Toen ik een jaar of tien was speelden we bij ons in de buurt naast cowboys en indianen ook riddertje. Let wel: het was 1958 en op ons dorp waren nog nauwelijks televisies te vinden. We hadden dus nog geen idee van zulke series als Ivanhoe en Thierry la Fronde, die pas in de jaren zestig bij ons te zien waren. Waar ons enthousiasme dan op gebaseerd was; ik heb er geen idee meer van. Wel speelden speelgoedwinkeliers al op de rage onder jongetjes in door het op de markt brengen van een ‘ridderpakket’. Daarin zat een plastic helmpje, een plastic zwaard en een plastic schildje in (ik kan me ook een soort borstkurasje herinneren, maar of dat in hetzelfde pakket zat weet ik niet meer).
Je kon de zwaarden ook los kopen. Het helmpje paste me niet; ik had en heb een te groot hoofd voor zulke standaard maten. Het schildje vond ik veel te klein. Het nadeel van het zwaard was verder dat de rudimentaire pareerstang ter plekke het plastic dunner maakt en dat het dus na een paar keer schermen omklapte. Sommige van mijn vriendjes maakten daarom een gat in de zwaardknop (ook pommel genoemd) en schoven er een tak in. Ik had het al snel gehad met die plastic dingen en maakte van latten een houten zwaard. Daar kon je tenminste klappen mee uitdelen; ik sloeg hun zwaarden gewoon weg. Mijn vriendjes vonden het daarna oneerlijk dat ik de gevechten steeds won en weigerden ‘dood’ te zijn. Of het riddertje spelen daarna nog lang duurde ben ik vergeten. Of heb ik verdrongen…
En nu staat er in de Trouw van vanmorgen zaterdag 16 april 2016 dat mijn vriendjes en ik voldeden aan een stereotype eigenschap van jongens: het draaide in ons spel om mannelijke identiteitsvorming! Angela Crott schreef een ingezonden stuk waarin ze pleit voor het behoud van de geschiedenislessen op school, want vooral jongens hebben daar heel veel aan.
“De aankomende mannelijkheid van jongens wordt in het huidige competentiegerichte onderwijs veronachtzaamd”.
Ze heeft er zelf onderzoek naar gedaan en is erop gepromoveerd. Inmiddels ligt er al een paar jaar ook een publieksversie van haar proefschrift in de winkel met de leuke titel Jongens zijn ‘t. Van Pietje Bell tot probleemgeval (Amsterdam 2013). Hier staat een recensie. Eerder schreef ze ook al over dit probleem.
Geschiedenis kan jongens helpen door de moeilijke pubertijd te komen. Ze hebben er namelijk veel aan voor hun zucht naar feitenkennis. Meisjes tussen 10 en 12 zoomen in op “de persoonlijke relaties van de vroegere medemens” terwijl jongens feiten verzamelen en die indelen in systemen: oorlogs-, politieke of technische systemen. Ze concentreren zich nu eenmaal liever op wat anderen gedaan hebben, en hoe en waarom, dan op hun eigen verblijf in bijvoorbeeld het schoolsysteem. En die mogelijkheid kan de geschiedenisles hen bieden. Toen ik dat las realiseerde ik me dat het bij mij inderdaad ook zo gegaan is.
Rond de tijd, begin jaren zestig, dat ik Ivanhoe bij mijn oma op tv begon te volgen zat ik op de HBS. Je werd op die leeftijd niet meer geacht riddertje of cowboytje te spelen, dus het kwam er niet meer van. Dat vond ik best jammer want juist door de genoemde series en de ‘historische’ films die ik ging zien, naast de boeken die ik over de middeleeuwen al las, plus de lessen geschiedenis van meneer Buurman, begon ik meer te weten over wat ridders nu eigenlijk echt deden. Net zoals ik uit de boeken van Fritz Steuben over de native American veel te weten kwam. Ik kon het helaas niet meer in de praktijk brengen zonder door leeftijdsgenoten uitgelachen te worden. Maar die belangstelling voor geschiedenis die je zo via de media als tv en film en de boeken die je daarna las binnen kreeg, zorgden voor een flinke verdieping van mijn puberteit.
Pas in 1970 maakte ik kennis met, of all people, Amerikanen die de middeleeuwen naspeelden: de SCA oftwel the Society for Creative Anachronism. Daar waren nota bene volwassenen en mensen van mijn leeftijd toen (22) riddertje aan het spelen. Wat ik wel een beetje vreemd vond (al kon ik er toen nog niet echt de vinger opleggen) was dat ze de middeleeuwen probeerden uit te beelden zoals hij geweest had moeten zijn. De dichtheid van leden die adellijke figuren uitbeeldden was hoog, te meer dat je die adellijke titels, als man, kon verwerven door gevechten te winnen in toernooien. Hoe meer je won hoe hoger je adelrang werd, tot je het tot koning voor een jaar kon brengen in van één van de rijken waarin de SCA was opgedeeld. En je vriendin of vrouw steeg, zonder er moeite voor te hoeven doen, mee in rang. Dat vond ik eigenlijk niet kunnen, maar het was natuurlijk wel typerend voor de ‘democratische’ achtergrond van de op persoonlijke ontplooiing gerichte Amerikaan. Als je je best doet kan je van krantenjongen miljonair worden, dus het van gewone burger verwerven van de titel baron, earl, duke, prince en king moest ook kunnen.
De American Dream op z’n middeleeuws dus. Het jammere was verder dat die toernooien gehouden worden met botte, uit rotan gemaakte zwaarden, bijlen en speren, omwonden met duct tape, de wonderolie van de Amerikaanse doe-het-zelver. Maar ja: ze beoefenden nu eenmaal geen geschiedenis maar creatief anachronisme. En konden waarschijnlijk een hoop in de puberteit onderdrukte gevoelens in kwijt. Dat maakte ik zelf, nog later, nog eens mee.
De onvrede met de manier van doen van de SCA, die in 1988 een Nederlandse afdeling oprichtte (Polderslot), bracht me ertoe begin 1991 met enkele gelijkgestemden het middeleeuws genootschap Die Landen van Herwaerts Over (LHO, www.dielanden.nl) op te richten. Die gelijkgestemden waren enkele jongemannen uit Rotterdam die al op eigen houtje bezig waren te leren zwaardvechten met echte (botte) metalen zwaarden op middeleeuwse manier. Bovendien probeerden ze middeleeuws bier te brouwen. We waren al eind 1990 begonnen via folders in openbaren gelegenheden in Dordrecht en Rotterdam en omgeving mensen te werven voor de club. Als we 25 personen als potentieel lid konden krijgen, zou de oprichting, volgens ons, een haalbare zaak zijn. Er kwamen ruim 40 aanmeldingen. Wat meespeelde was dat juist in die tijd de zogenaamde ‘magische’ Robin Hood serie op tv was met de hunk Michael Pread in de hoofdrol.
Er kwamen dan ook nogal wat Dordtse en Rotterdamse meisjes op af die iets wilden met kruiden en hekserij. En de jongens werden aangetrokken door de beloofde zwaardlessen van Ed en Gil. Binnen de kortste keren hadden we dus een groep Wapencnechten en een groep Kruidenvrouwen, die zoveel mogelijk uit probeerden te vinden over de respectieve ambachten. Ik heb zelf ook een paar van die wapentrainingen meegemaakt, maar ik kwam er al gauw achter dat dat niks voor mij was. Je werd er hondsmoe van en je zat na afloop onder de blauwe plekken. Mijn kracht lag ergens anders: ik zocht systeem in de middeleeuwen. En the rest is history.
Ik vind het pleidooi van Angela Crott mooi. Jongens zijn er natuurlijk in alle soorten en maten en lang niet allemaal hoeven ze zich via zwaardvechten te bewijzen. De nerds en ‘aspergers’ vallen in dat aspect buiten de boot, maar hun fascinatie voor hoe dingen en processen in elkaar zitten en hoe ze werken is net zo’n stimulans voor hun ontwikkeling. Dat ze door de Pietjes Bell dikwijls om die reden gepest worden nemen ze voor lief en op den duur zullen ze elkaar best weten te vinden. De LHO telt al jaren een mooie mix van al die types die elkaar uitstekend kunnen verdragen en elkaar hun ‘eigenaardigheden’ gunnen. Sommige (ex)leden zijn inmiddels in harnas gehulde ruiters die elkaar te paard met lansen te lijf gaan, anderen hebben een studie (kunst)geschiedenis gedaan of archeologie (of ze combineerden vechten en studie). Ik ken ze allemaal en het zijn mooi afgeronde mannen geworden. De meeste kruidenvrouwtjes van toen zijn inmiddels afgehaakt, getrouwd en moeder (of niet), maar er is steeds ook weer aanwas van dames die zich met middeleeuwse handwerken, kostuum, muziek, dans, kookkunst of het leven van de historische hoer bezig houden. En daar veel over geleerd hebben en dus vanaf weten. Zoveel dat er ook onder hen inmiddels nogal wat academici zijn te vinden. Verschil moet er echter zijn. En hoewel er ook kruisbestuiving van interesses plaats vindt tussen de beide seksen, is de verdeling, in mijn ogen, best een gelukkige. Dus, met Angela Crott, pleit ik voor het behoud van de geschiedenisles, zelfs met jaartallen, op school om te voorkomen dat jongens allerlei etiketten van rare letterrijtjes opgeplakt krijgen en aan de ritalin moeten. Stop de voortijdige schoolverlater en geef hem geschiedenisles!
~ Henk ’t Jong – Tiecelin