Oost probeerde West bij te houden. En naarmate de jaren vorderden, de planeconomie haperde en de technologische voorsprong van het Westen groeide, raakte Oost in ademnood. In de eerste plaats gold dat voor wapentuig, maar niet alleen. Ook voor muziek, mode en design werd naarstig afgekeken bij de buren achter het ijzeren gordijn.
Neem Kajko i Kokosz, twee stripfiguren waarmee een generatie Polen groot is geworden. Kajko is klein en slim, Kokosz is groot, iets minder snugger en heeft altijd stevige trek. De Slavische krijgers dragen helmen die eigenlijk te klein zijn voor hun hoofden. Ze wonen in een met pallisaden omgeven nederzetting die wordt geleid door een sympathiek dorpshoofd. Hun bekenden zijn een druïde-achtige heks en een goede struikrover die af en toe met een everzwijn op zijn nek verschijnt. Klinkt bekend?
Het geheel speelt zich af in de oertijd van Polen, ergens in de donkere wouden van de donkere middeleeuwen. Bij gebrek aan Romeinen – die zoals bekend zover naar het oosten niet doordrongen – zijn de slechteriken in het verhaal de ‘zbójcierze’, een samentrekking van de Poolse woorden voor ‘rovers’ en ‘ridders’. Deze lieden lijken verdacht veel op de ridders van de Duitse Orde – die pas eind dertiende eeuw op het Poolse toneel verschenen.
De auteur, Janusz Christa, hield lang vol dat er geen sprake was van plagiaat. De vraag hoe hij begin jaren zeventig op het idee kwam van zijn eerdere striphelden – de matrozen Kajtek en Koko – twee Slavische krijgers te maken, liet hij onbeantwoord. Pas op hoge leeftijd gaf hij toe ‘geïnspireerd’ te zijn door de avonturen van Asterix en Obelix. Plagiaat of niet, feit is dat Kajko en Kokosz nog altijd bekend zijn in Polen, ook nadat alle avonturen van de strip-Galliërs in de jaren negentig het Pools werden vertaald en uitgegeven. Christa hield in 1990 op met tekenen, maar in 2003 startte een heruitgave van de Poolse Asterix en Obelix.