Kew Gardens, de grootste botanische tuin ter wereld

Romantiek, wetenschap, follies en unieke glaspaleizen
6 minuten leestijd
Kew Gardens - Palm House (1848)
Kew Gardens - Palm House (1848): geornamenteerde, gietijzeren trappen en omloop in een langgerekte, fraai gewelfde ‘zeppelin’kas.
In de beroemde, eeuwenoude Londense botanische tuin Royal Kew Gardens zijn het hele jaar door prachtige staaltjes van Victoriaanse glasarchitectuur te bewonderen. Capitain Cook leverde ondanks de muiterij op de Bounty planten en in het herbarium bevindt zich in een map, beschermd met vloeipapier een gedroogde tomatenvariëteit die Darwin op de Galapagos Eilanden ontdekte. Lex Veldhoen bezocht Kew in 2011.

Een prettige manier om vanuit het Londense centrum deze botanische tuin in de voorstad Kew te bereiken is per schip. Ik stap in de busboot bij de Westminster Bridge naast de Houses of Parliament met aan de overzijde het indrukwekkende Millennium Wheel. Aan boord onthaast je automatisch van het hectische stadsleven. Onderweg passeer je Tate Brittain en Putney, beginpunt van de Oxford Cambridge University Race, waar de Theems bij eb smal is met brede, modderige oevers. Vervolgens stap ik in Zuidwest Londen uit bij de hoofdingang van de Royal Botanical Gardens.

Kew Gardens bestaat uit twee buitenverblijven die de koninklijke familie toebehoorden. Prinses Augusta begon in 1759 met de aanleg van een kleine botanische tuin. In Kew Palace, een roodstenen gebouw, als museum nog authentiek ingericht, bracht George III jarenlang door, overvallen door krankzinnigheid.

Kew Palace
Kew Palace

In de botanische tuin kun je niet alleen ruim een dag ronddolen. Kew heeft meerdere gezichten, zoals enorme wetenschappelijke collecties, exposities en in het park – 121 hectare – liggen verspreid een bamboe- en grassentuin (zwart gras), een rododendronvallei, een pinetum (naaldbomen) en een kruidentuin (met uitleg waartoe elk kruid dient. De scilla bifolia bijvoorbeeld ‘procureth hair on beardless men’. Je treft er ook follies (nutteloze, decoratieve bouwwerkjes), zoals de achthoekige pagode uit 1762 (60 meter hoog) waar tijdens de Tweede Wereldoorlog gaten in de vloeren werden gemaakt voor ballistische proeven door bomontwerpers.

In Kew doorloop je ook de architectuurgeschiedenis van glaspaleizen. Het oudste is de witte Orangerie (1760). Twintig jaar geleden viel het plafond van dit neoklassieke bouwwerk door het vochtige klimaat op de citrusbomen neer. Sindsdien is het een restaurant.

Palm House (1848): geornamenteerde, gietijzeren trappen
Palm House (1848): geornamenteerde, gietijzeren trappen
Het indrukwekkendst is Palm House (1848), met geornamenteerde, gietijzeren trappen en omloop. In deze langgerekte, fraai gewelfde ‘zeppelin’ zijn tropische planten ondergebracht. Strakker en rationeler is Temperate House (1899) met kruiden-, citrus- en theeplanten. De centrale kas met witte beelden boven de ingangpartij is aan weerszijden verbonden met zeshoekige paviljoens, die weer overlopen in kleinere kassen.

De laatste aanwinsten zijn het Alpine House – waar bedden met bergvegetatie ’s nachts worden afgekoeld tot vijf graden – en het Princess of Whales Conservatory (in 1987 geopend door prinses Diana). Via luchtsluizen doorloop ik tien verschillende klimaten, met orchideeën, peper- en gemberplanten, een rood bloeiende ananasvariëteit en vleesetende planten (waarvan 600 soorten bestaan). Pas na enige tijd ontwaar ik grijsbruine Aizoaceae, die zich, om niet opgegeten te worden, als kiezels camoufleren. Een bordje vermeldt terloops dat op Madagascar nog slechts twintig procent van de oorspronkelijke vegetatie over is.

Er zijn tevens tentoonstellingen. Naast de Shirley Sherwood Gallery met gedetailleerde aquarellen van planten, zijn er schilderijen van inheemse flora en landschappen, die de doortastende Marianne North in de negentiende eeuw tijdens reizen door vijf continenten vastlegde. Ze bedekken de wanden in het door haar ingerichte en aan Kew geschonken paviljoen volledig, met onderaan als lambrisering houtmonsters van bomen in de geschilderde landschappen. Op de gaanderij zijn de bezochte locaties in gouden letters geschilderd, zoals Java, India, Jamaica en Seychelles.

Schilderijen van inheemse flora en landschappen, gemaakt door Marianne North bedekken de wanden in het door haar ingerichte en aan Kew geschonken paviljoen.
Schilderijen van inheemse flora en landschappen, gemaakt door Marianne North bedekken de wanden in het door haar ingerichte en aan Kew geschonken paviljoen.

Kew legt bij onderzoek, verzamelen en voorlichting de nadruk op economische gewassen, planten die nuttig zijn en voor voedsel zorgen. In Museum 1 worden bij ‘Plant + People’ vele toepassingen belicht. Zo is er een maquette uit 1866 van klei en hout: een Indiase indigo verwerkingsplaats, met baden waarin arbeiders planten aanstampen.

Kew speelde een grote rol bij de ontdekking van viscose en vroeger bij het opzetten van de rubberindustrie. Zo bracht het rubberplanten over van Brazilië naar Maleisië. Onder een mini glasstolp is het rubber tandvlees van een oud kunstgebit onnatuurlijk donkerrood gekleurd.

Maquette van een indigo verwerkingsbedrijf in India.
Maquette van een indigo verwerkingsbedrijf in India.

Kew slaat geen gek figuur in het Guinness Book of Records: grootste botanische tuin, hoogste Engelse vlaggenmast (68,5 meter), bijna 7 miljoen gedroogde planten, 32.000 houtmonsters, 175.000 botanische illustraties, 100.000 microscopische coupes (hout, takken, bladeren) en 30.000 levende planten (één op de acht van alle bloeiende planten ter wereld).

In het Temperate House kijk ik op naar een Chileense wijn- of honingpalm, die tot het dak reikt. Hij kwam in 1846 als zaadje in Kew en is nu de grootste kasplant ter wereld (17,7 meter). Verderop staat de in 2008 door Kew onderzoekers op Madagaskar ontdekte, nog kleine Tahina spectabilis, zelfmoordpalm genoemd. Een tuinier vertelt:

Na gebloeid te hebben, sterft hij af: Maar dat maak ik misschien niet mee, want dat kan na pas dertig jaar zijn.

Een rotswatervalletje achter het Alpine House.
Een rotswatervalletje achter het Alpine House.

Bezoekers realiseren zich de wetenschappelijke waarde van de plantencollecties veelal niet. Toen in 1987 bomen in Kew verloren gingen na een storm, maakten wetenschappers meteen gebruik van de gelegenheid door wortelstelsels te fotograferen en jaarringen te meten.

Kapitein Cook en meereizende Kew-tuinlieden brachten – ondanks de muiterij op hun Bounty – al planten mee. Professor Mark Chase, directeur van het Jodrell Laboratorium, vertelt terwijl we langs laboratoria lopen:

We richten ons steeds meer op bewustwording dat we van planten afhankelijk zijn en onderzoeken ze op chemisch, microscopisch en genetisch niveau. We verzamelen tevens schimmels en paddenstoelen, identificeren er jaarlijks zo’n 800 voor particulieren en verrichten forensisch onderzoek voor de politie.

In de kelder, waar de collectie gedroogde schimmels en paddenstoelen in dozen is ondergebracht (1,2 miljoen exemplaren, wereldwijd is pas 40 procent bestudeerd): ‘Vroeger dacht men dat paddenstoelen planten waren. Sinds kort weten we door DNA onderzoek dat ze dichter bij dieren staan. Ze werken wel symbiotisch samen: planten maken suikers aan, paddenstoelen nemen mineralen op en dat wordt op wortelniveau uitgewisseld.’ Even later bij het chemisch laboratorium: ‘We hebben twee patenten helpen realiseren, zoals voor een antimalaria middel met stoffen uit een West Afrikaanse boom.’

Zaden zo groot als papaya’s in het herbarium
Zaden zo groot als papaya’s in het herbarium
Het belang van planten voor de geneeskunde blijkt ook uit het feit, dat in 1960 slechts 20 procent van jonge leukemiepatiënten overleefde; dankzij de Rosy periwinkle op Madagaskar is dat nu 95 procent. Chase:

In Zuid Afrika bleek een kruidenmiddel erg effectief tegen HIV, maar de planten werden door roofbouw bedreigd. Wij hielpen uitzoeken welke variëteiten onder welke omstandigheden gecultiveerd kunnen worden zonder hun medicinale werking te verliezen.

Tevens werd middels celweefselvoortplanting de uitgestorven Ramosmania heterophylla opnieuw geïntroduceerd op Rodriguez Eiland.

In het aangrenzende herbarium, met zestig personeelsleden, worden planten geïnventariseerd, op sterk water in potten bewaard en evenals zaden gedroogd. Zij vormen de basis voor vegetatiebeschrijvingen van bijvoorbeeld Oost Afrika (12.500 species), waar in 1951 aan begonnen werd en die nu gereed is.

De tomatenvariëteit die Darwin ontdekte op Galapagos
De tomatenvariëteit die Darwin ontdekte op Galapagos

Dr. Shahina Ghazenfar trekt een lade open met zaden zo groot als papaya’s in het oudste herbariumgebouw met donkerrode wenteltrappen. In nissen, met kastenwanden tot aan het plafond, zitten medewerkers stil te werken. Ghazenfar pakt uit een doos een witte, dun kartonnen map met een gedroogde tomatenvariëteit die Darwin in september 1835 op de Galapagos Eilanden ontdekte en de naam Solanum cheesmaniae gaf.

Nog steeds worden jaarlijks uiteenlopende expedities vanuit Kew ondernomen, deels met de geaffilieerde Millenium Seed Bank, ten zuiden van Londen. Dr. Ghazenfar verzamelde dit jaar planten in de Sinai en botanicus Oliver Whaley onderzocht voedselgewassen in Zuid Peru, waar de Nazca cultuur tot duizend jaar geleden floreerde. Hij vertelt:

De lokale bevolking bewerkt nog stukjes grond in de bossen met traditionele inheemse gewassen als Lucuma en Haouarango, maar dat gaat langzaam verloren.

Bloeiende plant in het Princess of Whales Conservatory.
Bloeiende plant in het Princess of Whales Conservatory.

Weer buitengekomen, tref ik bij een rotswatervalletje achter het Alpine House Kew medewerker Tetsuo Kokubun in een border met verzamelgewassen. Hij verzamelt intens blauwe, afgevallen bloemen van een salviavariëteit in een plastic bakje en vertelt: ‘Ik onderzoek de samenstelling. Er zit een metaal in de pigmenten, die zorgt dat de blauwe kleurstof langer houdbaar is.’

Temperate House
Temperate House. De centrale kas met witte beelden boven de ingangpartij aan weerszijden verbonden met zeshoekige paviljoens, die weer overlopen in kleinere zijkassen.

Kew Gardens is in de eerste plaats toch een romantische tuin, vermaard om zijn vele huwelijksaanzoeken. Op een bankje bij een Dorisch tempeltje eet een echtpaar sandwiches, bij het Palm House zie ik een meisje met een strohoed zwarte zwanen in de vijver voeren en omheind door een hekje staat langs een gazon een pagoda tree, in 1760 hier geplant. Met de zaadjes werd vroeger zijde geel geverfd. Nu wordt de grillige stam, die op een meter hoogte horizontaal boven de grond loopt, gestut door een muurtje.

In het Orangerie restaurant drinken oude, opgedofte dames tea met scones, in de weelderig geurende kruidentuin zwermen bijen en vlinders rond, terwijl kinderen op achttien meter hoogte een wandeling tussen boomtoppen maken of zich bij de kelderaquaria van het Palm House vergapen aan kleurige tropische vissen. Hun neus plat tegen de ruit gedrukt.

Alle foto’s: Lex Veldhoen

Lex Veldhoen is journalist en auteur van diverse boeken en uitgaves. Hij schreef en schrijft onder meer voor NRC-Handelsblad, Trouw, HP-De Tijd en het Parool. Zijn specialisaties zijn biografieën, reisverhalen en de onderwerpen India, België, Kunst, wetenschap en techniek. Zie ook zijn website lexveldhoen.nl.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×