De Trojaanse priester Laokoön (ook wel Laocoön) waarschuwde de inwoners van Troje tevergeefs toen hij op het strand het Paard van Troje zag staan. De priester zelf stierf nog voordat zijn stad met hulp van de goden door de Grieken werd verwoest. Laokoön’s dood is verbeeld in de wereldberoemde Laokoöngroep uit circa 40-20 voor Christus. Volgens Plinius werd deze marmeren beeldengroep, die vandaag de dag is te bewonderen in de Vaticaanse Musea, gemaakt door Hagesander, Polydorus en Athenodorus van Rodos.
Equo ne credite, Teucri. Quidquid id est, timeo Danaos et dona ferentes. Vertrouw het paard niet, Trojanen. Wat het ook is, ik vrees de Grieken, ook als ze met geschenken komen. (Aeneis 2)
Laokoön zou daarbij woedend een een speer naar het houten paard hebben geworpen. Een van de mannen van de listige held Odysseus (die met zijn manschappen in het paard verborgen zat) werd daarbij in de rug geraakt. De godin Athena, die aan de kant van de Grieken stond en vastbesloten was Troje te laten vernietigen, besloot hierna in te grijpen. Ze gaf de zeegod Poseidon opdracht twee zeeslangen naar het strand te sturen. Vergilius:
…zie (ik ril nog bij mijn verslag) twee slangen komen aanzwemmen over een rustige zee vanaf Tenedos met reusachtig gekronkel en naderen samen de kust; hun buik rijst op uit de golven en hun bloedrode kammen steken uit boven de golven, de rest glijdt vanachter over het zeevlak en hun staart golft in reusachtige draaiing. Gedruis stijgt op uit het schuimende water; ze zijn al aan land met ogen die vonken van bloed en van vuur, en met trillende tongen likken ze hun sissende bekken. Wij vluchten uiteen, lijkbleek; maar in feilloze aanval glijden ze af op Laocoön en beide serpenten omklemmen eerst de lijfjes van zijn twee zonen in dodelijke omhelzing en verslinden van die stakkers de leden; dan grijpen ze ook hemzelf vast, als hij gewapend te hulp schiet, verstrikken hem in geweldige kronkels; en dan houden ze zijn middel al twee maal omvat, twee maal gedraaid om zijn nek met hun schubbige ruggen torenen ze uit met hun kop en hoge kammen. (Aeneis 2 – Ben Bijnsdorp)
De slangen verstikten dus niet alleen Laokoön maar ook diens twee zonen. De omstanders waren onthutst en vertelden elkaar dat de priester hoogstwaarschijnlijk door de goden was gestraft omdat hij het heilige paard met zijn speer schond. De Trojaanse koning Pramius aarzelde hierna niet en gaf opdracht een deel van de stadsmuren neer te halen zodat het Paard van Troje de stad ingereden kon worden. Het vervolg is bekend.

Laokoöngroep
De gruwelijke dood van Laokoön heeft in de loop der eeuwen vele kunstenaars geïnspireerd. De bekendste verbeelding van de geschiedenis is de marmeren beeldengroep die tegenwoordig in de Vaticaanse Musea is te bewonderen. Deze werd op 14 januari 1506 gevonden toen een boer iets ten noorden van het Colosseum in Rome zijn land omspitte. De meeste archeologen zijn het erover eens dat het om een beeldengroep gaat die door Plinius de Oudere wordt beschreven. Deze beelden zouden zijn gemaakt door Hagesander, Polydorus en Athenodorus van Rodos en ooit in het paleis van keizer Titus hebben gestaan.

De beeldengroep werd echter opgegraven in de buurt een voormalig badhuis van Titus en dus niet bij diens paleis. En anders dan Plinius vermeld is de Laokoöngroep ook niet gemaakt uit één blok marmer, maar uit vijf blokken.
Wie het beeld ook maakte: de kunstenaar had alle reden om trotst te zijn op de creatie. Dat is althans de mening van de vermaarde Oostenrijkse kunsthistoricus Ernst Gombrich, die in zijn bekende werk Eeuwige schoonheid het volgende schrijft over de Laokoöngroep:
“De manier waarop de spieren van de romp en de armen de krachtsinspanning en het lijden in de hopeloze strijd weergeven, de uitdrukking van smart op het gezicht van de priester, dat hulpeloos zich in bochten wringen van de twee jongens en de wijze waarop al deze verwarring en beweging tot een blijvende groep is gestold, hebben sinds de ontdekking bewondering gewekt.”
Rechterarm
In 1906 vond een Duitse archeoloog vlakbij de plek waar de beeldengroep vier eeuwen eerder was opgegraven echter een marmeren arm. Na bestudering concludeerden onderzoekers dat dit de ontbrekende rechterarm van Laokoön moest zijn. In 1957 werd het armfragment aan de beeldengroep toegevoegd. Geen opgeheven arm, maar een arm die zoals Michelangelo had beweerd achter het hoofd zit.

Zuchten of schreeuwen
De gezichtsuitdrukking van Laokoön heeft ook veel onderzoekers bezig gehouden. Het lijkt erop dat Laokoön niet schreeuwend is afgebeeld, maar eerder pijnlijk zuchtend. En dat is opvallend. Vergilius schrijft in zijn Aeneis namelijk:
“clamores simul horrendos ad sidera tollit: qualis mugitus, fugit cum saucius aram taurus et incertam excussit ceruice securim.” (tegelijk krijst hij huiveringwekkend ten hemel: als geloei klink het op, wanneer soms een stier, gewond, het altaar ontvlucht en een slecht gemikte bijl van zich afschudt.)
In de achttiende eeuw werd uitvoerig over deze kwestie gediscussieerd. Waarom schreeuwt Laokoön niet? De bekende archeoloog Johann Winckelmann kwam met een mogelijke verklaring. Hij stelde dat de kunstenaar Laokoön niet schreeuwend had afgebeeld omdat hij wist dat de priester een stoïcijn was. En die zou schreeuwen beneden zijn waardigheid hebben geacht.
Cassandra, de zieneres die nooit geloofd werd
Griekse mythologie – Griekse goden, godinnen & mythen
Boek: Laocoon – Over de grenzen van schilderkunst en poezie
Bronnen ▼
-Mythologie – C.Scott Littleton (p. 123-124)
-Eeuwige schoonheid – E.H. Gombrich (p.74)
-https://mainzerbeobachter.com/2015/12/29/de-laokoongroep/
-De bloesem van het leven: esthetiek en ethiek in Arthur Schopenhauers filosofie – Bart Vandenabeele (p.100)