Jan Janszoon van Haarlem begon zijn kaperscarrière in dienst van de Nederlandse regering. Omdat dit niet genoeg verdiende, zocht hij zijn geluk ergens anders. Het werd Marokko.
Begin zeventiende eeuw sloot Jan Janszoon zich aan bij de gevreesde zeerover kapitein Soliman Raïs uit Algiers. Soliman was ook een Nederlander, zijn oorspronkelijke naam was De Veenboer. Jan bekeerde zich tot de islam en heette voortaan Moerad. En hoewel hij in de Nederlandse Republiek al een gezin had, trouwde hij een moslimvrouw.
In 1623 vestigde Moerad zich in het Marokkaanse Salé. Daar klom hij al snel op tot admiraal, Raïs. Hij kreeg zo’n zeventien kapersschepen onder zich. Officieel was hij in dienst van de sultan, maar hij ging bij zijn veroveringen gewoon zijn eigen gang.
Moerad zwierf rond over de Noord-Atlantische Oceaan, het Kanaal en de Noordzee. Hij kaapte er flink op los, ook Nederlandse schepen. In 1627 zou hij zelfs de haven van Reykjavik in IJsland zijn binnengevallen. Talloze mensen, waaronder vrouwen en kinderen, nam hij mee naar Salé om als slaaf te verkopen.
In 1623 was hij even in het Zeeuwse Veere om zijn schepen te laten repareren. Zijn Nederlandse vrouw en kinderen probeerden hem over te halen om te blijven. Tevergeefs: Moerad bleef liever in Marokko. Maar toen zijn dochter Lysbeth hem zeventien jaar later opzocht in Salé, leek hij veranderd. Huilend viel hij haar in de armen. Zo emotieloos was Moerad Raïs dus toch niet.
Ook interessant: De Barbarijse zeerovers en hun christenslaven