Knoet de Grote (ca. 995-1035) was een Deense koning die van 1016 tot 1035 regeerde over een Noordzeerijk dat Denemarken, Noorwegen en Engeland omvatte.
Knoet de Grote werd rond 95 na Christus geboren als zoon van de Deense koning Sven I Gaffelbaard en diens echtgenote Gunhilda (Swiatoslawa) van Polen. Nadat zijn vader in 1014 was overleden werd zijn broer Harald II tot koning van Denemarken gekozen. Knoet zette vanaf dat moment de krijgstochten in Engeland voort.
Knoet reisde naar Engeland en wist Aethelred II van Engeland te verdrijven. Oktober 1016 bracht Knoet de Engelsen een beslissende nederlaag toe (Slag bij Ashingdon). Koning Edmund II van Engeland overleed kort na deze slag waarna Knoet geheel Engeland in handen kreeg. In 1016 volgde hij zijn broer Harald op als koning van Denemarken nadat deze was overleden.
In 1028 wist hij zich meester te maken van een groot deel van Noorwegen. Knoet profiteerde van binnenlandse moeilijkheden in dat land waardoor koning Olaf II van Noorwegen uit had moeten wijken.
Knoet de Grote was in zijn tijd een van de machtigste vorsten van Europa. Hij was bevriend met de kerk en in het bijzonder met Koenraad II van het Heilige Roomse Rijk. Vanuit Engeland stuurde hij bisschoppen en kloosterlingen naar Scandinavië om daar het geloof te brengen.
Knoet de Grote stierf op 12 november 1035 in Shaftesbury (Dorset) en werd begraven in Winchester. Kort na zijn dood ging zowel Engeland als Noorwegen verloren. Knoet III volgde hem op als koning van Denemarken, Harold I als koning van Engeland en Magnus I als koning van Noorwegen.