Hoe oorlog de beschaving vormde

3 minuten leestijd
Rockwell B-1B Lancer, een Amerikaanse bommenwerper (US Air Force)
Rockwell B-1B Lancer, een Amerikaanse bommenwerper (US Air Force)

Oorlogen hoeven helemaal niet slecht te zijn, want ze leiden vaak tot meer beschaving. Zo luidt de originele these van Ian Morris in diens boek Verwoesting & vooruitgang. Hoe oorlog de menselijke beschaving heeft gevormd (Uitgeverij Unieboek|Het Spectrum). Morris onderbouwt zijn paradoxale these door de hele menselijke geschiedenis te doorkruisen en op cruciale momenten te laten zien wat oorlogen de mens hebben opgeleverd.

Begrafenisondernemer

In de inleiding van het boek – met als oorspronkelijke titel War! (What is it good for?) – naar de bekende hit van Edwin Starr uit 1970 – onderstreept Morris dat oorlogen de begrafenisondernemers helemaal niet zoveel opgeleverd hebben. Hoewel oorlogen massale slachtpartijen betekenen, zijn ze niettemin altijd de grootste vijanden van de begrafenisondernemer geweest:

“In tegenstelling tot wat het liedje [van Starr] beweert, is oorlog wel degelijk ergens goed voor geweest: over de lange termijn gezien heeft oorlog ons meer veiligheid en rijkdom gebracht. Oorlog is een verschrikking, maar het alternatief zou – alweer over de lange termijn – nog erger zijn geweest.” (16)

Morris noemt enkele voorbeelden. Zo stierf in de steentijd 10 à 20 procent van de totale bevolking door geweld van anderen. De twintigste eeuw staat met deze cijfers in schril contrast. Beide wereldoorlogen, diverse genocides, terreur en atoombommen kostten aan een geschatte 100 tot 200 miljoen mensen het leven. Maar procentueel gezien bedroeg dit aantal slechts 1 à 2 procent van de wereldbevolking. “Voor wie het geluk had om in de geïndustrialiseerde twintigste eeuw geboren te worden,” aldus Morris, “was de kans om door geweld of de gevolgen daarvan om te komen gemiddeld tien keer kleiner dan in de steentijd.” (17)

Leren houden van de Bom

Interessant is ook Morris’ visie op het tijdvak van de Koude Oorlog. Deze periode staat bekend als een dreigend en gevaarlijk, maar volgens Morris waren de jaren 1945-1990 juist veilig – iets wat je achteraf gezien natuurlijk kunt vaststellen, maar niet het gevoel dat de tijdgenoot zo ervaren zal hebben. Morris stelt dat we moeten ‘leren houden van de Bom’. De atoombommen op Japan en de Tweede Wereldoorlog maakten eerder een eind aan een tijdperk van chaos waarin Groot-Brittannië haar internationale machtspositie was kwijtgeraakt, dan dat ze chaos veroorzaakten. De Verenigde Staten sprongen na de nederlaag van het destructieve nazi-Duitsland in het ontstane machtsvacuüm:

“Binnen het Amerikaanse imperium ontwikkelde zich een snelle en stabiele vrede omdat de Verenigde Staten hun bondgenoten zelden toestonden om elkaar te beoorlogen. Dit verklaart grotendeels het verschijnsel dat bekendstaat als democratische vrede, omdat de meeste democratieën van de wereld zich nu eenmaal binnen dit Amerikaanse imperium bevonden. Ook binnen de nationale grenzen triomfeerde de vredelievendheid; de oorlog had wonderen gedaan voor het respect van de bevolking voor haar regering en haar afkeer van politiek geweld. De decennia vlak na de oorlog waren een gouden tijdperk voor de veiligheid: slechts een op de vijfduizend Scandinaviërs en een op de vierduizend Britten kwam tussen 1950 en 1974 op gewelddadige wijze aan zijn einde. (…) De jaren 1950 waren misschien saai, maar buitengewoon veilig. Ze waren ook bijzonder welvarend. De Verenigde Staten begonnen geld te pompen in de verwoeste Europese economieën. (…) Zoals de strateeg Robert Kagan opmerkt: ‘Het was de perfecte kapitalistische oplossing voor een strategisch en economisch probleem.’ ” (350,351)

Mooie en juiste woorden, maar er moet natuurlijk wel geconstateerd worden dat Morris hier een zeer expliciet westers en Noord-Atlantisch vertrekpunt hanteert. Vanuit Oost-Europees of Aziatisch perspectief bezien valt er op zijn stelling dat er (inter)nationaal sprake was van vrede en veiligheid, en dat de Verenigde Staten deze stabiliteit garandeerden, veel af te dingen. Denk alleen maar aan de situatie ten oosten van het IJzeren Gordijn, de oorlogen in Korea en Vietnam en de vele dekolonisatie-oorlogen. Morris gaat al generaliserend wel erg makkelijk aan deze feiten voorbij.

Drones en cyberaanvallen?

Boeiend zijn Morris’ bespiegelingen over een eventuele derde wereldoorlog, in het laatste hoofdstuk. De auteur gaat hier – wat speculatief maar weloverwogen – in op de rol en verwachte ontwikkeling van drones, de groeiende weerstand tegen wat de Verenigde Staten ‘dodelijke autonome robotica’ noemen, cyber- en kinetische aanvallen, de rol van de Verenigde Staten als ‘globocop’ of mogelijke telepathie via internet.

Verwoesting & vooruitgang - Ian Morris
Verwoesting & vooruitgang – Ian Morris
Ondanks de angstaanjagende vooruitzichten van een cyberoorlog, eindigt het boek zoals het begon: vol optimisme. In van evolutionaire terminologie gespeende termen, stelt Morris:

“Reden voor mijn optimisme is onze staat van dienst die zo duidelijk blijkt uit onze langetermijngeschiedenis. We zijn er weliswaar niet in geslaagd de oorlog de wereld uit te wensen, want dat is onmogelijk, maar we hebben buitengewoon succesvol gereageerd op de veranderende beloningen in het spel op leven en dood. Het grootste deel van ons bestaan op aarde zijn we agressieve, gewelddadige dieren geweest omdat agressie en geweld lonend waren. Maar in de tienduizend jaar sinds we de productieve oorlog hebben uitgevonden, heeft zich een culturele evolutie naar minder gewelddadig gedrag voorgedaan – omdat de voordelen daarvan groter zijn.” (495)

Laten we hopen dat Morris optimisme bewaarheid wordt.

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×