Toen historicus en publicist Boyd van Dijk in 2010 in Kamp Vught de tentoonstelling “Zichtbare herinneringen” bezocht, stelde een gids van het Nationaal Monument Kamp Vught dat ‘heel veel Vughtenaren niet wisten dat er een concentratiekamp was’. Van Dijk besloot onderzoek te doen naar de relatie tussen het dorp Vught en het daar gelegen kamp. In Leven naast het kamp concludeert Van Dijk dat er sprake was van meer banden dan voorheen wel is verondersteld.
Boyd van Dijk is een talentvol historicus. Hij studeerde onder meer aan Columbia University in New York en publiceerde voor de Volkskrant en Vrij Nederland. Momenteel is hij als promovendus verbonden aan het European University Institute (EUI) te Florence.
Dat Van Dijk een belofte voor de toekomst is, bevestigt hij met het fraaie Leven naast het kamp. De meerwaarde van dit boek is het meervoudige perspectief: Van Dijk schetst vanuit een dorpse context hoe niet alleen verzetslieden en collaborateurs, maar ook de zwijgende meerderheid omging met de morele dilemma’s die de oorlog hen voorschotelde.
Rauter
Het boek begint met een hoofdstuk over het dorp Vught, gevolgd door een hoofdstuk over het ontstaan van Kamp Vught. Dit kamp werd in de zomer van 1942 geopend als een verlengstuk van Kamp Amersfoort, maar moest schoner en minder chaotisch worden. Dit idee kwam uit de koker van Hanns Albin Rauter, de hoogste SS-baas in Nedrland.
Op 13 januari 1943 opende Kamp Vught zijn deuren. Er kwamen vooral transporten binnen uit het overvolle Kamp Amersfoort. Het in 1940 opgerichte politiekorps van Vught, dat aanvankelijk niet NSB-gezind was aldus een ingewijde, was rond deze tijd genazificeerd en werkte mee aan de deportaties naar het kamp en het oppakken van Joden. Het korps stond onder leiding van de oorspronkelijk uit Nijmegen afkomstig Ferry Offermans. Deze persoon krijgt in hoofdstuk drie de nodige aandacht.
Loeff onder de loep
In de daaropvolgende hoofdstukken neemt Van Dijk het optreden van de Duitsgezinde burgemeester Hendrik Loeff en van diverse Vughtse NSB’ers en SS’ers onder de loep. Van Dijk schetst Loeff als een man met een dubbele agenda: enerzijds voerde Vught onder zijn leiding alle anti-Joodse maatregelen uit en was hij op de hoogte van wat er in kamp Vught allemaal gebeurde; anderzijds hielp hij ook kampgevangenen om in het geheim familie te ontmoeten en was hij actief voor het Rode Kruis.
Enkele individuen uit de regio – met name drie dames geheten Van Beuningen, Timmenga en Hulsman – besloten in de vorm van pakketleveringen, het informeren van nabestaanden en het doorgeven van boodschappen mensen in het kamp te helpen. Het ging hier niet om massale aantallen:
“De georganiseerde hulpverlening was een door een beperkte groep hulpverleners (Vughtenaren en niet-Vughtenaren) gedragen onderneming, in plaats van een massale dorpsactie, zoals later is opgeschreven.” (260)
Het effect van de hulpverlening was voorts beperkt, omdat veel pakketten in handen kwamen van de SS, die ze verduisterde en voor eigen gebruik hield.
De hulpverlening kon gemakkelijk overgaan in winstbejag. Zo verdiende een Vughtenaar een geschatte 100.000 gulden door leveringen aan het Rode kruis te doen. En diverse bouwbedrijven in Vught profiteerden van de bouw van het concentratiekamp.
Aanrandingen
Van Dijk concludeert dat veel Vughtenaren wisten van het kamp – dit blijkt onder meer uit bezoekersregisters waarin veel Vughtse namen staan – maar dat de meerderheid zweeg. De banden tussen het dorp Vught en het kamp waren nauw, aldus de auteur. Dit gold tweezijdig, want ook de SS’ers vermaakten zich prima in het dorp:
“In het villadorp Vught was al het goede dat het leven te bieden had aanwezig: natuur, zwemwater, schone lucht, landhuizen, voedsel en jonge vrouwen. SS’ers, bijvoorbeeld Stocker en Fuß, konden zich op deze manier goed vermaken. Soms leidde dit tot overlast. Een toenemend aantal aanrandingen, openbare dronkenschappen en verkeersongevallen zorgde voor boze gezichten in het dorp.” (269)
Boyd van Dijk heeft de historiografie verrijkt met een lekker lezend en overtuigend relaas over Kamp Vught. Hij laat zien dat het kamp geen geïsoleerd dorp was, maar op diverse manieren – in goede en kwade zin – nauwe banden onderhield met het nabijgelegen dorp en de regio.
Fragment uit het boek: Lex Sassen, nationaalsocialist in hart en nieren