Kleren maken de man – en de vrouw. In tegenstelling, tot bouwwerken, wapens, kunst en boeken is kleding vergankelijk. Het slijt, raakt uit de mode en is, nadat het met liefde is gedragen, van weinig waarde. Uit de middeleeuwen, renaissance en barok zijn nauwelijks kledingstukken bewaard gebleven. Valt er desondanks iets te zeggen over de kleding van onze voorouders?
De beeldende kunsten vormen, door het ontbreken van authentieke kledingstukken, de voornaamste bron van inzicht. Hoewel oude en zelfs overerfde kleding in de zestiende eeuw normaal was, veranderde ook toen de mode aan de hand van de zich ontwikkelende moraal. Kleding was een statussymbool, voor adel, rijke burgers en middenstanders. In die zin is er niets veranderd.
Heersende mode
De adel had gesterkt door haar financiële vermogen, en overtuigd van haar verhevenheid boven haar onderdanen, een natuurlijke behoefte zich te onderscheiden. Zoals men nu kijkt naar de modeshows in Parijs, was in het begin van de zestiende eeuw de Italiaanse hofmode de IT-girl van haar tijd. Al snel werd haar plaats ingenomen door de Spaanse hofmode. Zij werd pas aan het einde van de zestiende eeuw van de troon gestoten door de Franse invloedssfeer. De Duitse mode had eveneens grote invloed op het Nederlandse modebeeld. Zij werd verspreid door de landsknechten (huurlingen) en was zodoende van lagere oorsprong.
Mode
In de zestiende eeuw was sprake van een West-Europese mode. Deze werd echter aangepast aan het landseigen karakter, waardoor een Nederlander van een niet-Nederlander te onderscheiden was. Tussen de Noord- en Zuid-Nederlandse gewesten bestond weinig onderscheid. Toch kan men stellen dat men in het zuiden een zwierigere dracht voorstond. Dat kan verklaard worden door de relatieve nabijheid van het afwisselend in Brussel en Mechelen gevestigde hof.
Eerste kwart zestiende eeuw
Rond 1500 gaf de nakende Renaissance, die de Middeleeuwen met rasse schreden verdreef, een impuls aan een nieuw modebeeld. Waar in de neergang van de gotiek nog een verticale slanke vorm werd nagestreefd, zowel in bouwkunst als in kleding, werd onder invloed van het humanisme de vrijheid van de mens belangrijker. De verticale mode werd begin zestiende eeuw verruild voor een bredere snit met meer bewegingsvrijheid, die de ontplooiing van de mens weerspiegelde.
Spletenmode
Het gebruik van spleten is kenmerkend voor de zestiende eeuw. Stof werd ingesneden, zodat de voering of het hemd dat een andere kleur had zichtbaar was. Dit verschijnsel is geïnspireerd op de uniformen van de Duitse landsknechten. De Nederlandse burgerkleding volgde deze mode maar in zeer gematigde vorm, in tegenstelling tot Duitsland, waar zij uitbundig werd toegepast.
Tweede kwart zestiende eeuw
De brede uitdijende vormen werden tot ongeveer 1535 tot in het uiterste doorgedreven. Vanaf dat moment kwam daar langzaam verandering in. Het was een voorbode voor de Spaanse mode die in de tweede helft van de zestiende eeuw zou domineren. De kunstmatige verbreding van het postuur werd naar boven verplaatst. Een breed driehoekig silhouet werd nagestreefd. Zo kregen mannen bijvoorbeeld pofmouwen, die werden opgevuld.
Bij vrouwen bereikte men hetzelfde effect door het tot de schouder opslaan van de mouwen of het creëren van korte pofmouwen. Het rokgedeelte van de japon werd nog wijder. Door het lichaam met een korset in te snoeren ontstond een zandloperfiguur.
Derde kwart zestiende eeuw
Onder invloed van de Spaanse overheersing werd de mode stijver. Het lichaam moest lang en smal lijken. De verbreding van het lichaam werd bij de man derhalve verplaatst van de schouders naar de heupen. Een hoge halskraag belette de natuurlijke versmalling van de nek. Deze starre mode werd ook voor de vrouw leidend. De tot dan toe normale, vaak vierkante, halsuitsnijding verdween. Een hoge kraag werd de nieuwe normaal. De kegelvorm die bij de mannen was ontstaan werd bij de vrouwen door korset en hoepelrok bereikt.
Vierde kwart zestiende eeuw
Ondanks de scheiding tussen de noordelijke en zuidelijke gewesten was er geen sprake van een sterk verschillend modebeeld. De rijkdom en de conservatieve moraal van de burgers in het noorden, schreef een iets stijvere mode voor. In het zuiden werd onder invloed van de zwieriger wordende Spaanse mode de kleding minder sober. In het laatste decennium verschoof de aandacht van de Spaanse, naar de Franse mode. Deze was ongedwongener, normaler en rationeler. Mannen verruilden hun opgeblazen en overdreven kostuums eerder dan hun vrouwen, welke nog een tijdje in de excessieve vormentaal volhardden.
Kleuren
In het eerste kwart van de zestiende eeuw is het kleurcontrast tussen verschillende kledingstukken karakteristiek. De kleuren zijn helder en licht. Men ziet blauw, groen, okergeel en helderbruin. Men heeft een voorliefde voor roze en rood. Het contrast tussen stof en voering is zeer kenmerkend. Het gebruik van kleurrijke stoffen was voorbehouden aan rijke mensen. Grauwe stoffen van ongeverfde wol waren namelijk beduidend goedkoper.
In het tweede kwart van de zestiende eeuw verschoof de voorkeur voor heldere kleuren, naar een doffer, donkerder pallet: zwart, donkerbruin, grijs, wijnrood, dof blauw, geel en olijfgroen. Vanaf het derde kwart noopte het stringente Spaanse bewind tot een verdere verdringing van kleur. Zwart werd de mode, met eventueel een flikkering zilver- of gouddraad. Alleen bij luisterrijke activiteiten wilden voorname burgers zich nog in kleurrijke kleding vertonen. Ook in de vrijgemaakte delen van de Nederlanden noopte een burgerlijke stijfheid, en de desondanks dominante Spaanse mode, tot een donker palet.
Stoffen
In het eerste kwart van de zestiende eeuw werden de kostbare brokaten en damasten stoffen met grote patronen uit de vijftiende eeuw nog gebruikt. Voor de lossere zestiende-eeuwse mode waren deze stoffen minder geschikt. De spletenmode was de dessins onwelgevallig. De rijken kozen voor luxe stoffen als zijde, satijn, fluweel, keperstof, taft, linnen en fijn laken eventueel met een subtiel patroon. De middenstand en het volk droegen laken van mindere kwaliteit of wollen en halfwollen stoffen. Linnen werd met name voor onderkleding, hoofdkapjes en kragen gebruikt.
Naar gelang de beurs het toeliet werd kleding versierd met bont, edelstenen, goud- en zilverborduursel, of voor de kleinere beurs met passementen (franjes, versierselen en banden). Leer werd met name gebruikt voor schoenen en laarzen.
Van koning tot boer
De mode verspreidde zich langzaam vanuit het hof door de Nederlanden. De exquise silhouetten van de Spanjaarden werden slechts in getemperde vorm door voorname burgers overgenomen. Zowel in kleur als in vormentaal werd men door de eeuw heen steeds conservatiever. Voor boeren en arbeiders veranderde er weinig. Ze droegen hun kleding ter protectie, niet ter decoratie. De boer uit 1600 lijkt daardoor de kleding te dragen van zijn voorvader honderd jaar eerder. Het is een tijdloos kostuum, dat de zestiende eeuw overleefd.
~ Martin de Brouwer
Auteur van romans, korte verhalen en journalistiek werk. Fictie en non-fictie. Vaak, maar niet uitsluitend met een historische inslag. Meer over hem en zijn werk kunt u lezen op: martindebrouwer.nl
Lees ook: Kleding in de zestiende eeuw (II) – Voor de man
-Kinderen-Besier, J.H. der (1933). Mode-Metamorphosen; De kledij onzer voorouders in de zestiende eeuw. Amsterdam: Querido.
-Zimmerman, H. (2007). Textiel in context; Een analyse van archeologische textielvondsten uit 16e eeuws Groningen. Groningen: Stichting Monument & Materiaal.