Kasteel Cannenburch (ook wel geschreven als Cannenburgh), een zestiende-eeuws waterkasteel in Vaassen, een kern van de gemeente Epe. Hoewel het kasteel er een roerige geschiedenis op heeft zitten en ooit zelfs de slopershamer dreigde, is het bouwwerk vandaag de dag in goede staat voor het publiek te bezichtigen.
De oudste schriftelijke vermelding van het kasteel dateert uit 1365, als hertog Eduard van Gelre er verblijft en bodes uit Deventer ontvangt. Dit vroege kasteel is dan een leengoed van de Gelderse hertogen. In de loop van de vijftiende eeuw raakt het kasteel echter in verval tot er halverwege de zestiende eeuw alleen nog maar een ruïne van over is.
In 1543 koopt de beruchte Gelderse veldheer Maarten van Rossum de ruïne met de grond eromheen. Deze legeraanvoerder heeft in dienst van de hertog van Gelre eerder naam gemaakt met de nietsontziende wijze waarop hij strijd levert. Zijn bijzondere lijfspreuk luidt: “Blaken en branden is het sieraad van de oorlog”, maar vlakbij Vaassen besluit hij dit keer eens iets op te bouwen in plaats van plat te branden. Op de plek van de oude ruïne laat Van Rossum een statig slot van drie verdiepingen verrijzen, waarbij op verschillende plekken gebruik wordt gemaakt van bewaard gebleven middeleeuws muurwerk. Hoewel er voor die tijd dus al een bouwwerk heeft gestaan, wordt de Gelderse veldheer beschouwd als de echte stichter van Kasteel Cannenburch.
Bijzonder voor Gelderland is dat tijdens de bouw van het nieuwe kasteel de renaissancestijl wordt geïntroduceerd. Dit is onder meer te zien aan de ornamentiek in de vooruitspringende centrale toren en driehoekige frontons boven enkele vensters. De voltooiing van het kasteel maakt Maarten van Rossem vanwege zijn overlijden in 1555 niet meer mee. De Cannenburch vervalt aan zijn zus Margriet van Rossum. De werkzaamheden worden voortgezet door haar zoon, Hendrik van Isendoorn. Hij laat zich, samen met zijn vrouw Sophia van Stommel, ook in een zandstenen beeld in de voortoren vereeuwigen.
De oudst bekende afbeelding van het voltooide Kasteel Cannenburgh dateert uit circa 1645 en is te vinden op de kwartierstaat die rond die tijd werd gemaakt in opdracht van de kleinzoon van het echtpaar, Elbert van Isendoorn. Op dit schilderij is links ook nog een deel van het tot ruïne vervallen middeleeuwse kasteel te zien:
Uitbreidingen
De familie Van Isendoorn à Blois zal het kasteel nog tot diep in de negentiende eeuw bewonen. In deze periode wordt het kasteel stukje bij beetje verder uitgebreid. Zo laat Elbert van Isendoorn, mede met geld dat hij dankzij zijn huwelijk met Odilia van Wassenaer verwerft, in de jaren 1661-1664 het westelijke gedeelte van het kasteel uitbreiden en twee hoektorens optrekken. Hiermee wordt de omvang van het kasteel dus een stuk groter, maar de oorspronkelijke symmetrie van het plan van Maarten van Rossum gaat wel verloren. In het kasteel zelf laten Elbert en Odilia een huiskapel aanleggen. Deze is nog altijd te bezoeken.
Halverwege de achttiende besluit het bewonersechtpaar Frederik Johan van Isendoorn à Blois en Anna Margaretha gravin van Renesse van Elderen het kasteel meer grandeur te geven. De twee moderniseren het kasteel ingrijpend, laten twee bijgebouwen langs het voorplein optrekken en verplaatsen de toegangsbrug van de voortoren naar links, waardoor de brug nu langs de toren loopt. Deze nieuwe entree leidt voortaan naar een grote ontvangsthal die in 1751 officieel in gebruik wordt genomen en niet alleen portretten bevat van het echtpaar, maar ook van hun voorouders. Zo is hier tegenwoordig ook nog een portret van veldheer Maarten van Rossum te bewonderen.
Belangrijk voor het kasteel is ook de opkoop van de watermolens en waterrechten in de omgeving. Uit bewaard gebleven kasboeken van Anna Margaretha blijkt dat het vermogen van het kasteel door deze aankopen aanzienlijk toenam. Waar het water in de Middeleeuwen vooral nuttig was als verdedigingsmiddel, in de vorm van een gracht, kan het water in later tijden ook gebruikt worden als economisch middel. Met het water uit de verschillende beken en sprengen rondom het kasteel laat men bijvoorbeeld verschillende watermolens draaien. Het geld dat hiermee binnenhaalt wordt gebruikt voor de verdere verfraaiing van het kasteel. Zo laat de gravin in deze jaren bijvoorbeeld een bednis in het slaapvertrek aanleggen en siert ze andere kamers op met waardevolle objecten die ze aankoopt tijdens haar reizen naar grote steden als Amsterdam, Den Haag en Parijs.
Laatste bewoners
De laatste telg van het geslacht Isendoorn die het kasteel bewoont is Frederik Karel Theodoor van Isendoorn à Blois, die als kamerheer onder drie Nederlandse koningen werkte. Als hij in 1865 overlijdt wordt een groot deel van de inboedel door de erfgenamen uit het kasteel gehaald. In de tussentijd blijft Frederik’s weduwe, barones Charlotte van Isendoorn, in het verlaten kasteel wonen. Dat die aanblik nogal treurig is, blijkt ook wel uit deze beschrijving van een toenmalig bezoeker:
’t Was schrikken en beven in dat kasteel, dat onbewoond, en behalve de mooye levensgrote familie portretten, van Maarten van Rossum af, in de grote vestibule geheel ongemeubileerd was. De gobelins van de muren afgenomen, alles leeg en luguber. (…) Hoe heeft zij het uitgehouden, in al die zalen, kelders en kerkers! (…) Die lieve opgeruimde freule Charlotte! Zulk een einde! Cannenburch, kasteel en park (GLK)
Na de dood van Charlotte in 1881 wordt de rest van de inboedel verwijderd en is enige tijd onduidelijk wat er verder van het kasteel moet worden. Zelfs de slopershamer dreigt. Uiteindelijk besluit Eduard baron van Lynden het bouwwerk aan te kopen, naar verluidt om te voorkomen dat het wordt omgevormd tot een rooms-katholiek klooster. De laatste particuliere bewoner van het kasteel is in begin twintigste eeuw de Berlijnse schilder Richard Cleve, die het bouwwerk enige tijd exploiteert als pension-restaurant en hotel.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het kasteel gebruikt voor een journalistenkamp, georganiseerd door het ministerie van Volksvoorlichting en Kunsten. Tijdens deze bijeenkomsten kunnen journalisten verschillende cursussen volgen. Doel: de Nederlandse pers zoveel mogelijk controleren en onder invloed brengen van het nationaalsocialistische gedachtegoed. Het ‘kameraadschappelijk samenzijn’ moest ervoor zorgen dat de cursisten…
“…als verantwoordelijke en bewuste volksvoorlichters van ons volk leeren Europeesch te denken”.
Beelden van het Journalistenkamp in een NSB-propagandafilm:
“Zo heeft de oude Cannenburch opnieuw een taak vervuld in onze geschiedenis en de geboorte van een nieuwe geest in de Nederlandse journalistiek beleefd.
Een museum
Na de Tweede Wereldoorlog confisqueert de Nederlandse Staat het vermogen van de familie Cleve als vijandelijk bezit. Als nieuwe eigenaar heeft de overheid er echter ook probleem bij. Wat te doen met het kasteel dat onderhand flink aan restauratie toe is. Uiteindelijk wordt in 1951 besloten Kasteel Cannenbuch voor het symbolische bedrag van één gulden te verkopen aan de Stichting Vrienden der Geldersche Kasteelen. Een schijntje, maar voor niets gaat de zon op: de nieuwe eigenaar is wel verplicht het kasteel te restaureren.
Een jaar na aankoop opent het kasteel de deuren als museum. In de jaren hierna vindt veel van het oorspronkelijke meubilair zijn weg naar Vaassen terug. Goed nieuws dus, maar er zijn ook problemen. Het is namelijk duidelijk dat er veel moet gebeuren om het historische bouwwerk voor de toekomst te behouden. In de vijfentwintig jaar hierna verslechtert de staat van het kasteel eigenlijk alleen maar. Vooral de grote voortoren en de bruggen zijn er slecht aan toe. Na inzameling van fondsen wordt in 1976 uiteindelijk een begin gemaakt met een grote restauratie. Deze werkzaamheden duren in totaal vijf jaar. Uitgangspunt is om elementen uit alle periodes van bewoning naast elkaar te laten bestaan en dus niet terug te gaan naar één periode uit de geschiedenis.
“Ook in de inrichting zijn deze keuzen zichtbaar. Voorwerpen uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw staan gebroederlijk naast elkaar en vormen de indruk van een door de eeuwen heen gegroeid geheel.”
Het huidige museumkasteel ademt vandaag de dag vooral de sfeer van een achttiende-eeuws edelmanshuis. Op verschillende plekken is de originele betimmering nog aanwezig. Bezoekers kunnen niet alleen de representatieve zalen bekijken, ook werkvertrekken zoals de keuken en voorraadkelders zijn te zien, evenals de kapel, eetkamer en kofferzolder.
Park en vijvers
Het kasteelpark wordt beheerd door Geldersch Landschap en omvat onder meer verschillende vijvers, een watertoren, koetshuis, boomgaard, zaagkuil en moestuin. Uit historische bronnen blijkt dat halverwege de zestiende, dus in de tijd van Maarten van Rossum, al sprake was van een echte tuinaanleg. Het ging toen om een moestuin met wijngaard en zelfs een dwalhoff (doolhof). Het totale terrein rondom het kasteel, inclusief parkbos, heeft een omvang van vierentwintig hectare.
Boek: De Cannenburch en zijn bewoners
Korte video over Kasteel Cannenburch
Bronnen â–¼
-http://www.kasteleningelderland.nl/
-https://mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/indoctrinatie-in-de-cannenburch
-https://historiek.net/maarten-van-rossum-biografie-veldheer/136691/
-https://historiek.net/kastelen-gelderland/35093/
-Cannenburch, kasteel en park (Informatiegids GLK)