Vrouwen, en vooral getrouwde vrouwen, waren lange tijd zeldzaam in de Nederlandse politiek. Een uitzonderlijk figuur in politiek Nederland was rond 1940 de sociologe Hilda Verwey-Jonker.
Zij had zich in de jaren dertig snel opgewerkt binnen de SDAP, later de PvdA. Haar politieke carrière was bijzonder: ze was namelijk getrouwd en had vier kinderen. Zelf vond ze dat geen enkel probleem, maar haar omgeving was weinig begripvol. Op een slecht rapport van een van haar kinderen schreef de docent:
‘Tja, een werkende moeder.’
In november 1945 kreeg Verwey-Jonker, terwijl ze taart at met haar gezin, een telegram. Ze was benoemd tot lid van het Nederlandse Noodparlement. Toen ze partijvoorzitter Koos Vorrink vroeg waarom hij juist haar gevraagd had, zei hij alleen: ‘Er moet een vrouw in’. Verwey-Jonker was daarover zo boos, dat ze de post weigerde:
‘Nou, dan nemen jullie de werkster van het partijbureau maar, dat is ook een vrouw.’
In 1956 werd Marga Klompé, toevallig een goede kennis van Verwey-Jonker, de eerste vrouwelijke minister van Nederland. Deze voormalige scheikundelerares – ongetrouwd – was dé buitenland-expert van de katholieke KVP. Ze was in 1952 voorgedragen als Minister van Buitenlandse Zaken, maar premier Willem Drees vond haar ‘te agressief.’
In 1956 werd Klompé wel minister, van het nieuwe departement Maatschappelijk Werk. Later schreef een ambtenaar, dat zij de post vooral gekregen had omdat Maatschappelijk Werk als een licht ministerie werd beschouwd:
‘net iets voor een vrouw.’
Lees ook: Geschiedenis van de PvdA (Partij van de Arbeid)
Boek: Drift en koers – de levens van Hilda Verwey-Jonker (1908-2004)