Op 1 oktober 1947 ging de Noodwet Ouderenvoorziening van Willem Drees in. Daarmee wilde hij ouderen een minimumpensioen garanderen. Ouderen konden voortaan ‘Trekken van Drees’.
Eeuwenlang waren ouderen afhankelijk van familie of van de armenzorg van kerk of stad. Vanaf het begin van de twintigste eeuw nam ook de rijksoverheid deze verantwoordelijkheid op zich. Sinds 1913 kreeg iedere bejaarde vanaf de zeventigste verjaardag twee gulden per week, omgerekend zo’n twintig euro. Zes jaar later werd de leeftijdsgrens teruggebracht tot 65 jaar.
Noodwet Ouderenvoorziening
Na de Tweede Wereldoorlog was de overheid van mening dat ze burgers een bestaansminimum moest bieden. Willem Drees, toen de minister van Sociale Zaken, ontwierp daarom in 1947 de Noodwet Ouderenvoorziening, waarmee hij alle ouderen een minimumpensioen wilde garanderen. Een definitieve wet moest later volgen. Er volgden felle debatten. Volgens linkse partijen had iedereen recht op hetzelfde basispensioen, dat de overheid zou moeten betalen. De rechtse partijen zagen meer in een verzekering: mensen moesten zelf premie betalen. Daarnaast was er verzet vanuit de gereformeerde kerk. Die vond armenzorg geen taak voor de overheid maar voor de kerk.
Drees hield zijn poot stijf en de Noodwet ging uiteindelijk op 1 oktober 1947 in. Ongeveer 400.000 mannen en alleenstaande vrouwen van 65 jaar en ouder konden vanaf nu op het postkantoor hun staatspensioen in ontvangst nemen. De vreugde onder ouderen was enorm. Er werd diezelfde dag een grote bijeenkomst in de Haagse Dierentuin georganiseerd, waar Drees en zijn vrouw werden toegejuicht. Drees ontving een enorm aantal brieven, vaak met geschenken als rokersbonnen, postzegels om gebakjes van te kopen, bloemen, fruit en bonbons. Een groot aantal bejaarden schreef hem gedichten en er werd voor hem gebeden. Sommige ouderen waren bang dat hem iets zou overkomen, omdat er dan misschien wel snel een einde zou komen aan de regeling.
Definitieve regeling
In de Leeuwarder Courant werd een oproep gedaan.
Zoals u in de pers heeft kunnen lezen, wordt overal in het land hulde en dank gebracht aan onze minister Drees. De Noodwet Drees treedt nu in werking en brengt meer zonneschijn in het leven van menig oudje. Zullen wij als Friezen achterblijven in het tonen van dankbaarheid voor minister Drees’ cordate doorzettingsvermogen? Neen!
De Friese ouderen werden vervolgens opgeroepen een bijdrage te leveren aan een geschenk voor Willem Drees. Zulke initiatieven waren er in het hele land. De Algemene Ouderenbond eerde Drees met de titel ‘Vader der Ouden van Dagen’ en schonk hem een vulpen.
Drie jaar later werd in de Tweede Kamer gedebatteerd over de Noodwet. Omdat links en rechts het niet eens waren, liet een definitieve wet op zich wachten. De minister van Sociale Zaken wilde de bedragen met enkele procenten verhogen maar de Communistische Partij had een veel hoger bedrag voor ogen:
De ouden van dagen hebben de verhoging hard nodig. En het geld is ervoor te vinden; dan moet de regering bij Fokker maar een paar straaljagers minder bestellen.
In 1956 kwam het tot een definitieve regeling, de AOW. Nu kregen alle ouderen vanaf hun vijfenzestigste verjaardag een basispensioen. Tussen links (voor iedereen hetzelfde staatspensioen) en rechts (verzekering) was eindelijk een compromis gevonden: Een sociale verzekering waarbij het pensioen van de gepensioneerden betaald zou worden door alle werkende Nederlanders. Het compromis werd breed gedragen, alleen de gereformeerde SGP stemde tegen. De voorzitter van de Tweede Kamer feliciteerde regering en de Kamer…
…met de totstandkoming van dit wetsontwerp, waardoor de ongelukkige combinatie “oud en arm” zal verdwijnen.
Politiek vraagstuk
De eerste Nederlander die een AOW pensioen ontving was op 2 januari 1957 de heer Bakker uit de Boterdiepstraat in Amsterdam. Dankzij de AOW kregen hij en met hem vele andere ouderen meer te besteden, ze waren voor hun oudedagsvoorziening niet langer afhankelijk van familie of van de kerk. Naarmate de groep ouderen echter sterker groeide dan het aantal werkenden, kwam het stelsel onder druk te staan. Het stelsel dat in de jaren veertig en vijftig voor veel discussie zorgde maar uiteindelijk collectief beleefd werd als een belangrijke verworvenheid, is daardoor opnieuw uitgegroeid tot een politiek vraagstuk dat om een compromis vraagt.