Op 16 oktober is het 200 jaar geleden dat de Staten-Generaal voor het eerst bijeenkwamen op het Binnenhof. Op die dag bestaat onze Tweede Kamer exact twee eeuwen. Een degelijk boek over het centrum van onze democratie was er echter nog niet. Die lacune is nu gevuld door een samenwerking van historici uit Nijmegen en Leiden: In dit Huis. Twee eeuwen Tweede Kamer, een overzichtswerk over de geschiedenis van de Tweede Kamer, dat eind vorige week aangeboden werd aan Kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg.
Carla van Baalen, directeur van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Radboud Universiteit:
‘Het is erg opvallend. De Eerste Kamer had al lang een boek, de Algemene Rekenkamer ook, en zelfs verschillende ministeries. Eigenlijk had iedereen al een boek. Behalve de Tweede Kamer. De Tweede Kamer was kennelijk zo vanzelfsprekend dat niemand er op kwam.’
En dat terwijl de Tweede Kamer talloze sleutelmomenten uit onze geschiedenis leverde en het Binnenhof bezaaid is met fascinerende verhalen en anekdotes. Van Baalen:
‘Zo is er in de bibliotheek van de Tweede Kamer nog steeds een lege plank die symboliseert dat daarop de Kamerverslagen van tijdens de Tweede Wereldoorlog hadden moeten staan.’
In dit Huis kijkt naar de Kamer als instituut en naar de cultuur van het parlement. Aan bod komt bijvoorbeeld de huisvesting: zo was de Tweede Kamer tot 1992 gevestigd in de voormalige balzaal van het stadhouderlijk paleis. Andere thema’s zijn de relatie met de pers en de debatcultuur in de Kamer. Het eerste deel bestaat uit thematische hoofdstukken, het tweede deel, dat bestaat uit chronologische hoofdstukken, laat onder andere zien hoe het Kamerlidmaatschap zich ontwikkelde tot een voltijdse bezigheid en hoe de verhouding tussen de Kamer en de kiezer veranderde.
Verruwing debat
Kwesties die de Kamerleden van nu bezighouden worden in dit boek voorzien van een historisch perspectief. Dit kan gaan over wetgeving en de rol van de regering, maar ook over kritiek – van binnenuit of buitenaf – op het eigen functioneren. Ook anderhalve eeuw geleden werd al geklaagd over verruwing van het taalgebruik tijdens de debatten. Van Baalen:
‘Zo werd Arend Braat, die in 1919 voor de Plattelandersbond lid werd van de Kamer, een ‘ongelikte beer’ genoemd – een man die beschaving miste en lak had aan decorum.’