Afgelopen zaterdag begon de Romeinenweek. Wat dat is en waarom het leuk is, lazen de vaste lezers van deze kleine blog al eerder (hier) en zal ik niet herhalen. Liever schrijf ik deze week een reeks Romeinenstukjes voor mijn neef op Curaçao. Die heeft ooit een spreekbeurt over de Romeinen gehouden, dus hij weet al heel veel, maar ik voeg deze week wat Romeinse dingen toe.
Ik heb nu twee stukjes gewijd aan de manieren waarop we de oude Romeinen kunnen kennen: eerst vertelde ik over antieke teksten en vervolgens over munten en inscripties. Je hebt echter ook oudheidkundigen die liever oude dingen opgraven. Dat zijn de archeologen. Die hebben de laatste jaren een beetje pech, en dat komt door Indiana Jones. Door die films denken heel veel mensen dat archeologie bestaat uit het snel leeghalen van oude graven en het zoeken naar heilige voorwerpen, maar archeologie is voor 80% werk op kantoor en voor maar 20% werk in het veld. En dat veldwerk gaat héél voorzichtig.
Nu denk je natuurlijk dat de echte archeologen, als iedereen verkeerde ideeën heeft over hun vak, hun best wel zullen doen om het goed uit te leggen, en dat zouden ze ook zeker wel willen, maar opnieuw hebben ze pech. De beroemdste archeoloog van de wereld is Zahi Hawass, die denkt dat er meer geld voor archeologie komt als het maar op Indiana Jones lijkt. Of als er heel spectaculaire ontdekkingen worden gedaan. Ook andere archeologen, die niet op Indiana Jones willen lijken, doen heel vaak net alsof ze iets superbelangrijks hebben gevonden, omdat ze zo aan geld kunnen komen. Bijna de helft van wat je over archeologie leest, is zwaar overdreven.
Het eigenlijke graafwerk is in feite een beetje saai. Het moet namelijk heel erg voorzichtig. Als het eenmaal is opgegraven, kun je het niet een tweede keer opgraven, dus het moet heel behoedzaam gebeuren. De meeste vondsten zijn bovendien heel gewoon en een beetje saai: scherven van aardewerk, gewichtjes van een weefgetouw, lampjes, botjes. Dat is ook logisch. Als bijvoorbeeld je huis in brand staat, of als je stad veroverd wordt, dan neem je snel nog even de dure dingen mee. Daardoor vinden archeologen niet zo vaak gouden oorbellen of zilveren munten.
Maar ook saaie scherven zijn belangrijk. Op een Romeinse opgraving in Nederland – laten we zeggen Nijmegen – kun je bijvoorbeeld zwart, rood en grauw aardewerk vinden. Archeologen weten dat het zwarte aardewerk komt uit België, het rode uit Frankrijk en het grauwe uit bijvoorbeeld Drenthe. Dan weet je dus dat er in Nijmegen wel eens kooplieden kwamen uit België, Frankrijk en het noorden van Nederland: zo leer je dus, uit die simpele scherven, iets over de internationale handel. (Ik ben wel eens geweest op een opgraving in Duitsland waar ze peper hebben gevonden. Dat komt helemaal uit India!)
Kruidenrekje
Of kijk eens naar de botjes. Als archeologen dorpjes opgraven uit de tijd voordat de Romeinen kwamen, vinden ze nooit de botten van bijvoorbeeld kippen, damherten, katten en konijnen. De opgravers vinden die wel in Romeinse dorpen en steden. Die dieren zijn dus met de Romeinen mee gekomen. Zij zorgden ook voor de eerste notenbomen en amandelen, bieten, abrikozen, pruimen en peren. En kijk eens naar het kruidenrekje: de Romeinen brachten dille, koriander, munt, selderij, venkel en wijnruit. Allemaal dingen die we weten dankzij de archeologie.
Archeologie is vaak een leuke puzzel. Zo stelden archeologen eens vast dat de Galliërs (de bewoners van het oude Frankrijk) voordat de Romeinen kwamen, al hielden van Italiaanse wijn. Gallische vrouwen droegen graag sieraden uit Italië. Als je nu alle vondsten van wijnkruiken en sieraden op de landkaart tekent, dan zie je precies langs welke wegen de kooplieden hebben gereisd. Toen Julius Caesar Gallië ging veroveren, wist hij welke wegen hij moest nemen om uit te komen in de rijkste gebieden. Hij wist dus precies waar zijn soldaten het beste konden gaan plunderen.
Dit is de echte archeologie. Het lijkt helemaal niet op Indiana Jones. En juist als je je concentreert op simpele voorwerpen en op de leuke puzzels, is archeologie het mooist. Je hoeft helemaal niet te overdrijven.
Vergelijken
Voor ik afrond nog één ding. Met teksten, munten, inscripties en met archeologische vondsten kunnen we een heleboel dingen ontdekken. Maar je wil een controle hebben. Daarom is het heel belangrijk dat oudheidkundigen ook kijken naar andere volken uit het verre verleden. Door te vergelijken, kun je zien of dat wat je hebt bedacht, ook elders voorkomt. Als dat zo is, dan ben je gerustgesteld: wat je hebt bedacht, zou waar kúnnen zijn. Als je echter nergens zoiets vindt, dan moet je toch wat voorzichtiger worden.
Dit betekent dat een goede oudheidkundige van alle markten thuis moet zijn. Is hij bijvoorbeeld de teksten van Julius Caesar aan het lezen over de verovering van Gallië, dan begrijpt hij die tekst beter als hij ook iets weet van de verspreiding van vrouwensieraden, want daardoor herkent de oudheidkundige wat Caesar weglaat. De tekst-specialist kan dus niet zonder archeologie. Een archeoloog kan weer niet zonder kennis van teksten. En allebei kunnen ze niets als ze niet iets weten van oude culturen in het algemeen.
Het is een heleboel werk. Het leuke van de Romeinen is dan ook dat je er je hele leven lang nog nieuwe dingen van kunt ontdekken.
**
Speciaal voor de Romeinenweek heeft RomeinenNU een vakantieboek gemaakt. Het staat boordevol spellen, verhalen, weetjes en doe-activiteiten over de Romeinen. Je kunt het hier downloaden. Print het uit en je kunt direct aan de slag!
Een gedrukte versie is zolang de voorraad strekt in de mei-vakantie verkrijgbaar bij de deelnemende organisaties aan de Romeinenweek.