Dat menselijk handelen de natuur beïnvloedt is van alle tijden. In een tijd waarin de afname van biodiversiteit en klimaatopwarming veelbesproken onderwerpen zijn, behoeft dat geen toelichting meer. De natuur heeft echter ook de kracht om zich te herstellen op plaatsen die door de mens verlaten zijn. In ‘Verlaten oorden’ beschrijft de Schotse journaliste Cal Flyn verschillende van zulke locaties, zoals de ‘vervreemdingszone’ rondom de kerncentrale van Tsjernobyl in Oekraïne en de voormalige slagvelden uit de Eerste Wereldoorlog bij Verdun in Frankrijk. Op al deze plaatsen stelt ze vast hoe flora en fauna over het algemeen goed gedijen, hoe vervuild, verarmd en gevaarlijk sommige van deze plaatsen ook zijn.
Een geschiedenisboek is dit eigenlijk niet, maar dankzij de vele verwijzingen naar de historie is het ook voor geschiedenisliefhebbers interessant. Zo legt de schrijfster uit hoe de Zwarte Dood in de Middeleeuwen zich verspreidde over de wereld en hoe dit zich verhoudt met de toename van bossen. Doordat drie op de vijf mensen overleden aan deze epidemie raakten nederzettingen onbewoond en werd landbouwgrond herwonnen door de natuur. Veel van de hedendaagse bossen in Duitsland zijn volgens Flyn afkomstig uit deze tijd. Ecologen spreken in dit verband van successie: hoe een habitat zich in fases ontwikkelt, beginnend met zogenoemde pionierplanten en eindigend met bos. Ze citeert uit middeleeuwse bronnen om een beeld te schetsen van hoe dit proces zichtbaar werd in het landschap. Een bisschop legde bijvoorbeeld in 1440 vast hoe voormalige landbouwgrond tussen de Loire en de Somme…
“…volledig overwoekerd [was] geraakt door bramen en struiken”.
Sovjet-Unie
Ook recenter zorgden demografische ontwikkelingen voor een toename van natuur. In Estland bezocht de auteur een niet langer productieve staatsboerderij uit de Sovjettijd, waar ze aanschouwde hoe voormalige landbouwgrond overgenomen is door onder meer braamstruiken, lijsterbessen en wilgen. Ze legt uit hoe na de val van de Sovjet-Unie de hoeveelheid bos in Estland gestaag toegenomen is omdat gebieden met gecollectiviseerde landbouw verlaten werden. Was in 1921 nog slechts 21% van Estland begroeid met bos, in 2010 was dit toegenomen tot 54%. Een voordeel hiervan is dat bossen koolstof vasthouden en daarmee bijdragen om de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer te doen afnemen. Flyn concludeert:
“Een onverwacht gevolg van het uiteenvallen van de Sovjet-Unie, de grootste door de mens gemaakte koolstofput aller tijden.”
Oorlog en industrie
Twee van de vervuilendste menselijke activiteiten – oorlog en industrie – spelen een belangrijke rol in het boek. Als het gaat om eerstgenoemde beschrijft Flyn haar bezoek aan het niemandsland tussen het Griekse en Turkse deel van Cyprus, dat ontstond na de Turkse invasie van 1974. Doordat de mens dit gebied nauwelijks betreedt, kan de natuur hier ongestoord zijn gang gaan. Welk effect menselijke afwezigheid kan hebben, wordt ook geïllustreerd met een opmerkelijk feit over de 1500 kilometer lange grensstrook tussen Iran en Irak die ten tijde van de oorlog tussen beide landen van 1980 tot 1988 vol werd gelegd met mijnenvelden. Veel van deze explosieven zijn nog niet opgeruimd. Terwijl mensen het gebied hierdoor tegenwoordig nog altijd mijden, heeft de bedreigde Perzische panter er een geschikte leefomgeving gevonden. De auteur legt uit:
“Deze grote katachtigen kunnen weliswaar tot tachtig kilo wegen, maar omdat ze dat hele gewicht maar zelden op één poot zetten, worden ze geen slachtoffer van de uit het Sovjettijdperk daterende munitie.”
Eerste Wereldoorlog
De klaprozen die opkwamen op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog in Vlaanderen zijn een beeldend voorbeeld van het beginstadium van successie op verwoeste grond. In de omgeving van Verdun vielen naar schatting 300.000 doden en werden veertig miljoen schoten gelost. “Wat resteerde leek nog het meest op een kolkende zee, rollend en schuimend op onzichtbare stromingen”, schrijft Flyn.
“Gebleekte botten en afgebroken onderdelen van geweren staken uit de golven omhoog. Tussen 1914 en 1918 voltrok zich op dit terrein een proces waar natuurlijke erosie tienduizend jaar voor nodig had gehad.”
Tijdens een wandeling in het gebied treft de schrijfster de resten aan van Vaux-devant-Damloup, een van de Franse dorpjes die tijdens de gruwelijke strijd van de aardbodem gevaagd werden. Tegenwoordig is de locatie begroeid met bos, waar vijftien soorten varens en zeldzame orchideeën groeien en in bomkraters zich poeltjes hebben gevormd waarin salamanders en geelbuikvuurpadden leven. Enkele kilometers verderop treft ze een poel aan waarin geen leven te bespeuren is, een zogenoemde Place à Gaz, waar in de bodem overgebleven voorraden strijdgas begraven zijn. Flyn:
“Zelfs toen het bos hier weer terugkeerde en zich om de plek heen plooide, bleef het op de Place à Gaz altijd winter, werd het nooit voorjaar.”
Tsjernobyl en New Jersey
Zo doods als deze poel in de buurt van Verdun is, zo vol van leven is het in de ‘vervreemdingszone’ rond de energiecentrale van Tsjernobyl. Ook al is hier sinds de kernramp van 26 april 1986 nog altijd sprake een gevaarlijke nucleaire straling, de natuur trekt zich daar niets van aan. Terwijl de mens wegbleef, waren na enkele seizoenen de dieren alweer teruggekeerd, waaronder bevers, beren, lynxen en elanden. Behalve nucleaire vervuiling behandelt de auteur ook chemische vervuiling, onder meer aan de hand van het voorbeeld van de zwaar vervuilde rivier de Passaic in de Amerikaanse staat New Jersey. In de negentiende en twintigste eeuw loosde de plaatselijke industrie alle chemische afval in de rivier, waarvan de levensgevaarlijke restanten nog altijd opgeslagen liggen in de bodem, net als op andere voormalige of actieve industriële locaties wereldwijd. Hierover schrijft Flyn:
“De menselijke industrie heeft de wereld veranderd, en blijft dat ook doen. Zelfs als wij morgen allemaal worden weggevaagd – als de fabrieken stilvallen, de generatoren ermee ophouden, en de vrachtschepen op drift raken, botsen, naar de bodem van de zee zinken en het bezinksel daar omwroeten – hebben we evolutionaire krachten in werking gezet die een blijvende invloed zullen hebben op de genetische samenstelling van vrijwel elke andere soort op aarde.”
Boodschap
‘Verlaten oorden’ heeft een ogenschijnlijk tegenstrijdige boodschap. Enerzijds toont de schrijfster aan dat de natuur zich op opmerkelijk goed weet te herstellen op locaties waar de mens verdwenen is. Anderzijds waarschuwt ze voor hoe vervuilingen uit het verleden, zoals in het gebied rondom Tsjernobyl en in de rivierbodem van de Passaic, blijvende gevolgen hebben voor de toekomst. Ze verwijst daarbij niet slechts naar hedendaags wetenschappelijk onderzoek, maar haalt ook langer geleden verschenen literatuur en films aan om haar boodschap te versterken. Zo noemt ze de in 1831 verschenen roman ‘Frankenstein’ van Mary Shelley
“…een parabel over de hoogmoed van de mens en de gevaren van het roekeloos ingrijpen in de natuurlijke gang van zaken”.
Door haar fascinerende en soms spannende verslagen van haar bezoeken aan verlaten oorden te combineren met interessante, wetenschappelijke feiten is een fraai boek ontstaan met een urgente boodschap. De toegevoegde kleurenfoto’s van de bezochte locaties vormen een boeiende aanvulling. De geschiedenisliefhebber met belangstelling voor de (historische) interactie tussen de natuur en de mens zal dit goed onderbouwde boek ongetwijfeld weten te waarderen.
Boek: Verlaten oorden – De natuur na de mens
Ook interessant: De ontdekte wereld herontdekken
…of: Urban explorer verkent Berlijnse geschiedenis