Binnen zitten vanwege quarantaine? Dat is iets van alle tijden. In Arnhem waren daar (net zoals op veel andere plekken in ons land, red.) eeuwenlang speciale gebouwen voor: een pesthuis en een leprozenhuis. De lijders aan die laatste ziekte mochten hun ellende buiten de stad uitzitten.
Besmettelijke ziekten hebben hun invloed gehad op de geschiedenis en dat is tot op de dag van vandaag terug te zien in straatnamen. Leiden en Amsterdam hebben bijvoorbeeld een Pesthuislaan, Den Haag heeft zelfs een straat die Het Zieken heet. Ook Arnhem heeft zoiets, al zou je dat niet meteen zeggen: de Sint Antonielaan.
Wat heeft die straat nou met besmettelijke ziektes te maken? Alles. Het hellende straatje in het Sonsbeekkwartier is genoemd naar het Sint Anthoniegasthuis. Dat stond sinds de middeleeuwen aan de Steenstraat. Wie hadden de twijfelachtige eer daar te zitten? Lijders aan lepra. Op die plek, net ten westen van het huidige Westeinde, lagen de leprozen in quarantaine buiten de stadswallen.
In tegenstelling tot de veel besmettelijkere pest, kwam melaatsheid of lepra altijd wel voor in deze streken. Het is een besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door een bacterie. Lepra kan leiden tot ernstige vervormingen van onder andere handen, voeten en het gezicht. In de eenentwintigste eeuw komt het bijna alleen nog maar in verre landen als India voor. In de middeleeuwen was de ziekte hier nog endemisch.
Patiënten kunnen vaak nog jaren doorleven, ook al takelt hun lichaam af. Middeleeuwers waren wetenschappelijk een stuk minder ver dan wij, maar ze waren ook weer niet gek. Uit ervaring wisten ze dat je door lijders aan een besmettelijke ziekte af te zonderen, je de ziekte kon indammen. Zo ontstonden er in bijna alle Europese steden pest- en leprozenhuizen. Zo rukten ze in die tijd de chronisch zieken hard uit de maatschappij.
Agnieten en antonieten
Over het Arnhemse pesthuis is weinig bekend. Historici vermoeden dat die eerst aan de Bakkerstraat stond, om later te verhuizen naar het Agnietenklooster aan de Beekstraat. Ook aan die kloosterorde hebben we overigens een straat te danken, niet ver van de Sint Antonielaan: de Agnietenstraat.
De kloosterorde die zich in de middeleeuwen met de verpleging van leprozen bezighield, waren de Antonieten. Zij hadden zich genoemd naar de heilige Antonius, die de beschermheilige van lijders aan huidziektes is. Het eerste huis voor melaatsen bouwden zij aan het eind van de veertiende eeuw, blijkt uit stadsrekeningen. Waarschijnlijk stond die buiten de Rijnpoort, dus in de buurt van het huidige Bergstraatkwartier.
Het nieuwe gasthuis aan de Steenstraat verrees enige decennia later, in 1427. Het was een heel complex, compleet met eigen kerk met pastoor. De naam die het kreeg, lag voor de hand: het Sint Anthonys Gasthuis. Waarschijnlijk hebben de twee gasthuizen een tijdje allebei bestaan, totdat die bij de Rijnpoort verdween.
Bedelen
Bij de bouw van de nieuwe ‘leprozerie’ vaardigde de stad strenge wetten uit. Had je wellicht melaatsheid? Dan moest je verplicht naar Keulen om je daar te laten testen. Weigerde je dat? Dan sloot het stadsbestuur je meteen in het Sint Anthonie-gasthuis op. Zogenoemde melaten die buiten de stad woonden, mochten niet meer komen bedelen in de stad. Zieke Arnhemmers mochten dat wel, als ze toestemming kregen van het bestuur van het gasthuis. Alleen tijdens een paar feestdagen mochten alle leprozen de stad in. Ze hadden dan het recht om aandacht van vrijgevigen te trekken met een klepper.
Het dagelijkse leven in het huis moest veel op het kloosterleven hebben geleken. Het gasthuis was een katholieke aangelegenheid. Toen de protestanten het vanaf 1585 voor het zeggen kregen in de stad, moesten de Antonieten vertrekken. Een groot deel van het het leprozenhuis werd met de grond gelijk gemaakt, de kerk als eerste. Het gasthuis zelf werd wel opgeknapt en vanaf die tijd beheerd door de stad.
Melaatsheid nam af
Dat heeft achteraf niet veel nut gehad; na 1600 nam melaatsheid sterk af in de Lage Landen. Waarom precies is niet helemaal zeker, waarschijnlijk door opkomst van andere ziektes als tuberculose. Daardoor zouden leprozen sneller sterven en – hoe hard het ook is – hadden ze geen onderdak nodig. Hoe dan ook, rond 1700 was de ziekte hier zo goed als verdwenen.
Daarnaast kwamen er melaatsen uit andere steden op het gasthuis af. Onder hen was veel ‘boeverij’, zo stelde het stadsbestuur vast. Een reden te meer om in 1625 definitief de poorten te sluiten. Die paar Arnhemse lepra-lijders konden terecht bij andere instellingen in de stad, vonden ze.
Het pand heeft nog dienst gedaan als onder meer militair ziekenhuis. In 1843 werd het definitief afgebroken. De gemeente gaf de vrijgekomen grond vrij aan particulieren voor woningbouw. Het stratenplan veranderde een beetje, zodat het Westeinde ontstond. Vandaag de dag kun je op deze plek naar de bakker, de slager of de Chinees. Van het Sint Anthonie Gasthuis bleef niets meer over.
Drie Gasthuizen
De stichting achter het ziekenhuis bleef wel bestaan. Die is opgegaan in de Drie Gasthuizen Groep. Toen in de vroege twintigste eeuw het Sonsbeekkwartier verrees, kwamen daar straatnamen die verwezen naar de historie van Arnhem. Dat hier een Sint Antonielaan kwam, was daarom wel logisch.
~ Ben Schattenberg
www.demoeilijkebril.nl
Ook interessant: Leprozenoptocht in Amsterdam
…of: Pandemieën in de oudheid