Jan van Blois
Jan van Blois (1342-1381) was een kleinzoon van Jan van Beaumont, de broer van graaf Willem III. Zijn moeder was diens dochter Johanna, zelf gravin van Soissons als erfgename van haar moeder, die getrouwd was met de Fransman Louis van Chatillon, graaf van Blois. Hij sneuvelde in 1347 aan de Franse kant bij Crecy. Ze trouwde later met Willem van Namen. Jan had een oudere broer, Louis, en een jongere, Guy. In 1356 erfde hij van zijn opa diens Hollandse en Henegouwse bezittingen en werd daarmee in één klap een rijk man. Naast heerlijkheden in Henegouwen erfde hij in Holland Schoonhoven, Gouda, Noordwijk, Velsen, Beverwijk, Krommenie, Westzaan, Texel en in Zeeland Goes en Tholen. De eerste twee stadjes en hun omgeving werden in Holland een bijna zelfstandig gebiedje, dat in de praktijk wel het Land van Blois werd genoemd. Jan van Blois verbleef regelmatig in zijn kasteel te Schoonhoven. Hij voerde daar een luxueus, Frans georiënteerd hof, dat voor veel edelen in de omgeving als voorbeeld diende voor ‘hoe het moest’. Hertog Albrecht van Beieren zou voor zíjn eigen hof de nodige ideeën bij hem hebben opgedaan, maar het is moeilijk dit met zekerheid vast te stellen.
Al voor de dood van Jan van Beaumont op 11 maart 1356 kwam Jan van Blois naar Holland. Hij verbleef bijna een jaar (maart 1355 tot januari 1356) bij de heer van IJsselstein, Arnoud van Amstel, om bekend te worden met de Hollands situatie en om de taal te leren. Hij ontmoette er verschillende buren van zijn domein, zoals de heren van Langerak, van der Goude, van Zevender en de Herlaars van Ameide. Enkelen van hen zouden later deel uitmaken van zijn raad of functies op zijn goederen vervullen. Sommigen trouwden zelfs met zijn bastaarddochters. Zelf bracht hij de broers Jean en Hugue van Barbançon mee, neven van zijn grootmoederskant, die lang als zijn raadgevers functioneerden.
Pruisentochten
Jan werd gedurende de eerste periode van Albrecht van Beierens regering bij afwezigheid van de graaf dikwijls ingeschakeld als landvoogd. Daarnaast had hij functies aan het hof en diende hij als ambassadeur bij buitenlandse hoven. Hij was ook lid van de grafelijke raad.
In de winter van 1362, op 8 december, ging hij voor de eerste keer, met zijn gevolg, op Pruisentocht1. Hij moest er flink voor lenen, tegen hoge rente, want het waren dure reizen. Wat ze er precies deden is niet bekend, maar Jan is er wel tot ridder geslagen. En dat zal ook het nodige hebben gekost aan ceremonieel, geschenken en feestelijkheden. De eerste tocht duurde lang: pas op 10 juli keerden Jan en een aantal vrienden terug in Schoonhoven; het personeel was al een maand eerder per schip aangekomen. Dat bracht ook de valken mee die hij in Pruisen had gekocht. Bij terugkomst waren er zoveel paarden dat ze niet in de kasteelstal pasten en ondergebracht moesten worden in het stadje. Jan van Blois moest daarna zijn onderdanen om een bede vragen om zijn schulden af te kunnen betalen.
Op 20 november 1368 ging hij met zijn gevolg (onder wie twee herauten, de geleerde ‘spreker’ Augustijnken en wat speellieden) op 44 paarden weer op Pruisentocht en opnieuw keerde hij pas terug in juli van het volgende jaar. Van deze tocht is bekend dat het internationale leger onder leiding van de heren van de Duitse Orde in april-mei 1369 een tocht met boten (te roeien platbodems die ter plekke gekocht moesten worden) naar de heidense Litouwers maakte. Er werden enorme hoeveelheden proviand en drank ingeslagen, wapenrusting werd geleend en gekocht en men maakte een verplaatsbare ‘bedstede’ voor heer Jan. Hoe de inval verliep, is niet bekend. Wel dat Jans jongere broer Guy er tot ridder werd geslagen. Er werden ook weer valken gekocht en een grote slede, die per schip naar Holland kwamen. Op de terugweg maakte hij nog een omweg om de ouders van hertogin Margaretha van Brieg, hertog Albrechts echtgenote, te bezoeken.
Strijd om Gelre
In 1371 kwam de Gelderse troon vrij. Hertog Eduard was gesneuveld op het slagveld en zijn broer Reinald III, die tien jaar gevangen had gezeten, stierf aan het eind van datzelfde jaar. De opvolging werd opgeëist door hun halfzusters. De oudste was Mechteld, geboren rond 1325, en weduwe van de graaf van Kleef. De andere was Maria, geboren rond 1328, en gehuwd met hertog Willem VI van Gulik. Willem was de zoon van de Willem V van Gulik die in 1324 met Johanna van Avesnes, dochter van Willem III van Henegouwen-Holland, was getrouwd. Zij hadden een zoon, weer een Willem (VII, geboren in 1364), die nog minderjarig was, maar desondanks wilden ze hem laten opvolgen. De 29-jarige Jan van Blois besloot ook een gooi te doen naar het hertogdom. Na overleg met hertog Albrecht en de bisschop van Utrecht besloten ze, om dat voor elkaar te krijgen, het gevecht aan te gaan met de hertog van Gulik. Jan kreeg met hulp van vrienden een leger bij elkaar en deed een inval in Gelre, waarbij hij Zaltbommel innam, veel buit veroverde en gevangenen maakte. In de Bloise rekeningen uit die tijd werd ene Claes Heinen, een bode, genoemd. Later zou hij heraut worden aan het Gelderse hof en nog weer later heraut met de titel Beieren aan het Hollandse hof. Van zijn hand is een prachtig wapenboek van de adel uit zijn tijd afkomstig.
Jan van Blois trouwde tijdens Pinksteren 1372 met Mechteld, die toen ongeveer 47 jaar oud was en al twee keer weduwe. Het was een verstandshuwelijk en diende om de greep naar de macht in Gelre te legitimeren. Jan noemde zich de jaren daarna hertog van Gelre, maar om dat waar te kunnen maken moest hij dat land eerst nog wel zien te veroveren. De erop volgende oorlog kostte kapitalen en Jan van Blois probeerde overal waar hij kon geld te lenen. De strijd ging intussen door. Diverse kastelen en Amerongen, Lobith, Harderwijk en Tiel werden belegerd. Om die laatste stad werd zwaar gevochten.
De krachten hielden elkaar in evenwicht, zodat er weinig anders opzat dan vrede te sluiten. Dat gebeurde in december 1372. Hierbij bleek dat hertog Albrecht zich inmiddels bij Gulik had aangesloten en dat hij zijn oudste dochter Catharina, nota bene pleegdochter van Jan van Blois, aan de jonge Willem VII van Gulik had beloofd. Willem, die in 1377 op dertienjarige leeftijd als hertog van Gelre de regering had aanvaard, zou in 1379 met haar trouwen. Tussen Jan en Albrecht trad een verkoeling op, al hielp de eerste de laatste nog wel in de Utrechtse Oorlog van 1374. Mechteld woonde na het mislukken van de machtsgreep niet meer in hun huis te Schoonhoven; het liep uit op een scheiding van tafel en bed. Haar echtgenoot had haar kamers in het kasteel voor veel geld laten opknappen, maar ze gaf de voorkeur aan haar eigen weduwgoederen in Turnhout en Mechelen. Ze bezocht Schoonhoven nog maar sporadisch.
Graaf van Blois
Na het overlijden in 1372 van de ongehuwde en kinderloze Louis, zijn oudere broer, erfde Jan het jaar daarop de titel graaf van Blois. Deze naam hoorde bij het grote en belangrijke Franse graafschap Blois aan weerszijden van de Loire, waarvoor hij leenhulde moest doen aan de Franse koning. Maar in Holland stond hij al eerder onder die naam bekend. Ook wel als Bloys en Beloys. De jaren zeventig stonden aanvankelijk in het teken van een groot aantal bezoeken aan buitenlandse feesten en toernooien, aan het carnaval in Brussel, kermissen en schuttersfeesten. Maar zijn jicht – een bij rijke edelen met een eenzijdig vleesrijk en groentearm dieet veel voorkomende ziekte – begon steeds meer op te spelen.
Jan overleed aan de gevolgen van die ziekte in 1381, na jaren waarin het lijden steeds meer toenam omdat andere levensfuncties waren aangetast. Hij was nog geen 40 jaar oud. Zijn gebalsemde lichaam werd overgebracht naar Valenciennes, maar zijn ingewanden bleven in het door hem gestichte Carmelietenklooster in Schoonhoven. In al zijn lenen volgde zijn jongere broer Guy hem op. Deze verbleef alleen in de eerste jaren een aantal malen in zijn noordelijke bezittingen; na 1390 bleef hij in Blois.
Vanwege zijn zwaarlijvigheid kon hij de reis niet meer aan. Van daaruit hielp hij Willem van Oostervant, de zoon en toekomstige opvolger van hertog Albrecht, als deze zich in Henegouwen bevond. Guy van Blois overleed in 1397, zijn bezittingen belast met schulden. Die bezittingen vielen vervolgens terug aan de grafelijkheid van Holland en Zeeland. Hertog Albrecht claimde bij de magistraten van de stadjes en de schouten van de heerlijkheden de archieven van zijn achterneef. Hij probeerde ook het sotken, de nar van Guy (die blijkbaar erg leuk was), toe te voegen aan zijn eigen gevolg. Hoe dat afliep, is onbekend. Vervolgens liet hij zich huldigen in Gouda en Schoonhoven. Bij de verder weg gelegen Bloise lenen had dat wat meer voeten in de aarde; hun overgang naar de grafelijkheid werd pas geregeld in 1398 en 1399.
Boek: Hoogtij van Holland – Het graafschap in de veertiende eeuw
1 – Kruistocht naar heidenen aan de Baltische kust, met name Litouwen. Het werd in de veertiende eeuw mode bij de Europese ridders en edelen om de Duitse Orde in dat gebied bij hun taak te helpen.
Willem IV’s einde bij Staveren (1345)
Oude mensen waren in late middeleeuwen een zeldzaamheid