Veldheren maken mode
De belangrijkste bijdragen uit de negentiende eeuw werden direct of indirect geleverd door twee populaire Britse officieren uit de tijd van de Krimoorlog (1854-56): Lord Cardigan en Lord Raglan. De zevende graaf van Cardigan, James Thomas Brudenell (1797-1868) was aanvoerder van de Light Brigade, een cavalerie-eenheid. Cardigan voldeed geheel aan het ideaalbeeld van de negentiende-eeuwse officier: hij was elegant, flamboyant, een waar leider en boven alles een aristocraat.
Zijn uitstraling werd versterkt door het officierstenue van de huzaren: een blauw vest van gebreide kamgaren met lange mouwen, aan de voorzijde hevig gedecoreerd met gouden tressen. De aldus mooi uitgedoste officieren, die om de tegenstander ontzag in te boezemen in vol ornaat het slagveld op gestuurd werden, moeten een oogverblindende, maar ook bevreemdende indruk gemaakt hebben, getuige de uitspraak van de Franse generaal Pierre Bosquet. Toen hij de felle strijd op het slagveld bij Balaklava gadesloeg, constateerde hij: C’est magnifique mais ce n’est pas la guerre! (1)
Op welke wijze en in wat voor vorm de cardigan in de negentiende eeuw de mode binnensloop blijft vooralsnog onduidelijk. De naam bleef voortbestaan in relatie tot een kort vestjasje met lange mouwen. De wereld van verschil tussen het schitterende huzarenjasje en het daarmee vergeleken saaie vest is moeilijk te verklaren (zie afbeelding). De geschiedenis verhaalt dat Lord Cardigan, verhit door het vuur van de strijd om de Krim, de trui die hij onder zijn uniform droeg met zijn sabel van voren opensneed. Na afloop zou een van zijn mannen de gerafelde randen hebben omboord, er knopen opgezet en er knoopsgaten in gemaakt hebben. Hiermee was het vest geboren. De cardigan zou dus niet afgeleid zijn van een uniformjasje, maar van een militaire trui.
Het vest
Aan het begin van de twintigste eeuw verscheen onder deze naam een gebreid, kraagloos vest met lange mouwen in de sportkleding. De ontwerpster Coco Chanel (1883-1971) wordt door veel modehistorici beschouwd als de ‘uitvindster’ van het gebreide vest, dat zij in de jaren twintig en dertig inderdaad veelvuldig in haar comfortabele kleding naar voren bracht. Chanel was, hoezeer zijzelf dit idee ook voedde, echter niet de enige die cardigans ontwierp. Ook andere ontwerpers uit de jaren twintig brachten cardigans op de plankiers. In ieder geval is sinds het begin van de twintigste eeuw de cardigan niet meer weg te denken uit de mode. Hoewel het vest lange tijd een stigma van huiselijke oubolligheid heeft gehad, beleefde het zo nu en dan grote revivals. Toen de frêle filmster Audrey Hepburn het vest achterstevoren droeg en de Amerikaanse zanger Perry Como in cardigan gekleed op de hitlijsten stond, maakten ook de meer modebewuste mensen kennis met dit comfortabele kledingstuk. Zij die de voorkeur geven aan klassieke kleding kennen de cardigan nog steeds als onderdeel van de twinset.
De raglanmouw
Een ander negentiende-eeuws militair modeverschijnsel dat ook vandaag nog, zowel letterlijk als figuurlijk, ongekende populariteit geniet is de raglanmouw (zie afbeelding). Deze mouw is genoemd naar James Henry Lord Raglan (1788/9-1855), die zich met zijn optreden in de Krimoorlog onsterfelijk maakte. Net als bij de cardigan is de oorsprong van de raglanmouw in duisternis gehuld. Deze is niet zoals een ‘normale’ mouw ingepast tussen de schouder- en zijnaad van het bovenlijf, maar loopt vanaf de halslijn tot aan de pols of elleboog, al naar gelang de lengte van de mouw, en is schuin vanaf de hals tot onder de oksel aan het bovenlijf gestikt.
Het resultaat van deze coupe is een grotere bewegingsvrijheid voor armen en lichaam dan bij de traditionele mouw. Daarom is het goed mogelijk dat deze mouwsoort speciaal voor Lord Raglan, die tijdens de Slag bij Waterloo zijn rechterarm verloor, werd ontworpen. Maar het kan ook dat Raglan de jas liet ontwerpen voor zijn soldaten, die tijdens de Krimoorlog in de barre Russische winter van 1854-55 moesten vechten. Hoe het ook zij, de ra glanmouw werd aan het eind van de Jaren vijftig van de negentiende eeuw y oor het eerst in Engelse, korte wollen raglanjassen toegepast. Sinds het einde van de negentiende eeuw komen We de mouw op biina alle kledingstukken tegen.
De trenchcoat
De jas die vandaag de dag ook veelvuldig met een raglanmouw wordt uitgevoerd is de trenchcoat (zie afbeelding). Deze jas vindt haar oorsprong in een negentiende-eeuwse militair uitziende jas met epauletten en een dubbel jukstuk op de schouders. Aanvankelijk werd de trenchcoat van wol vervaardigd, maar Thomas Burberry (1835-1926) die tijdens de Eerste Wereldoorlog trenchcoats voor het British Royal Flying Corps (de latere R.A.F.) vervaardigde, gebruikte de door hem gepatenteerde waterafstotende gabardine.(2)
De jas van Burberry had een groot rugstuk, epauletten, bandjes met gespjes aan de manchetten, een dicht te knopen stormflap op één schouder, een ceintuur en zakken met kleppen. Metalen D-ringen werden aangebracht voor het vastmaken van militaire uitrustingsstukken.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd de jas door Britse officieren als regenmantel gedragen. Al snel kozen ook burgers voor deze comfortabele jas. Zeker toen Hollywoodsterren als Humphrey Bogart in Casablanca de jas met allure op het witte doek droegen, wilde bijna iedere burger een trenchcoat dragen.
En dat is zo gebleven. In de voorjaarsmode van 2000 maakte de jas weer furore in een bijdetijdse variant. Maar in wat voor uitvoering dan ook, de trenchcoat heeft zijn traditionele, comfortabele degelijkheid al meer dan honderd jaar bewezen.
De marine-look
Het T-shirt
Overigens heeft niet alleen de landmacht, maar ook de negentiende-eeuwse marine zijn invloed op de mode gehad. Het in 1857 gestandaardiseerde Britse matrozenpak drukte een onuitwisbaar stempel op de mode, want wie heeft niet ooit een matrozenkraagje of misschien zelfs een heel pakje gedragen? Alhoewel het matrozenpakje, toonbeeld van onschuld en braafheid, een reliek van verloren tijden lijkt te zijn, beleefde het aan het einde van de twintigste eeuw een revival in de collectie van Jean-Paul Gaultier. Diens knalroze matrozenpakken met wijd uitlopende pijpen – de van de matrozen afkomstige bell-bottems – zijn echter in de homoscene helemaal ‘in’ en torpederen de oorspronkelijke brave uitstraling van dit kledingstuk. Het handelsmerk van Gaultier is overigens het blauw-wit gestreepte matelot jersey T-shirt, dat wij zo goed van de matrozen kennen.
Het T-shirt is eveneens een marinekledingstuk dat de mode en zelfs de cultuur van de twintigste eeuw veranderde, al had de zeemacht hierbij de hulp van de Amerikaanse soldaten nodig. Het wollen T-shirt van de marine, dat bij de hals een knoopsluitinkje had en mouwen tot de elleboog, hoorde sinds 1899 als ’trainingshirt’ (3) tot het standaarduniform bij de Amerikaanse marine.
Toch was dit kledingstuk niet nieuw, want al in de achttiende eeuw hadden soldaten een soort T-shirt, dat ook van wol was geweven, als hemd gedragen. In 1913 werd het witte T-shirt voor het eerst door de U.S. Navy gedragen. Dit T-shirt had een wijdere hals zonder knoopsluiting en korte mouwen. Het leek al sterk op het hedendaagse T-shirt. Het werd gemaakt uit gebreide katoen, in plaats van wol, waardoor het heel gemakkelijk zat en transpiratievocht goed absorbeerde.
Door het draagcomfort werd het T-shirt niet alleen populair bij matrozen, maar ook bij Amerikaanse soldaten en later bij iedereen. Het optreden van de Amerikanen na de Japanse aanval op Pearl Harbor, in 1941, heeft een bijdrage geleverd aan de populariteit van dit kledingstuk. De aanval bracht elf miljoen Amerikanen op de been die van militaire kleding en uitrustingsstukken voorzien moesten worden.
Een jaar later gaf de Amerikaanse marine een officiële beschrijving van de uitrusting, waaronder een hemd met ronde hals van het ’type T’. Aanvankelijk was het wit, maar al snel werd het bedrukt met de naam van de militaire basis of de divisie. Eenmaal thuis teruggekeerd, behielden de G.I.’s het T-shirt in hun garderobes. De onoverwinnelijke uitstraling van de Amerikaanse soldaat, die tijdens de Tweede Wereldoorlog vocht voor de vrijheid, heeft er zeker in hoge mate toe bijgedragen dat het T-shirt hét kledingstuk van de afgelopen eeuw werd. Iedereen heeft er wel een paar, ze zijn er voor iedere portemonnee en voor alle gelegenheden.
De duffelcoat
Hetzelfde kan gezegd worden van de wollen duffelcoat, die in 1896 bij de Britse Royal Navy voorgeschreven werd voor de bemanning van de nieuwe open-deks-torpedoboten. De duffelcoat is een rechte, kuitlange jas met capuchon, zijsplitten, opgestikte zakken en een houtje-touwtje-sluiting (zie afbeelding). Het woord ‘duffel’ verwijst naar de dikke wollen duffelse stof, die genoemd is naar de plaats Duffel in de provincie Antwerpen, waar tot in de zeventiende eeuw een bloeiende textielnijverheid was die deze stof produceerde.
De dikke stof beschermde tegen weer, wind en water en zorgde ervoor, samen met het draagcomfort, dat de duffelcoat een klassieker zou worden die nauwelijks meer weg te denken is uit de mode.
Niet alleen bleef de Britse marine de jas gedurende de Eerste en Tweede Wereldoorlog als zogenaamde ‘waakjas’ dragen, maar nadat de overschotten in 1946 gedumpt waren, liepen ook de burgers in alle opzichten met deze jas weg. Hierbij speelde niet alleen de naoorlogse armoede een grote rol, maar ook het comfort van deze degelijke jas. In Nederland werd hij na de Tweede Wereldoorlog bekend als ‘montycoat’, liefkozend genoemd naar de populaire veldmaarschalk Montgomery, die de jas bijna altijd scheen te dragen. Vooral onder studenten in de jaren zestig en zeventig jaren werd de jas bijzonder geliefd en ook vandaag de dag wordt deze jas nog veel verkocht, zij het in modieuze en kleurrijke varianten.
Nog maar weinig herinnert aan de militaire oorsprong. Wie het waagt de jas in de oorspronkelijke beige of blauwe kleur te dragen, valt als een a-modieus mens door de mand.
~ drs. M.J.B. Pool
Lees hier het eerste, tweede en vierde en laatste deel
Dit artikel van de hand van drs. Mariska Pool (Legermuseum, Delft) is afkomstig uit de Militaire Spectator, een militair wetenschappelijk vakblad dat sinds 1832 verschijnt. Ter gelegenheid van het 175-jarig bestaan van het blad werd het erfgoed enkele jaren geleden volledig gedigitaliseerd.
Boek van Mariska Pool (Legermuseum, Delft) over de invloed van uniformen op de mode. In 2000 verschenen bij uitgeverij Waanders.
1 – B. Agnew, ‘Forces in Fashion. Military & Naval Influences on Civilian Fashion’. In Glenbow, 1994, z.p.
2 – Gabardine werd in 1879 door Thomas Burberry gepatenteerd. Hij vervaardigde de stof uit katoenen garen dat waterdicht gemaakt, dicht werd geweven en vervolgens nogmaals waterdicht werd gemaakt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, in 1917, toen de stoften in Engeland gerantsoeneerd werden, gaf Burberry de vervaardigingsrechten van gabardine op, maar hij behield wel de merknaam.
3 – De afkorting ‘T-shirt’ staat voor ’trainingshirt’. Later werd de benaming gebruikt als verwijzing naar de eenvoudige T-vorm van
het kledingstuk.