Licht van Adriaan Koerbagh schijnt na 346 jaar eindelijk in de duisternis

9 minuten leestijd
Toen de drukker begreep dat de inhoud godslasterlijk was, zette hij de pers stop waarop 'Het Ligt schijnende...' werd gedrukt. Plaatdrukkerij op een ets van Abraham Bosse. (1643)
Het Willige Rasphuis in Amsterdam, waarin Adriaan Koerbagh zijn laatste levensjaar doorbracht. - Plaatdrukkerij op een ets van Abraham Bosse. (1643)

In het voorjaar van 1668 bewerkte een boekdrukker in Utrecht een manuscript van een boek dat in de vroege zomer zou moeten verschijnen: Een ligt schijnende in duystere plaatsen, om te verligten de voornaamste saaken der Gods geleertheyd en Gods dienst.

Een van de twee enig overgebleven exemplaren van het manuscript van 'Een Ligt schijnende in Duystere Plaatsen', "gedrukt voor den schrijver, 1668'', dat wordt bewaard in het 'Huis van het Boek'; het Haagse museum Meermanno.
Een van de twee enig overgebleven exemplaren van het manuscript van ‘Een Ligt schijnende in Duystere Plaatsen’, “gedrukt voor den schrijver, 1668”, dat wordt bewaard in het ‘Huis van het Boek’; het Haagse museum Meermanno.
De schrijver, de Amsterdamse intellectueel, arts en jurist Adriaan Koerbagh (1633-1669), ontleedde in het werk met het licht van de rede (= verstand) fundamentele christelijke dogma’s over de Schepper, de drie-eenheid, hemel en hel, engelen en duivels en het geloof in wonderen. Hij geloofde er niet veel van en leverde met scherpe pen commentaar op de misstanden in de kerk. Hij pleitte voor een vrije en vrijzinnige samenleving.

De drukker concludeerde, in die tolerante Gouden Eeuw, dat de inhoud gevaarlijk en godslasterlijk was en hij lichtte de autoriteiten in. Hij kreeg daar gelijk in.

In het proces dat volgde werd Koerbagh op 27 juni 1668 door de Amsterdamse schout Cornelis Witsen en de schepenen in eerste instantie tot martelingen en dertig jaar gevangenisstraf veroordeeld:

… dat soude gebracht worden op het schavot, … , ende met een gloeyende priem gesteken worden door syn tonge, dat hem syn rechter duym sal werden afgehouwen; de boeken of verbrandt in ’t openbaer, … , ende opgesloten dertich jaren.

Het Willige Rasphuis aan de IJgracht in Amsterdam (nu Prins Hendrikkade), waar Adriaen Koerbagh de laatste maanden van zijn leven doorbracht.
Het Willige Rasphuis aan de IJgracht in Amsterdam (nu Prins Hendrikkade), waar Adriaen Koerbagh de laatste maanden van zijn leven doorbracht.
Adriaan Koerbagh toonde berouw en beloofde een beter leven te gaan leiden. Het definitieve vonnis luidde: tien jaar opsluiting in het Rapshuis en daarna verbanning uit de stad Amsterdam. Bovendien werden al zijn boeken verbrand, waaronder twee eerdere omstreden publicaties. Hij overleed al een jaar later, in oktober 1669, 36 jaar oud, aan een slopende ziekte. Bijzonder weinig herinnert nog aan zijn aanwezigheid op aarde. ‘Het ligt’ ging uit; verzonk in de vergetelheid.

Ook de drukproeven werden vernietigd, op twee exemplaren na, die de rechtbank (gelukkig) nodig had voor de bewijsvoering. Maar het boek werd pas in 2011 gepubliceerd, in een Engelse vertaling. Sindsdien kwam een discussie op gang waarin de vergeten vrijdenker Koerbagh wordt gelijk gesteld aan de filosoof Spinoza.

Publicatie na 346 jaar

Vandaag, na 346 jaar, is dan eindelijk een in modern Nederlands hertaalde versie van het boek verschenen: Een licht dat schijnt in duistere plaatsen – Een verheldering van de voornaamste kwesties van theologie en godsdienst. Hieronder een voorpublicatie van het hoofdstuk over goed en kwaad.


Goed en kwaad

Er bestaat nog geen algemene theorie van goed en kwaad

Tot nu toe heb ik niet kunnen ontdekken dat enige wetgever, rechtsgeleerde, theoloog of wie dan ook heeft uitgelegd waarom iets goed of kwaad is, of wat een handeling goed of kwaad maakt. Anders gezegd: niemand heeft een algemeen, helder en betrouwbaar beginsel geformuleerd dat bruikbaar is als criterium voor allerlei handelingen die mensen verrichten, of het nu met werken, in woorden of in gedachten gebeurt, waarmee kan worden vastgesteld wat goed is en wat kwaad. Want een en dezelfde handeling kan het ene moment goed zijn en het andere kwaad. Maar waarom is dat zo? Bij gebrek aan zo’n criterium, dat eenieder kan gebruiken voor zijn daden, gebeurt het dat men elkaar soms zo streng de maat neemt, dat bij het minste of geringste wordt gezegd dat het kwaad is; men belast elkaar zodanig met pietluttigheden, waar niemand iets aan heeft, dat het verlammend werkt. Het gebeurt vaak dat wat door de overheid in het openbaar wordt toegelaten, door de geestelijken voor iets kwaads wordt uitgemaakt. Dat zouden zij niet doen als ze de zaak konden doorgronden, want dan zouden ze merken dat ze het bij het verkeerde eind hadden. Want wat zij doen, is niets anders dan de overheid in het openbaar van iets kwaads beschuldigen ten overstaan van het gewone en eenvoudige volk. En dat is voorwaar geen gering iets: het is ten hoogste strafbaar.

Afleiding van een algemeen moreel beginsel

Om te kunnen aangeven wat goed is en wat kwaad, en waarom dat zo is, zullen we de handelingen van de mensen beschrijven waarmee zij iets goeds of iets kwaads doen: het denken, het spreken en het werken. Eerst beschrijf ik iets wat goed is: God te vereren en tot hem te bidden om wat redelijk is en hem te danken voor hetgeen wij ontvangen (hebben). Dit is van zichzelf goed, en op elk moment. Het gebeurt door denken en spreken, en men kan er een werkzaamheid aan toevoegen, zoals het buigen van het lichaam ten teken van ootmoedigheid en nederigheid. Daarna beschrijf ik iets wat kwaad is, namelijk God te lasteren en te onteren. Dat is van zichzelf kwaad, en altijd. Dit kwaad ontstaat mede door het denken en het spreken; met het lichaam kan men hierin niet veel meer doen dan de borst breed opsteken als een teken van vermetelheid, enzovoort.

Nu we dit voorgoed hebben vastgesteld, zullen wij alle verdere daden van de mensen, die zij verrichten door denken, spreken en fysiek handelen, op zichzelf bekijken zonder betrekking tot iets anders. En dan zullen het allemaal onverschillige handelingen blijken, die goed noch kwaad zijn. Diezelfde handelingen kunnen wel goed of slecht zijn als ze betrekking hebben op onszelf of onze naaste. Aldus moeten alle handelingen die een mens met woorden, gedachten en fysieke bewegingen verricht zowel worden betrokken op hemzelf als op zijn naaste.

Nu kan ik ook stellen dat alle daden van iemand goed zijn wanneer ze hemzelf en zijn naaste baten, wanneer hij er zelf baat bij heeft en hij er zijn naaste geen schade mee berokkent of wanneer hij zichzelf er geen schade mee toebrengt en zijn naaste ermee bevoordeelt. Alle daden zijn goed voor God wanneer iemand er zichzelf noch zijn naaste schade mee berokkent; en geen enkele daad, hoe vreselijk en lelijk die op het eerste gezicht ook lijkt, is kwaad wanneer iemand er zichzelf of zijn naaste geen kwaad mee doet. Echter: de ene handeling is beter, of eigenlijk nuttiger, dan de andere, want er zijn gradaties tussen goed, beter en heel goed. Sommige handelingen, waarmee men zichzelf of zijn naaste niet erg baat maar ook helemaal niet benadeelt, zijn en blijven onverschillig.

Nu kan ik zeggen dat alle handelingen van iemand slecht zijn wanneer hij er zichzelf en zijn naaste door benadeelt, wanneer hij er zichzelf maar niet zijn naaste schade mee toebrengt, of wanneer hij er zijn naaste maar niet zichzelf schade mee berokkent. Kortom: alle handelingen zijn kwaad voor God wanneer iemand zelf of wanneer zijn naaste er nadeel van ondervindt. Ook geldt dat geen enkele daad, hoe mooi die op het eerste gezicht ook schijnt, goed is wanneer zij iemand zelf of zijn naaste nadeel oplevert. Maar de ene handeling is slechter dan de andere, want er zijn gradaties tussen slecht, slechter en heel slecht. Handelingen of daden die baten noch schaden, blijven van een onverschillig karakter. Ik kan daarom kortweg zeggen dat men zichzelf en zijn naaste geen kwaad moet doen.

De geestelijken proberen de mensen beuzelachtige regels op te leggen

Laat nu iedereen zijn daden aan dit basisbeginsel toetsen en men zal, zonder aandacht te schenken aan de Schrift of iets anders, eenvoudig ontdekken of die daden goed of kwaad zijn, zolang men ze maar onderzoekt met gebruikmaking van de rede. Het is niet moeilijk gewaar te worden of men zichzelf of een ander benadeelt door de ene dag vlees en de andere dag vis te eten, en meer van zulke onbenulligheden – hoewel de geestelijkheid bepaald heeft dat men op de ene dag vis moet eten en op de andere dag vlees. Wie merkt dat hij zichzelf niets in de weg legt en ook een ander geen schade berokkent, zal ontdekken dat al die kleine regels van de geestelijken, waarmee zij het gewone volk enorm belasten, vaak pure onbenulligheden en opgelegde bedenksels zijn, in strijd met de Schrift en de menselijke vrijheid. Als wordt gezegd dat men iets fout doet door tegen de regels van de geestelijken in te gaan – bijvoorbeeld wanneer je op een dag vlees eet terwijl de geestelijken hebben bepaald dat je vis moet eten, en op een andere dag vlees of vis, terwijl hun voorschriften zeggen dat je moet vasten –, dan zeggen wij dat de geestelijken geen wettige macht hebben om ons of ons geweten met onnodige pietluttigheden en bedenksels te belasten. Dat de geestelijken in de positie zijn gekomen om het te doen, komt voort uit de dwaasheid of onwetendheid van de mensen, uit hun lichtgelovigheid en hun nalatigheid in het doen van onderzoek naar de waarheid. Dat de mensen het nog accepteren, heeft dezelfde oorzaken.

Het menselijk vermaak is doorgaans onschadelijk

Bovendien: welke schade of hinder levert het op als iemand zo nu en dan voor zijn plezier naar een schouwburg gaat om een mooi stuk te zien, dat volgens de regelen der kunst wordt gespeeld? Niemand zal daarvan nadeel ondervinden. Of stel dat iemand enige gezangen op een fluit of ander instrument speelt, een ander zingt erbij en weer een ander danst erbij, en allen doen dit op de maat en naar de regelen der kunst. Benadelen zij daarmee zichzelf of anderen? Of dat iemand zijn haar langer draagt dan tot precies bij de oren, het model van een melknap, zoals sommigen vereisen.1 Of dat iemand een bepaald soort stiksel draagt, of een kraag of wat strikjes, lintjes of kant aan zijn kleding heeft. Heeft een ander daar dan last van, indien zijn portemonnee toelaat dat zijn kleding er zo uitziet of wanneer ze van wol, linnen of zijde gemaakt is? En zo is het voor alle andere dingen, te veel om hier op te noemen.

Het goede wordt door misbruik niet kwaad

Als men wil zeggen dat veel daden slecht zijn omdat ze zo makkelijk tot misbruik leiden, dan is dat volgens mij onredelijk. Ik spreek het niet tegen, helemaal niet – ik zou tegen mijn gemoed ingaan –, want ik weet dat dit voor veel handelingen geldt. Maar mag de conclusie dan zijn dat iets wat makkelijk wordt misbruikt daarom als zodanig slecht is en nooit gedaan mag worden? Dan werd het tijd te stoppen met eten en drinken, en moesten we sterven van de honger, omdat eten en drinken ook al slecht zouden zijn. Want wat wordt er meer misbruikt dan eten en drinken? Of waar is meer overdaad dan met spijs en drank? Maar men laat niet na te eten en drinken, hoewel velen er misbruik van maken. Bovendien: hoe vaak wordt de gemeenschap met een vrouw misbruikt? Zal men daarom ophouden gemeenschap te hebben voor de voortplanting van het menselijk geslacht? Dan zou de aarde binnen zestig, zeventig of tachtig jaar ontvolkt raken. En zo is het met alles. Daarom zou het geen goede uitkomst zijn te zeggen dat iets op zich slecht is omdat het makkelijk misbruikt wordt, of dat men het om die reden niet zou mogen doen. Die gevolgtrekking is niet goed, omdat iets wat misbruikt kan worden ook met veel of weinig voordeel of veel of weinig nut gebruikt kan worden; en op grond daarvan beoordelen wij een daad als meer of minder deugdelijk.

Met gedachten doet men alleen zichzelf kwaad

Woorden en fysieke daden zijn alles waarmee men iemand anders nut of schade kan doen. Met gedachten kan men niemand van nut zijn, want al zou men honderd jaar goede dingen over iemand denken, het zal hem niet helpen. En al denkt men honderd jaar kwaad over een ander, het zal geen haar aan hem krenken. Maar wanneer men de gedachten met woorden uit, kunnen die iemand goed of kwaad doen, en wie de gedachte in een daad omzet, kan daarmee iemand goed of kwaad doen. Dat komt dan niet door het denken op zich. Men kan zichzelf door gedachten echter wel schade toebrengen, dat wil zeggen: tegen zichzelf zondigen. We zullen eens nagaan in hoeverre wij daartoe in staat zijn.

Met gedachten kan men zichzelf kwaad berokkenen wanneer men zijn naaste door haat, nijd en afgunst zonder reden voortdurend in zijn hart kwaad toewenst, en daardoor constant zijn eigen beul in z’n gemoed heeft en voedt – een beul die nooit ophoudt mensen te pijnigen, tenzij men die gevoelens met de rede overwint en uit zijn ziel bant. Of wanneer men met jaloerse begeerte de hele tijd wenst dat het goed van onze naaste ons toebehoort. Of wanneer men met onkuise verlangens de vrouw van zijn naaste begeert. Of wanneer men door boze en wraakzuchtige gevoelens, door andere onbehoorlijke gedachten en hartstochten – te veel om hier allemaal op te noemen – zijn gemoed de hele tijd kwelt door zijn naaste dood te wensen of hem enige andere rampspoed toe te wensen. Zo zondigt men in hoge mate tegen zichzelf. Want wat is een grotere plaag dan een voortdurend onrustig gemoed? Het is ook zeker een grote overtreding zichzelf kwaad te berokkenen.

Een licht dat schijnt in duistere plaatsen – Adriaan Koerbagh
Een licht dat schijnt in duistere plaatsen – Adriaan Koerbagh
Uit dit alles zien wij in hoeverre wij onszelf met gedachten kwaad kunnen doen door het hebben van een constant onrustig gemoed, zonder dat zijn naaste daardoor in het minst schade lijdt, zolang men niet uit wat men denkt, in woorden noch met daden. Want niemand weet wat een ander van hem denkt, of het nu goed of kwaad is.
En wat niet weet, wat niet deert.

Toekomstige uitbreiding van dit hoofdstuk tot een volledige ethiek

Nu we in het kort verteld hebben wat over goed of kwaad in het algemeen te zeggen valt, kunnen wij dit hoofdstuk kortheidshalve wel besluiten. Want het zou te ver voeren om over alle menselijke handelingen specifiek te zeggen waarom ze goed of slecht zijn, hoe goed of slecht ze zijn en welke beloning of straf erop staat. Daar zouden wij een heel boek voor nodig hebben. Daarom stellen wij dit uit tot een andere gelegenheid, als het God behaagt ons in goede gezondheid te bewaren.

~ Adriaan Koerbagh
vertaling Michiel Wielema

Boek: Een licht dat schijnt in duistere plaatsen

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

André Horlings (1945-2023) was journalist en van 'vlak na de oorlog', wat mogelijk zijn interesse voor onder meer de Tweede Wereldoorlog verklaarde. Schreef het boek Arnhem Spookstad en verzorgde de (eind)redactie voor een publicatie over het Duitse dwangarbeiderskamp Rees (1944-1945). Verzorgde in 2011 twee uitvoerig gedocumenteerde verhalen: Bruidegom achter prikkeldraad en Het drama van de SS Pavon. Bladerde graag in Google Books. Zie ook archief sinds 1995.

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 53.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×