We hebben ze in verschillende vormen en van veel verschillende schrijvers: mooie, bijzondere brieven. Op initiatief van Tresoar twitteren archieven en musea regelmatig een mooie brief uit hun collectie met #HistoryPost. Het BHIC doet mee en toont dit keer een brief vol hartzeer.
De brief bevat alle ingrediënten voor een mooie afscheidsbrief: prachtig dichtgelakt met een rood zegel, een onberispelijk handschrift en vol venijn in de staart. Het gaat om het schrijven van C.H. de Kock aan haar waarde Vriend Roomer. Daarmee maken we al snel kennis met de omgangsvormen in 1801 want alhoewel al snel duidelijk wordt dat deze dame en heer veel voor elkaar betekenen (of in ieder geval hebben betekend); voornamen worden in deze brief niet gebruikt.
Mejuffrouw De Kock windt geen doekjes om haar boodschap. Ze begint met de bekentenis dat ze het niet durft te zeggen en dat haar ‘waarde Vriend’ dit zeker niet gedacht zou hebben. Maar:
“Ik moet u melden dat ik niet gelukkig ben en dat wel om dat ik u te opregt bemin en dat uwe Lievde niet meer zoo vuurig is als toen wij elkander eerste leerden kennen.”
Nou fraai, denk je in eerste instantie, moet je zoiets dan per brief doen? Maar volgens mejuffrouw De Kock lijkt de liefde steeds meer van één kant te komen.
“Uwe bezoek zijn zoo spaarzaam en dan nog is het als of gij het deet uit pligt. Maar u gezelschap is mij zoo dierbaar dat ik mij telkens verheugde als ik meende te zien en te omhelzen en dat namt gij mij kwaalijk. Maar wat behoef ik zoo uitewijden u Hart zal u genoeg zeggen dat ik gelijk heb.”
En dan is het wachten op de verdere verwijten.
“Gij meende dat als gij mij eens trouwde het dan genoeg zou zijn en dan alle plaisiertjes waarnemen. Ik trouw niet om getrouwt te weezen o neen maar enkel uit lievde, uit overtuiging dat ik gelukkig zal worden met die geenen die mij het liefste heeft en die voor mij alles is.”
Wijze woorden van de jonge dame die vijf jaar later toch in het huwelijk zal treden, zo verklapt het trouwboek in Heusden. Maar wel met een andere man dus gaan we ervan uit dat ze de ware lievde toch heeft gevonden.
Maar dat weet ze nog niet als ze deze brief schrijft en afsluit met:
“Bedank ik u voor alle verdere kennis van nu aan zijt gij mijn minnaar niet meer. Ik ben hoogste bedroeft, alles behalven onverschilligheid. God weet mijne gedagte en die zal mij troosten. Dag Roomer leeft gelukkig wens uwe vriendin, C. H. De Kock.”
Gevolgd door een stekelige post srciptum:
PS ik verzoek mijn silhouet terug, ik zal u het uwe dan ook bezorgen
~ Marilou Nillesen – BHIC