De theologie van de Noord-Franse reformator Johannes Calvijn is van grote invloed geweest op het Nederlands protestantisme. Wie was deze theoloog? En heeft Calvijn invloed gehad op de Nederlandse volksaard?
Jeugd en studie (1509-1527)
Johannes Calvijn kwam op 10 juli 1509 ter wereld in de Noord-Franse plaats Noyon, als Je(h)an Cauvin. Zijn vader Gérard was financieel administrateur van de plaatselijke kathedraal en een enigszins autoritaire man, die ernaar streefde om zijn gezin snel en hoog te laten klimmen op de maatschappelijke ladder. Over zijn moeder, Jeanne Lefranc – die op jonge leeftijd stierf -, is weinig meer bekend dan dat ze regelmatig op pelgrimstocht ging. Johannes had vier broers en twee zussen, van wie de meesten later in het protestantse kamp terechtkwamen.
Jeans vader wilde dat zijn zoon priester werd en wist te regelen dat de kerk de opleiding van zijn zoon financierde. In 1523, op veertienjarige leeftijd, vertrok Johannes daarom naar Parijs om te gaan studeren aan het College de la Marche, waar hij lessen Latijn kreeg van de diepgelovige pedagoog Marthurin Cordier (1479/80-1564), naar wie overigens het Corderius College in Amersfoort is vernoemd. De pedagoog merkte al snel dat Jean een bovengemiddeld talent had en de twee raakten goed bevriend. Na een paar maanden vervolgde Jean zijn studie aan het College Montaigu, waar hij zich vier jaar verdiepte in de ‘vrije kunsten’ (artes liberales). Theologisch gezien was deze opleiding streng orthodox-katholiek. Er vond veel theologische haarkloverij plaats, met name door de theologen Noël Bédier en Piere Tempête, met als resultaat dat meerdere geestelijken die blijk gaven van lutherse sympathieën de doodstraf kregen. Een van de slachtoffers was de augustijner monnik Jean Vallière, die in 1523 – het jaar waarin Jean aan zijn opleiding begon – levend werd verbrand.
Rechtenstudie en dubbele bekering (1528-1535)
In 1528 vertrok Jean Cauvin naar Orléans. Zijn vader had een conflict met de rooms-katholieke kerk en besloot dat zijn zoon daarom beter rechten kon studeren in Orléans. Jean gehoorzaamde. Deze juridische opleiding, die hij na een jaar vervolgde in Bourges, kwam later goed uit toen hij de protestantse kerk organiseerde. Beide steden, Orléans en Bourges, vormden daarnaast centra van het humanisme, waardoor Jean met deze geestelijke stroming in aanraking kwam, die het individu centraal stelde en een terugkeer bepleitte naar de klassieken. Het humanisme scherpte Jeans opvatting kritisch en wetenschappelijk te werk te gaan en de bronnen te onderzoeken, een benadering die hij deelde met onder andere de humanist Erasmus en de reformator Luther.
In 1532 promoveerde Jean in Orléans tot doctor in de rechten en liet, volgens toenmalig gebruik, zijn naam latiniseren in Iohannus Calvinus (vanaf nu leest u daarom Johannes Calvijn en niet meer Jean Cauvin).
Uit de jaren 1528-1532 is niets bekend over reformatorische sympathieën. Vermoedelijk had, maar dat is niet meer na te gaan, een schokkende ervaring in 1531 invloed op Johannes’ houding ten opzichte van de rooms-katholieke kerk. Zijn vader Gérard was ernstig ziek geworden, waarna Johannes besloot hem op te zoeken in Parijs. De doodzieke Gérard was inmiddels geëxcommuniceerd en Johannes maakte de vernederende onderhandelingen mee die zijn familie met de kerk voerde om hem – toch nog – kerkelijk te kunnen begraven.
In 1533 of 1534, een exacte datering is niet mogelijk, maakte Johannes een persoonlijke bekering mee én koos hij ervoor de Reformatie te gaan steunen. De keuze voor het protestantisme betekende dat hij Frankrijk moest ontvluchten.
Retourtje Genève (1535-1564)
Via onder meer Poitiers – waar hij in 1534 met andere vluchtelingen voor het eerst het avondmaal (en niet de mis) vierde – belandde hij in 1535 in het Zwitserse Basel, om in 1536 door te reizen naar Genève.
In Genève trad Johannes Calvijn, op aandringen van de plaatselijke protestantse voorgang Guillaume Farel (1489-1565), aan als prediker en later pastor. Vanwege een conflict met de stad over de zelfstandigheid van de kerk ten opzichte van het stadsbestuur, en een controverse met Farel over het avondmaal, vertrok Calvijn naar Straatsburg. Daar leidde hij van 1538 tot 1541 een vluchtelingengemeente en raakte hij onder invloed van de theologie van Martin Bucer (1491-1551), een Duitse protestantse theoloog en reformator.
In deze periode, in augustus 1540, trad Johannes in het huwelijk met Idelette de Bure, de weduwe van Calvijns doperse tegenstander Jean Stordeur. Veel over dit huwelijk is niet bekend, maar alles wijst erop dat er sprake was van een verstandshuwelijk. Mirjam van Veen meldt in haar Calvijn-biografie over dit huwelijk:
“Tijdens zijn zoektocht naar een geschikte vrouw liet hij aan Farel weten op zoek te zijn naar iemand die gehoorzaam en kuis was en voor Calvijn zou zorgen als hij ziek was. Uiterlijk schoon was niet van belang. Calvijn deelde Farel mee niet tot de zotten te behoren die zich daardoor lieten verleiden.” (p.46)
Hierna keerde Johannes, op aandringen van personen uit Genève, naar Zwitserland terug waar hij zich tot zijn dood bleef bezighouden met preken, pastoraat, publiceren en het geven van onderwijs. Met name cruciaal was in 1559 de oprichting, mede op initiatief van Calvijn, van de Academie in Genève – de huidige Universiteit van Genève – waar predikanten opgeleid konden worden in de protestantse leer. Herman Selderhuis schrijft in de Christelijke Encyclopedie over het belang van deze opleiding:
“Deze Academie is van grote betekenis geworden voor het gereformeerde protestantisme in Europa, omdat hier decennialang studenten uit allerlei landen werden opgeleid. Dat gold ook voor vele studenten en met name predikanten uit de Nederlanden.” (p.269-270)
Calvijns theologie
De kern van Johannes Calvijns theologie is, aldus Herman Selderhuis, ‘de eer van God en het heil van de mens’. Deze thema’s komen in alle teksten van Calvijn terug. Met zijn magnum opus getiteld Institutie (Institutio Christianae Religionis: onderwijs in de christelijke godsdienst) – geschreven vanaf 1536 en daarna telkens aangevuld – produceerde de Frans-Zwitserse theoloog het belangrijkste dogmatische werk uit de geschiedenis van het gereformeerde protestantisme. De gereformeerde staatsman, jurist en historicus Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) stelde dat met de Institutie de protestantse theologie feitelijk afgerond was. Meer viel er, zo meende Groen van Prinsterer, over de relatie God en mens niet te zeggen… Het boek, dat met zijn korte en heldere zinnen een humanistische stijl had, was oorspronkelijk bedoeld als handleiding voor zijn studenten, zodat die zijn colleges beter konden volgen; de Institutie was een handleiding bij het zelf lezen van de Bijbel en riep de lezer op tot vroomheid.
Centraal in Calvijns theologie stond zeker niet de uitverkiezingsleer. Dat is een misverstand dat nog steeds de ronde doet. Calvijn leerde deze theorie wel, maar bovenaan stond de eer van God en het heil van de mens. De leer van de uitverkiezing komen we al tegen bij de kerkvaders uit de vroegchristelijke kerk. Calvijn bouwde wat dit betreft voort op een eeuwenlange theologische traditie. Mensen konden volgens Calvijn ook zekerheid krijgen over hun behoud, iets wat in de geloofsleer van bijvoorbeeld de ‘Oudvaders’ die in de Nadere Reformatie (ca.1600-1800) populair waren, een problematischer kwestie was. In de kringen van ‘zwaardere’ bevindelijk-gereformeerden, die zich theologisch sterk op de Oudvaders baseren, is de theoloog Johannes Calvijn dan ook minder invloedrijk dan in kringen van het neocalvinisme. Zie bijvoorbeeld de enkele verwijzing naar Johannes Calvijns catechismus (1536) op de website oudvaders.nl, terwijl van de Oudvaders vele teksten zijn opgenomen.
Calvinistisch Nederland?
Tegenwoordig wordt nog steeds de link gelegd tussen Calvijn en de Nederlandse cultuur. Nederland zou nog steeds een ‘calvinistisch land’ zijn, althans daarvan trekjes vertonen. Calvinistisch wordt dan geassocieerd met: zuinig, streng, hard werkend, sober, zonder humor, enzovoort. De gedachte of stelling dat de Nederlandse volksaard door het calvinisme is gestempeld, is de afgelopen vijftien jaar door tal van onderzoekers bekritiseerd en overtuigend onderuitgehaald. Onder wie voormalig historicus Gerrit Jan Schutte, literatuurhistoricus Herman Pleij en – meer recent – literatuurwetenschapper Ernst van den Hemel of theologe Mirjam van Veen.
In een interview in de eenmalige Nederlandse glossy “Calvijn”, verschenen in het herdenkingsjaar 2009, biedt Herman Pleij overtuigende argumenten tegen de te snelle combinatie van ‘calvinistisch’ en ‘Nederland’:
“Calvinistisch is een erg ongelukkige, misleidende term geworden die helaas nog steeds in gebruik is. Zowel in binnen- als buitenland. Maar het etiket klopt niet. Daarmee suggereer je een zeker religieus fundamentalisme en dat is nogal pijnlijk voor een samenleving die in de zestiende eeuw als eerste een scheiding aanbracht tussen kerk en staat. Bovendien is het gewoon niet waar. Men maakte in de zestiende, zeventiende eeuw gebruik van eigenschappen, deugden, mentaliteiten die eerder werden geboren dan Calvijn. We zijn meer kinderen van laatmiddeleeuwse literaire figuren als Uilenspiegel en Reynaert de Vos, dan van Calvijn.” (p.65)
Even verderop licht Pleij toe dat de hoge urbanisatiegraad in de Nederlanden hoofdbepalend was voor het ontstaan van een ‘eigen’ identiteit in het gebied van de Nederlanden:
“Vooral de praktijk van het stadsleven bepaalde de verdere ontwikkeling van het typische Nederlandse deugdenpakket en niet religie. Anderzijds heeft het calvinisme wel het nodige aan deze moraal toegevoegd. Bouwde het uit, paste het aan. Ging er als het ware mee aan de haal. De deugden van de koopmansmoraal sloten perfect aan bij de waarden van het calvinisme. Denk alleen al aan de afkeer van een sterke hiërarchie, de voorkeur voor democratische modellen, de nadruk op soberheid.” (p.66)
Boek: De reformatie – Wim Blockmans e.a.
Bronnen ▼
-Bernhard Cortrett, Calvijn. Een biografie (Kampen: Kok, 2005).
-Herman Selderhuis, ‘Johannes Calvijn’, in: George Harinck e.a. (red.), Christelijke encyclopedie deel 1 (Kampen: Kok, 2005) 267-271/
-Donald K. McKim (ed.), The Cambridge Companion to John Calvin (Cambridge: Cambridge University Press, 2004).
-Gerrit Jan Schutte, Het calvinistisch Nederland: mythe en werkelijkheid (Hilversum: Verloren, 2002).
-Mirjam van Veen, Calvijn (Kampen: Kok, 2006).
-Mariëtte Woudenberg, ‘Typisch Nederlands is niet typisch calvinistisch (interview met Herman Pleij)’, Calvijn. Eenmalige glossy over het Nederlands calvinisme heden ten dage (2009) 65-66.
Online bronnen
– http://www.kennislink.nl/publicaties/zo-streng-was-calvijn-niet
– Samenvatting van de Institutie door Hans Reinders (pdf)
– Themanummer De Waarheidsvriend (2009) [kerkblad van de Gereformeerde Bond in de PKN], waarin diverse gereformeerden zich uitspreken over de betekenis van Calvijns Institutie voor hen persoonlijk