Mark Rutte dankt zijn ministerie aan Indië-conflict

Ontstaan van het ministerie van Algemene Zaken
6 minuten leestijd
Het ministerie van Algemene Zaken, Binnenhof 19.
Het ministerie van Algemene Zaken, Binnenhof 19. (Nationaal Archief, Fotocollectie Rijksvoorlichtingsdienst/Harry Hartemink)

Politieke hamvraag dezer dagen en weken: blijft Mark Rutte (VVD) premier en daarmee tevens de baas van het ministerie van Algemene Zaken? Niemand die dat nu al weet. Historische vraag: hoe is dat departement van Algemene Zaken eigenlijk ontstaan? Het is ontsproten aan het dekolonisatieconflict dat Nederland en Indonesië uitvochten in de jaren 1945-1950.

Donderdag 1 april 2021 was de Tweede Kamer het toneel van een politiek spektakelstuk. Demissionair premier Rutte, momenteel tevens (tijdelijk?) VVD-fractievoorzitter, moest zich verantwoorden voor de eerste fase van de kabinetsformatie die met donderend geraas uit de rails was gelopen. Dat kwam doordat aan het licht was gekomen dat kennelijk pogingen in het werk werden gesteld Pieter Omtzigt (CDA) een andere functie te bezorgen dan die van kritisch Kamerlid. Ook de al teruggetreden verkenners Annemarie Jorritsma (VVD) en Kajsa Ollongren (D66) plus hun nog net in functie zijnde opvolgers Tamara van Ark (VVD) en Wouter Koolmees (D66) kregen een spervuur aan vragen te beantwoorden.

Het kernpunt was het verwijt dat Rutte de positie van de Tweede Kamer aantastte door te proberen een lastig Kamerlid weg te werken en dat hij daarover nog loog ook. Een van de vele dingen die de oppositie niet bevielen, was dat de verkenners werden ondersteund door een groepje ambtenaren van het ministerie van Algemene Zaken – nou net het departement dat wordt bestierd door de minister-president, Rutte dus. De oppositie meende te zien dat Rutte ook langs deze weg een onevenredig grote vinger in de formatiepap had.

In de Trêveszaal in het gebouw van Algemene Zaken kwam het kabinet-Rutte III voor het eerst bijeen op 26 oktober 2017. Op de voorgrond links Mark Rutte, rechts minister van financiën Wopke Hoekstra
In de Trêveszaal in het gebouw van Algemene Zaken kwam het kabinet-Rutte III voor het eerst bijeen op 26 oktober 2017. Op de voorgrond links Mark Rutte, rechts minister van financiën Wopke Hoekstra. (Algemene Zaken/Valerie Kuypers)

Onbekendste departement

Hùh, Algemene Zaken (AZ)? Jazeker, voor even werd de schijnwerper gezet op dat bij het grote publiek op afstand onbekendste departement. Onder verantwoordelijkheid van de premier coördineert AZ het algemene regeringsbeleid en de communicatie van de rijkoverheid (inclusief de voorlichting over het Koninklijk Huis). Logisch dus dat de Rijksvoorlichtingsdienst onderdeel is van AZ. Ook de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid is er organisatorisch ondergebracht.

In het gebouw van AZ aan Binnenhof 19 bevindt zich trouwens ook de Trêveszaal, waar sinds 1977 de ministerraad wekelijks vergadert. Die zaal is genoemd naar het Twaalfjarig Bestand (trêve = wapenstilstand) waarover op deze plek werd onderhandeld in 1608. De zaal zelf is overigens pas eind zeventiende eeuw gebouwd.

Aanloopje onder Colijn

Maar nu de vraag hoe en waarom dat departement van Rutte, AZ, eigenlijk is ontstaan. Het antwoord is tweeledig. Voor het eerst werd een ministerie met die naam ingesteld in 1937. Het was bedoeld om de premier (destijds Colijn) de mogelijkheid te geven zich meer bezig te houden met het ‘algemene regeringsbeleid’. Dát ministerie van AZ heeft maar kort bestaan. De voor de Duitse bezetter naar Londen uitgeweken regering hief het in 1942 op en bracht de taken onder bij het tegelijk gevormde ministerie van Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk. Ook dat departement viel overigens onder de premier (in die tijd Gerbrandy).

Louis Beel in 1947
Louis Beel in 1947 (CC BY-SA 3.0 nl – Collectie SPAARNESTAD PHOTO/Henk Blansjaar – wiki)
De behoefte om na de oorlog toch weer een ministerie van Algemene Zaken in te stellen stamt uit 1947. Premier Louis Beel (KVP) en minister van Overzeese Gebiedsdelen Jan Jonkman (PvdA) riepen de ministerraad daarover op 15 maart in een buitengewone vergadering bijeen.

Om te begrijpen over welk tijdsgewricht het gaat, moeten we ons een paar dingen realiseren. Nederland was bijna twee jaar bevrijd van de Duitse bezetting, Nederlands-Indië zo’n anderhalf jaar van de Japanse. Maar in de Oost was op 17 augustus 1945 de Republiek Indonesië uitgeroepen. Vanaf dat moment tot aan de officiële soevereiniteitsoverdracht op 27 december 1949 waren Nederland en Indonesië in een bloedige worsteling gewikkeld.

Eerste politionele actie

In november 1946 hadden onderhandelaars van beide partijen in het Javaanse bergplaatsje Linggajati een overeenkomst bereikt. Op initiatief van de Katholieke Volkspartij (KVP) werd die in Den Haag ‘aangekleed’ met een eigen Nederlandse interpretatie. Indonesië ratificeerde het ‘naakte’ akkoord begin maart 1947, Nederland de ‘aangeklede’ versie eind van die maand. Dat voorspelde weinig goeds en op 21 juli 1947 lanceerden Nederlandse troepen op Java en Sumatra de zogenoemde eerste politionele actie (in Indonesië bekend als ‘agresi militer Belanda pertama’ – de eerste Nederlandse militaire agressie).

Het waren dus bloedstollende tijden toen op 15 maart 1947 die buitengewone vergadering van de ministerraad werd gehouden. Jonkman moest zich als bewindsman van Overzeesche Gebiedsdelen bezig houden met de militaire, politieke, staatkundige en economische aspecten van het Indië-conflict. Hij had premier Beel er al eens vaker op gewezen dat het hem teveel werd. Vooral van de financieel-economische onderdelen wilde hij af. Ze waren tot de conclusie gekomen dat een extra kabinetsberaad nodig was om suggesties te bespreken die Jonkman had om uit de narigheid te komen.

Minister Jan Jonkman (rechts) begroet op 4 augustus 1948 op Schiphol Lambertus Neher, gedelegeerde van het Opperbestuur in Indonesië.
Minister Jan Jonkman (rechts) begroet op 4 augustus 1948 op Schiphol Lambertus Neher, gedelegeerde van het Opperbestuur in Indonesië. (Nationaal Archief, Fotocollectie Anefo/J.D. Noske)

Voorstel: Romme minister

De PvdA’er stelde onder meer voor Carl Romme, op dat moment KVP-fractieleider in de Tweede Kamer, te benoemen tot minister op een afgeslankt departement van Overzeese Gebiedsdelen. Jonkman zag ‘voor zichzelf een taak als Minister voor de staatkundige hervormingen, eventueel zonder Portefeuille’, aldus de notulen van de ministerraad. Hij zou zich dan niet alleen ontfermen over nieuwe staatkundige structuren in de Oost, maar daarbij ook de West (Suriname, Antillen) betrekken.

De ministerraad stond allerminst te juichen over Jonkmans voorstellen. Niet in de laatste plaats zijn partijgenoot Drees (minister van Sociale Zaken) zette hem de voet dwars. Deze vond ‘dat een personeelswisseling beter uitvoerbaar is na een verdere ontwikkeling van de politieke situatie’.

Het vraagstuk zou zich maanden voortslepen. Zo merkte Beel in de ministerraad van 21 april op dat de kwestie ‘nog niet rijp is voor een beslissing’, waarna een week later een nieuwe variant op tafel kwam. Een besluit viel echter niet, al zei Beel wel dat hij ‘overtuigd (is) van de noodzaak om de taak van Minister Jonkman te verlichten’. Op 2 juni – het conflict in Indië spitste zich steeds verder toe – stelde Beel dat hij de ‘reconstructie’ van het kabinet wilde opschorten. Het kabinet steunde hem. Jonkman onderstreepte nog eens ‘dat hij niet opgewassen is tegen de werkzaamheden van een Minister van Overzeese Gebiedsdelen in hun volle omvang’.

Jonkman ziek

Op 28 juli, de eerste politionele actie was een week aan de gang, leek het met Jonkman definitief mis te zijn. In de notulen van het kabinetsberaad van die dag staat:

“Minister Jonkman is door ziekte verhinderd de vergadering bij te wonen.’”

“Beel (en later Drees zelf als premier) kon zich dan veel meer rechtstreeks bemoeien met de afwikkeling van het dekolonisatievraagstuk.”

Was hij onder de werkdruk bezweken? Dat viel gelukkig mee blijkens een mededeling die generaal Spoor, legercommandant in Indië, kreeg van de verbindingsofficier bij het kabinet van de minister-president. Deze kapt. ltz Moolenburgh seinde: “,Jonkman met vermoedelijk netelroos en koorts in bed”, wat vele weken zou kunnen duren. De minister had wel de neiging de zaken vanuit zijn ziekbed te blijven bestieren, maar premier Beel dacht eraan zich voorlopig maar zelf te ontfermen over Overzeese Gebiedsdelen, meldde Moolenburgh.

Echt onhoudbaar werd het in september. Beel vertelde het kabinet op 1 september dat Jonkman ‘veertien dagen volslagen rust is voorgeschreven’. Zelf Overzeese Gebiedsdelen erbij nemen, vond hij de enige uitweg. Op 6 oktober meldde hij de andere ministers dat hij inmiddels zelf had ervaren dat dat departement voor één minister veel te veel was. Beel koos voor de lijn Jonkman:

“…een scheiding van de staatkundige zaken een aangelegenheden van andere aard”.

Minister Drees arriveert op 21 december 1947 voor overleg in Indië. Van links naar rechts: topambtenaren Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo en N.S. Blom, Drees, luitenant gouverneur-generaal Van Mook en premier Beel.
Minister Drees arriveert op 21 december 1947 voor overleg in Indië. Van links naar rechts: topambtenaren Raden Abdulkadir Widjojoatmodjo en N.S. Blom, Drees, luitenant gouverneur-generaal Van Mook en premier Beel. (Nationaal Archief, Fotocollectie Anefo)

Drees heeft een idee

Het was Drees die toen met een idee kwam dat uiteindelijk naar de oplossing leidde.

“Minister Drees wijst op de mogelijkheid van de instelling van een Departement van Algemene Zaken, beheerd door de Minister-President. Uit de aard der zaak kan onder dit departement o.a. ressorteren de reconstructie van het Koninkrijk.”

Beel (en later Drees zelf als premier) kon zich dan veel meer rechtstreeks bemoeien met de afwikkeling van het dekolonisatievraagstuk en daarmee de collega van Overzeese Gebiedsdelen ontlasten. Overigens zou ook nog aan het departement van Overzeese Gebiedsdelen worden gesleuteld.

Op zaterdag 11 oktober 1947 schreef Beel aan luitenant gouverneur-generaal Huib van Mook, de hoogste bestuurder in Indië: “Ik hoop Maandag de knoop te kunnen doorhakken.” Die maandag bleek dat inderdaad gebeurd. Aan de ministerraad…

“…deelt de Minister-President mede dat bij Koninklijk Besluit van heden een Ministerie van Algemene Zaken is ingesteld. De Minister-President is tot hoofd van dit Departement benoemd. Aan de Minister van Algemene Zaken is de zorg opgedragen voor de zaken betreffende het algemene Regeringsbeleid van het Koninkrijk, voorzover deze zorg niet wordt behartigd door andere departementen van algemeen bestuur”.

Die taakomschrijving was bijna letterlijk wat anno 2021 nog steeds geldt. Wel is Algemene Zaken sinds 1947 veel groter geworden. Dat neemt niet weg dat Mark Rutte momenteel – en mogelijk ook de komende vier jaar – een departement onder zijn hoede heeft dat is voortgekomen uit de dekolonisatiestrijd om Indonesië.

Ook interessant: Aanloop naar de ‘politionele acties’ (1945-’47)
…of: Strijd tussen Mark en Rita was bijna het einde voor de VVD

Ronald Frisart (1955) werkte in loondienst 42 jaar als journalist, soms regionaal, maar vooral op de gebieden binnenland, buitenland en economie. Eerst voor het ANP, daarna voor (combinaties van) Haarlems Dagblad/IJmuider Courant, Leidsch Dagblad, De Gooi- en Eemlander en Noordhollands Dagblad. Ook werkte hij nu en dan voor de regionale krantenclub Gemeenschappelijke Persdienst (GPD), zoals in 1997/1998 als correspondent in Indonesië. Foto: Douwe van Essen

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×