Arn Chorn-Pond is elf jaar oud als in zijn geboorteland Cambodja de Rode Khmer aan de macht komt (1975). Voor de jonge Arn, zijn familie en eigenlijk het hele land breekt een gitzwarte periode aan. In het boek Een zwarte pyjama doet Arn op indringende wijze verslag van die periode.
De Rode Khmer wil Cambodja veranderen in een boerenheilsstaat. Steden worden ontruimd en de bevolking wordt, met harde hand, gedwongen toe te treden tot zelfvoorzienende agrarische volksgemeenschappen. Ook Arn Chorn-Pond moet de stad verlaten, samen met zijn tante en zusjes. Al snel worden ook families uit elkaar gehaald. Er komen speciale ‘gemeenschappen’ voor volwassen mannen, vrouwen, jongens, meisjes die nog werken kunnen, en hele kleine kinderen (die waarschijnlijk onmiddellijk worden omgebracht).
Arn staat er dan helemaal alleen voor. Met andere kinderen wordt hij gedwongen om, gekleed in zwarte pyjama, rijst te verbouwen. De jonge Cambodjanen maken enorm lange dagen, maar ze leven nog. Wie vóór de komst van het bewind had gestudeerd (of bijvoorbeeld een westerse bril droeg) kreeg de kans niet meer om te werken. In de woorden van de jonge Arn, die al snel doorheeft, wat er gebeurt met de mensen ‘die op een andere plek gaan werken’ of ‘verhuizen naar een opvoedingskamp’:
Ze vermoorden iedereen die vroeger rijk was of een hoge positie had. Iedereen met een goede opleiding. Alle soldaten, leraren, dokters en musici. Als je arm bent, zit je goed. Het is de omgekeerde wereld. Rijk zijn is niet goed meer. Arm zijn kan je leven redden. (29)
Gedurende het regime van de Rode Khmer, dat tot 1979 aan bleef, komen bijna twee miljoenen Cambodjanen om het leven. Het is de ergste genocide die ooit door een land op zijn eigen bevolking is gepleegd.
Een zwarte pyama
Een zwarte pyjama is een even indringend als afschrikwekkend boek. Journaliste Patricia McCormick sprak honderden uren met Arn Chorn-Pond, die het schrikbewind op wonderbaarlijke wijze overleefde en later geadopteerd werd door een Amerikaanse dominee. McCormick beschrijft de gebeurtenissen in de woorden van Arn. Geen lange literaire zinnen, of beschouwende beschrijvingen over het doen en laten van de Khmer.
Het boek doet enigszins denken aan Het Dikke Schrift van Agota Kristof, een boek waarin twee negenjarige jonge jongens hun oorlogservaringen zo gevoelloos mogelijk beschrijven. Gevoelloosheid is hun wapen tegen pijn, onrecht, honger en dorst. Anders dan in Het Dikke Schrift kijkt Arn Chorn-Pond in zijn boek zo nu en dan wel terug en vraagt hij zich af of hij zijn familie ooit nog zal zien. Hij probeert zijn menselijkheid te bewaren, bijvoorbeeld door medegevangenen zo nu en dan wat extra eten toe te stoppen. Maar ook Arn raakt naarmate de tijd vordert steeds afgestompter en wapent zich met een harnas van ogenschijnlijke gevoelloosheid. Hij moet ook wel: een angstige blik kan zomaar bestraft worden met een ingeslagen schedel en als hij zelf gedwongen wordt om te assisteren bij massa-executies zijn tranen en twijfeling levensgevaarlijk. Arn moet doen wat hem opgedragen wordt. Arn doet wat hem opgedragen wordt.
Een typerend fragment uit het boek:
“Deze mensen deugen niet,” zegt een van de Rode Khmer. “Ze zijn oud, ze werken niet meer hard. En gaan toch gauw dood.” Dan, heel snel, pakt hij zijn bijl en raakt ze tegen het achterhoofd. Bloed spat in het rond. De muren van de tempel, die mooie tegels met prachtige schilderingen, druipen nu van het bloed. Dan zegt de Rode Khmer tegen ons: “Nu komt jullie werk. Jullie moeten op ze pissen. Op hun hoofd.”
Ik denk: dat doe ik niet, dat is verschrikkelijk. Dat doe ik echt niet.
Maar dan kijk ik omlaag en zie dat ik al sta te plassen.”
Een zwarte pyama bevat meer van dit soort gruwelijke beschrijvingen. Het boek aanraden is wat dat aangaat lastig. De gruwelen beklijven namelijk wel, temeer daar ze beschreven worden vanuit het perspectief van een elfjarige, en daar moet je als lezer maar net tegen kunnen. Een zwarte pyama is hoe dan ook een belangrijk boek. Heel veel op schrift gestelde getuigenissen van overlevenden van de Rode Khmer-terreur zijn er, zeker in het Nederlandse taalgebied, namelijk niet.
Daarnaast geeft het boek in de laatste hoofdstukken inzicht in de tragiek van getraumatiseerde oorlogskinderen die vaak veel moeite hebben hun draai te vinden in de ‘gewone wereld’. Tegenwoordig is Arn Chorn-Pond vredesactivist. In 1991 ontving hij de Human Rights Award van mensenrechtenorganisatie Amnesty International.
In Amerika is Een zwarte pyama (daar verschenen onder de titel ‘Never fall down’) genomineerd voor de National Book Award.
Lees ook: 1975-1978: de Rode Khmer in Cambodja
Boek: Een zwarte pyjama