Als eind vijftiende eeuw een prinses op vijftienjarige leeftijd een barre zeetocht maakt om in een gearrangeerd huwelijk te treden met een prins die ze dan voor het eerst ontmoet, is het vreemd dat ze dan wat onevenwichtig lijkt? Wanneer ze toch dolverliefd wordt op de prins, kort achtereen zes kinderen baart, maar intussen merkt dat haar echtgenoot haar keer op keer ontrouw is, kunnen we haar woede-uitbarstingen dan begrijpen? Als ze zijn vroegtijdige dood niet kan accepteren en langdurig blijft rouwen, is zij dan verdwaasd? Wanneer ze zich niet neerlegt bij de door haar vader en oudste zoon bekokstoofde uitschakeling uit het openbare leven, is zij dan gek? En als ze na jarenlange gedwongen eenzaamheid alle belangstelling voor de buitenwereld verliest en zichzelf verwaarloost, is ze dan waanzinnig?
Johanna van Castilië kreeg al jong de bijnaam ‘La Loca’ en zo ging ze de geschiedenis in als ‘Johanna de Waanzinnige’. Later werd die benaming steevast klakkeloos overgenomen. Te achterhalen valt slechts hoe de geschiedschrijvers uit haar tijd haar beoordeelden, met de kennis van toen en vanuit het perspectief van die tijd. Pas in de twintigste eeuw werden vraagtekens bij de bijnaam geplaatst. Intussen is haar leven thema geworden van vele interpretaties en fantasieën. Volgens sommigen is haar situatie terug te voeren op haar blinde aanbidding voor de echtgenoot, volgens anderen was zij het slachtoffer van machtsspelletjes.
Afkomst en Jeugd
Johanna van Castilië werd in 1479 in Toledo geboren als dochter van koningin Isabella I van Castilië en koning Ferdinand II van Aragon, de katholieke vorsten. Haar grootouders van moederskant waren Johan II van Castilië en Isabella van Portugal en van vaderszijde Johan II van Aragón en Johanna Enríquez. Op deze grootmoeder, naar wie ze vernoemd is, leek Johanna zozeer qua karakter, dat haar moeder haar vaak schertsend ‘mijn schoonmoeder’ noemde. Johanna had een oudere zuster, Isabella (1470- 1498) en broer, Johan (1478-1497). De broer was de wettelijke troonopvolger van het grote rijk dat hun ouders bijeengebracht hadden. Na Johanna kwamen nog twee zusjes. Als koningskind kreeg Johanna een veelzijdige opvoeding, maar er was geen directe reden om haar voor te bereiden op het koningschap. Ze had immers een oudere broer en zuster. Al vanaf vijfjarige leeftijd leerde ze Latijn en andere talen beheersen en toonde ze aanleg voor dans en het bespelen van verschillende muziekinstrumenten, zoals het klavichord.
De zeereis
Niet alleen door haar afkomst, maar ook door haar schoonheid en intelligentie was Johanna een zeer begeerde huwelijkspartij in de hoogste kringen van Europa. Ze werd uitgehuwelijkt aan Filips van Habsburg, bijgenaamd de Schone, de in 1478 geboren zoon van keizer Maximiliaan van Oostenrijk en Maria van Bourgondië. Haar broer Johan was bestemd voor Filips’ zuster Margarita. In augustus 1496 achtte men de tijd rijp en vertrok een grote vloot met de prinses, juwelen en andere kostbaarheden richting Vlaanderen, waar het huwelijk zou worden voltrokken. Een zware storm dwong de schepen te landen aan de Engelse kust en pas een week later waagde men de oversteek naar Vlissingen. Tot ergernis van Johanna liet haar aanstaande haar nog geruime tijd wachten voordat hij zich vanuit Tirol bij haar voegde.
Bruiloft en kinderen
Volgens geschiedschrijvers werd Johanna onmiddellijk hartstochtelijk verliefd op Filips. Het paar trad in het huwelijk in de Sint-Gummaruskerk in Lier en reisde door naar Antwerpen en Brussel, waar te hunner ere grote feesten werden aangericht. Tussen 1498 en 1507 kregen ze zes kinderen, die allen de kindertijd overleefden, wat voor die tijd opmerkelijk was. Toen Johanna zwanger was van haar eerste kind, Eleonora, overleed haar broer Johan, de troonopvolger, en enige tijd later ook zijn zoontje. Margaretha van Oostenrijk, de weduwe van Johan en zuster van Filips, keerde terug naar Vlaanderen. Zij werd regentes van de Nederlanden en vestigde zich in Mechelen, waar ze ook haar jeugd had doorgebracht. Tijdens de zwangerschap van haar tweede kind, Karel, vertoonde Johanna voor het eerst tekenen van psychische problemen, mogelijk gerelateerd aan het toen al vermoede overspelige gedrag van Filips. Toen ook haar zuster Isabella was overleden, werd Johanna teruggeroepen naar Spanje, omdat zij nu de wettige troonopvolgster was en als zodanig in de Cortes beëdigd moest worden. Kort na de geboorte van het derde kind, Isabella, ondernamen Johanna en Filips met hun gezelschap de lange reis over land door Frankrijk. De drie kleine kinderen werden achtergelaten onder de hoede van hun tante Margaretha en zouden hun moeder pas vele jaren later weerzien. In Spanje werd via de belangrijkste steden koers gezet naar Toledo, waar de beëdiging van Johanna als troonopvolgster van Castilië en Aragón plaatsvond in mei 1502.
Huwelijk
Al spoedig moest Filips weer vertrekken, officieel in verband met verplichtingen in zijn eigen rijk, maar het kwam Johanna ter ore dat Filips in Vlaanderen een vaste relatie had aangeknoopt met een van haar eigen kamermeisjes. Het maakte haar ziek van jaloezie. Zij wilde vanuit haar verblijfplaats La Mota de Medina del Campo (bij Valladolid) ook terugkeren naar Vlaanderen, maar eerst werd in 1503 haar vierde kind, Ferdinand, geboren. Haar bezorgde moeder stuurde bisschop Don Juan de Fonseca van Córdoba naar Toledo om Johanna te overreden voorlopig in Spanje te blijven. De bisschop liet zelfs de poort sluiten om Johanna’s vertrek te verhinderen, maar zij bleef vastbesloten. Toen kwam haar moeder zelf vanuit Segovia om haar zwakke dochter te beletten de zware reis te ondernemen.
In haar wanhoop zakte Johanna steeds verder weg in ‘verdwazing’. Haar vader gaf haar daarop toestemming met een vloot vanuit Laredo te vertrekken. Aanhoudend stormweer hield de vloot nog twee maanden in de haven, maar eind april 1504 kwam Johanna dan eindelijk in Brugge aan, waar haar echtgenoot haar begroette alsof er niets aan de hand was. Het paar vestigde zich in Brussel, alles schijnbaar pais en vree, maar hovelingen stelden Johanna op de hoogte van de voortgaande escapades van haar gemaal. Johanna kreeg woedeaanvallen en betrapte het minnepaar zelfs een keer, waarop zij in razernij uitbarstte. Johanna zon steeds op wraak op haar rivale en liet zelfs onverhoeds de weelderige blonde lokken van die vrouw afknippen.
Weduwe
In november 1504 overleed Isabella de Katholieke en de dag daarna verklaarde Ferdinand dat hun dochter Johanna nu de wettige koningin van Castilië was. Johanna kon echter voorlopig niet weg uit Vlaanderen. Daarvoor had haar man te veel bestuursplichten en bovendien was zij alweer zwanger. Pas na de geboorte van het vijfde kind, María, werd de reis over land door het vijandige Frankrijk naar Spanje ondernomen. In april 1506 kwam het vorstelijk paar aan in Spanje om verschillende steden te bezoeken, waar uitvoerige feesten werden aangericht. Helaas liep Filips tijdens de triomftocht in Burgos een longontsteking op, waaraan hij na vijf dagen op 28-jarige leeftijd overleed, 29 september 1506. Johanna, alweer zes maanden zwanger, sloot zich rouwend op met het stoffelijk overschot van haar echtgenoot. Ze gaf aan dat haar oudste zoon, Karel, of haar vader het land maar moest regeren en besloot zich in Valladolid te vestigen. De kist met het stoffelijk overschot van Filips hield ze steeds angstvallig bij zich en vele monniken vergezelden haar al biddend op de barre tocht. Onderweg, in Torquemada, beviel ze in januari 1507 van haar jongste kind, Catharina.
Dat jaar heerste in Spanje een pestepidemie en de trieste stoet met de doodskist kwam maar moeizaam vooruit. In Hornillos aangekomen, besloot Johanna daar te blijven en er haar overleden echtgenoot te begraven. Toch ging ze weer aan het reizen, steeds met de kist, ditmaal om haar vader te ontmoeten. Bij de uiteindelijke ontmoeting, in Tórtoles, betoonde Ferdinand zich zeer geschokt zijn geliefde dochter in zo’n erbarmelijke toestand aan te treffen. Ze leek nu compleet krankzinnig. Ze was dan wel de wettige koningin van Castilië, maar het enige dat ze wilde, was met rust gelaten worden met het lijk van haar geliefde echtgenoot, tegen wie ze aldoor aan het praten was. Ze werd ondergebracht in Arcos, waar ze anderhalf jaar zou blijven zonder dat haar toestand verbeterde.
Opsluiting en uitsluiting
Op last van haar vader werd Johanna vervolgens ondergebracht in het clarissenconvent in Tordesillas, onder de hoede van Luis Ferrer, aan wie Johanna van meet af aan een enorme hekel had. Al zijn verzoeken beantwoordde zij met tegendraads gedrag: ze verzorgde zich niet meer, wilde nauwelijks eten en drinken en verzette zich overal tegen. Afgewisseld met heldere ogenblikken had ze veelvuldig woedeaanvallen. Haar vader liet haar dag en nacht bewaken en verzorgen. Op aanraden van kardinaal Cisneros werd later Ferrer vervangen door Ferdinand Ducos de Estrada. Die bereikte inderdaad enige verbetering in de zorgelijke situatie: Johanna verliet haar ‘stinkende mestvaalt’, liet zich weer verzorgen en ging zelfs naar de mis. De doodskist van Filips werd naar Granada overgebracht.
In januari 1508 had de Cortes Johanna beëdigd als vorstin. Intussen wilden sommigen in het land dat haar zoon Karel zou gaan regeren. De koningin kreeg in die tijd allerlei documenten voorgelegd, maar kwam niet tot duidelijke stellingnames. Zij werd tot niets in staat geacht en vanaf die tijd definitief buiten de staatszaken gehouden door haar vader en haar uit Vlaanderen overgekomen zoon Karel, die volkomen vervreemd was van zijn moeder en zichzelf beschouwde als feitelijke koning van Spanje. Toen Ferdinand in 1516 overleed, raakte Johanna weer in een diepe depressie. Kardinaal Cisneros was door Ferdinand aangewezen als regent over Castilië en Aragón en had tot de meerderjarigheid van Karel alle macht in handen. Karel trad in 1518 aan – officieel samen met zijn moeder – maar zijn regeerstijl beviel vele inwoners van Spanje absoluut niet. Zij bleven Johanna nog lang als de echte koningin beschouwen.
Johanna’s jongste dochter, Catharina, verbleef van jongs af aan altijd bij haar moeder in Tordesillas en verliet haar pas in 1525, toen ze achttien jaar oud was, voor haar huwelijk met Johan III van Portugal. Dit huwelijk was door haar oudste broer gearrangeerd als een soort genoegdoening voor haar verloren jeugd. Johanna zou de rest van haar leven in het clarissenconvent in Tordesillas verblijven, in eenzame opsluiting, altijd in het zwart gekleed, volkomen opgeslorpt door de herinnering aan haar aanbeden gemaal en haar dierbare vader. Ze kreeg langdurige depressies en haar frequente woedeaanvallen werden als ondraaglijk beschreven. Tijdens al die jaren in eenzame opsluiting kreeg Johanna ook lichamelijke problemen, raakte ze vanaf haar middel verlamd, kreeg zweren en gangreen en leed hevige pijnen. In 1555 overleed ze, zesenzeventig jaar oud. Haar stoffelijk overschot werd overgebracht naar Granada, waar zich in de Capilla Real nog steeds de dubbele graftombe van Filips en Johanna bevindt.
De kinderen van Johanna en Filips
Al heeft Johanna weinig kunnen genieten van haar kinderen, dynastiek was zij wel degelijk van grote betekenis: moeder van twee keizers en vier koninginnen. Eleonora, de oudste dochter, trouwde met Emanuel I van Portugal en na zijn overlijden ging ze een tweede huwelijk aan met Frans I van Frankrijk. Karel werd koning van Spanje en vanaf 1519 bovendien als Karel V keizer van het Heilige Roomse Rijk. Dochter Isabella werd koningin van Denemarken als echtgenote van Christiaan II van Denemarken. Ferdinand en zijn jongere zusters, die in tegenstelling tot de drie oudere kinderen in Spanje werden opgevoed, kwamen eveneens uitstekend terecht. Ferdinand trouwde met Anna van Bohemen, werd aartshertog van Oostenrijk en koning van Bohemen en Hongarije. In 1556 volgde hij ook nog zijn broer op als keizer van het Heilige Roomse Rijk. María werd aan de zijde van Lodewijk II koningin van Hongarije en Catharina werd na haar oudste zuster koningin van Portugal, als echtgenote van Johan III.
Johanna in literatuur, theater en film
Het behoeft nauwelijks betoog dat het leven van Johanna van Castilië de eeuwen door tot veler verbeelding sprak. Vanuit verschillende invalshoeken werden biografieën aan haar gewijd. Volgens Manuel Fernández Álvarez moet de oorzaak van Johanna psychische toestand voornamelijk gezocht worden in haar onvermogen zich te schikken in een leven dat al vanaf haar adolescentie werd bepaald door de voortdurende machtsstrijd en de politieke plichten die de koninklijke waardigheid met zich meebrachten. In 1940 werd van de hand van de Nederlandse hispanist Johan Brouwer de biografie ‘Johanna de Waanzinnige’ gepubliceerd, met als ondertitel: Een tragisch leven in een bewogen tijd, waarin goed gedocumenteerd de tragiek van haar leven wordt uiteengezet.
Ook beoefenaars van verschillende kunstvormen waren gefascineerd door het leven van Johanna. Filmregisseur Vicente Aranda legde in zijn interpretatie, de film Juana la Loca uit 2001, het accent op de felle hartstocht, de buitenzinnige liefde voor de ontrouwe echtgenoot en de wanhopige jaloezie van Johanna. Pilar López de Ayala ontving voor haar rol in deze film de Goya voor beste actrice van dat jaar. De beroemde flamencodanseres Sara Baras ontwikkelde in 2005 een indringend ballet met haar verwerking van het leven van Johanna. Volgens Sara Baras, Vicente Aranda en velen in de huidige tijd was het leven voor de gevoelige Johanna een bittere, onontkoombare vloek. Bedrogen door haar echtgenoot, aan de kant gezet door haar vader en geschoffeerd door haar oudste zoon zou ze een halve eeuw lang in gevangenschap leven. Bijna vijftig jaar in naam koningin van Spanje, maar geen enkele dag geregeerd.
Dit artikel werd geschreven in september 2011 door Heleen Peeters-van der Beek († 2015) en is recentelijk bewerkt door Willem Peeters ter publicatie op Historiek
- Meer artikelen over de geschiedenis van Spanje
- Boek: Johanna de Waanzinnige
Bronnen ▼
Brans, Jan V.L., De gevangene van Tordesillas, Leuven 1962.
Brouwer, Johan, Johanna de Waanzinnige. Een tragisch leven in een bewogen tijd, Amsterdam 1940 .
Carlino, Linda, That other Juana, VeritasPublishing, 2007 .
Fernández Álvarez, Manuel, Juana la Loca 1479-1555, Madrid 2001 .
Fernández Álvarez, Manuel, Juana la Loca; La cautiva de Tordesillas, Madrid, 2010.
Scheuber, Yolanda, Juana la Reina, Loca de amor, ed. Nowtilus, 2010 .
Zalama, Miguel Ángel, Vida cotidiana y arte en el palacio de la reina Juana I en Tordesillas, Valladolid, 2003 .
Zalama, Miguel Ángel (red.), Juana I de Castilla (1504-1555). De su reclusión en Tordesillas al olvido de la historia, Valladolid 2006) 87-106.