maat en onmatigheid
De ‘bemiddelende middenwaarde’ van de klassieke Griekse filosofie lag voor Camus in eerste instantie in de poging om op praktisch-concrete wijze een maatvoering te vinden voor het menselijk handelen waarbij natuur en geschiedenis in evenwicht zijn. Een maatvoering die volgens hem verloren ging en ontspoorde in de verabsolutering van god en geschiedenis in het christendom en de moderne totalitaire ideologieën.
Met grote gevoeligheid tracht Camus in de laatste cahiers vanuit de beelden en mythen van de Griekse klassieken grip op zijn leven te krijgen en zijn vitaliteit te hervinden. Steeds blijkt toch weer in de cahiers dat Camus vooral een schrijver-kunstenaar was, maar gelijk de Franse schrijver Montaigne filosofie als een manier van leven bedreef:
Als ik niet had toegegeven aan mijn harsttochten, had ik me misschien met de wereld kunnen bemoeien, iets aan haar kunnen veranderen. Maar ik heb eraan toegegeven en daarom ben ik een kunstenaar, en anders niets.3
Het orfische denken
Niet ten onrechte heeft men er dan ook op gewezen dat Camus’ ‘pensée de midi’ een zekere verwantschap vertoont met het werk van de Franse classicus-filosoof Pierre Hadot (1922-2010). In zijn studie ‘De sluier van Isis’ onderzocht Hadot de geschiedenis van het idee van de natuur. Twee natuuropvattingen waren volgens hem in de Griekse oudheid dominant. In de voluntaristisch-instrumentele mythische voorstelling van Prometheus verschijnt de mens als heerser en meester van de natuur. Maar de Grieken kenden volgens Hadot evenzeer de mythische voorstelling van Orpheus waarin de mens verschijnt als deelgenoot en onderdeel van de natuur.
Hoewel het orfische beeld van natuur en mens in Camus’ vroege werk dominant is, blijft het ook in het latere werk resoneren zo benadrukt ook de filosoof Matthew Sharpe:
The preservation and valorisation of artistic creation, as the means to keep open the ‘non-historical’ dimensions of the human condition, always remained close to the heart of Camus’ philosophical concerns and defines his deeply Orphic perspective […] This idea of an expanded consciousness, including a wakefulness to the beauty of the natural world, is another theme which Pierre Hadot shared with Camus […].4
Bij de ruïnes van Tipaza in Algerije met uitzicht op de Middellandse zee weet Camus – contra de hybris van het prometheïsche – tenslotte de troost van de orfische samenklank met de wereld te vinden:
[…] s’ Ochtends in Tipasa de dauw op de ruïnes. De jongste frisheid ter wereld op wat het oudste is. Dat is mijn geloof en volgens mij het principe van de kunst en het leven.5
Zoals de Griekse klassieken blijft Camus’ werk een verrassend actuele inspiratiebron. Camus’ evocatie van schoonheid en natuur verdient het om zorgvuldig te worden gelezen.
De dialoog tussen Albert Camus en Jean Grenier
Winnaars van de Nobelprijs voor de Literatuur
– Albert Camus: Laatste cahiers 1951-1959 (Amsterdam : De Arbeiderspers, 2024)
– Albert Camus, Bruiloft / De Zomer (Amsterdam : Atheneum – Polak & Van Gennep, 2023)
– Albert Camus, Algerijnse kronieken 1939-1958 (Bleijswijk : Uitgeverij Vleugels, 2022)
– Albert Camus, Een hogere liefde. Brieven aan een Duitse vriend (Amsterdam : Prometheus, 2024)
– Pierre Hadot, De sluier van Isis. Een geschiedenis van het idee van de natuur (Amsterdam : Athenaeum-Polak & Van Gennep, 2023)
Noten:
– Camus, Albert : Laatste cahiers, p. 90
– Ibidem, p. 342
– Ibidem, p. 124
– Sharpe, Matthew : Pierre Hadot, Albert Camus and the orphic view of nature. In: Continental Philosophy Review. Vol. 54 (2021), p.22-23.
– Camus, Albert : Laatste cahiers, p. 154