In de Nederlanden kost de inquisitie tussen 1522 en 1600 aan een geschatte 2000 Ć 3000 protestanten het leven. Het indringende verhaal van de ‘ketterse’ broers Frans en Nikolaas Thys laat zien hoe een executie op de brandstapel in zijn werk ging. Het is een verhaal van twee dappere broers die zich tot de laatste snik blijven verzetten tegen het rooms-katholicisme, dat zij zagen als een valse religie. Ze stierven een tragische dood op de brandstapel in 1555.
De inquisitie in de Nederlanden (Mechelen, 1522)
In de Vlaamse stad Leuven, die door de katholieke autoriteiten beschouwd wordt als een zenuwcentrum van lutherse ketterijen, kondigt keizer Karel V (1500-1558) op 28 september 1520 af dat alle geschriften die de leer van Maarten Luther (1483-1546) – met wie de Reformatie begon – vertolken, vernietigd dienen te worden. Iedereen die deze leer verkondigt, kan erop rekenen achter de tralies te belanden. Ruim een week later, op 8 oktober, gaan de eerste tachtig boeken van Luther in vlammen op. Hiermee heeft Leuven de Nederlandse primeur. Luther antwoordt op de boekverbranding door op 10 december de bul van paus Leo X (1475-1521), Exsurge Domine (Sta op, o Heer) ā een oproep aan Luther om zijn errores (dwalingen) te herroepen ā buiten de poorten van Wittenberg te verbranden. In april 1521 moet Luther zich verantwoorden op de Rijksdag in Worms, waarna Karel V de ban over de Duitse reformator uitschrijft. Een schijnontvoering door vrienden naar de Wartburg in Eisenach voorkomt dat de vogelvrij verklaarde Luther vermoord wordt.
Luthers volgelingen, en al snel ook de calvinisten en wederdopers, krijgen het zwaar te verduren. In maart 1522 stelt Karel V in de Nederlanden naar Spaans voorbeeld de inquisitie in. Mechelen ontvangt het eerste plakkaat. De vonnissen van deze kerkelijke rechtbank kosten tot 1600 het leven aan ongeveer 2.000 Ć 3000 protestanten. Veel van hen blazen hun laatste adem uit op de brandstapel. Tot deze martelaren behoren ook Frans en Nikolaas Thys uit Mechelen. Het proces dat tegen hen gevoerd wordt, geeft een indringend beeld van de verschrikkingen van de inquisitie.
Het gezin Thys (Mechelen, 1520-1555)
Mechelen telt rond 1550 ongeveer 30.000 inwoners. Economisch gezien bevindt de stad ā die in de veertiende en vijftiende eeuw een hoge vlucht neemt en van 1507 tot 1530 de hoofdstad van de Nederlanden is ā zich in een neergaande spiraal. Door de verhuizing van de regeringszetel naar Brussel in 1531 en door de latere Opstand, vanaf 1568, verliest Mechelen geleidelijk aan zijn vroegere economische, demografische en intellectuele kracht.
Het katholieke gezin Thys is niet meer dan een speld in de hooiberg van Mechelen, maar dat zou niet zo blijven. Het gezin telt zes leden: vader Andreas, moeder Catherina, Jan, Frans, Nikolaas en een dochter wier naam niet bekend is, en verdient de kost in de handel, om precies te zijn in het verversambacht. Vanaf de jaren 1520 steken Andreas en zijn zonen om die reden regelmatig en voor langere tijd de grens over naar het Heilige Roomse Rijk. Daar worden ze in vooral de Hanzestad LĆ¼beck aangestoken door het van de grond komende lutheranisme. Het stimuleert hen de Bijbel van a tot z te lezen. Geleidelijk raken Andreas, Jan, Frans en Nikolaas in de ban van de reformatorische prediking, zo sterk dat ze er in Mechelen, waar ze kerken in de Sint-Catharijneparochie, nauwelijks over kunnen zwijgen. De Thysens beweren…
…dat de reyne leer Christi, also met mensengebode verdonckerd, sonde syn in de stadt Mechelen.
De mannenbroeders Thys weten ook hun vrouwelijke gezinsleden te overtuigen van de onjuistheid van de katholieke leer. In Mechelen gaan kwade stemmen op, vooral onder parochiegenoten, die het gezin Thys van lutherse ketterijen beschuldigen. Oudste zoon Jan moet er als eerste aan geloven ā figuurlijk althans ā en wordt in 1538 tot de brandstapel veroordeeld. Daarna is het gezin klaarblijkelijk voorzichtiger geworden. Het duurt zeventien jaar voordat er volgens de bronnen weer iets concreets gebeurt: vader Andreas, Frans en Nikolaas voelen zich in 1555 zo onveilig ā ze worden bedreigd met rechtsvervolging ā dat ze op de vlucht slaan naar Engeland. Beide zonen keren na een kort verblijf terug in de Nederlanden, maar vader Andreas zou zijn geboorteland en gezin nooit meer terugzien. Vermoedelijk is hij daar hertrouwd en heeft hij een of meer kinderen gekregen, want de naam Thys komt diverse malen voor in zestiende-eeuwse Londense kerkregisters.
Het proces (Mechelen, najaar 1555)
De gebroeders Thys hadden achteraf gezien beter aan de andere kant van de Noordzee kunnen blijven, want op 5 oktober 1555 wordt het complete gezin opgepakt en in twee verschillende Mechelse gevangenissen gegooid. Frans en Nikolaas belanden samen in de Lakenhalle op de Grote Markt. Daar worden ze van elkaar gescheiden, geketend, en in de kerker gegooid. Tijdens het proces zullen ze afzonderlijk ondervraagd worden. Ook hun moeder en zus worden stevig aan de tand gevoeld. Moeder en dochter herroepen, in de hoop dat dan ook de mannen vrijkomen, hun opvattingen in ruil voor een lichte straf: het bijwonen van de mis, een aantal dagen op brood en water en verplichte deelname aan ‘de Processie van het Allerh[eiligst] Sakrament’.
Heresieā (ketterij) vormt de hoofdaanklacht tijdens het proces. En voor hen die daarin volharden, en dat zullen Frans en Nikolaas doen, geldt in die tijd in de Nederlanden een vastomlijnde procedure:
Heresie wort ghepunieert metten viere, waarvan de geestelicke juge ’t proces maect, en den werelicken dexecutie doet.
De geestelijke rechters bestaan uit inquisiteurs van de katholieke universiteit in Leuven, en in de kwestie-Thys is Ruart Tapper van Enchuysen (1487-ca.1560), de deken van de Sint-Pieterskerk in Leuven en sinds 1537 de hoofdinquisiteur der Nederlanden, degene die leiding geeft aan het proces. De wereldlijke macht wordt vertegenwoordigd door de vurige katholieke schout Willem de Clerck, ridder en heer van Bovenkercke, die optreedt als representant van de Heer van Mechelen. Hij is het die samen met de schepenen in Mechelen āden vierschaar spantā (rechtspreekt).
Het proces tegen beide broers neemt ruim tweeĆ«nhalve maand in beslag en kent lange, cynische ondervragingen ā in een poging de broers weer op het katholieke pad te brengen ā, folteringen op de pijnbank en tussendoor geĆÆsoleerde opsluiting in de Mechelse kerkers. Al meteen op 5 oktober begint de eerste ondervraging. Tijdens dit verhoor beantwoordt alleen de oudste, Frans, de vragen. Nikolaas zwijgt grotendeels, maar trekt af en toe toch zijn mond open om de inquisiteurs belachelijk te maken. De opvattingen die Frans tijdens dit verhoor verdedigt zijn typisch reformatorisch: de Rooms-Katholieke Kerk is niet de heilige christelijke kerk, wat al blijkt uit de vele misstanden en misbruiken; de paus is ā anders dan hijzelf misschien denkt ā niet de stadhouder van Christus op aarde; de gewijde hostie verandert niet in het lichaam van Christus; de biecht klopt niet; aanbidding van Maria en kaarsjes branden zijn pure afgoderij. En het vagevuur komt in de Bijbel nergens voor, aldus Frans. Als Frans zijn verdediging beĆ«indigd heeft, is het de beurt aan zijn bebaarde, jongere broer Nikolaas. Die laat er geen gras over groeien en zet meteen de aanval in op zijn ondervragers:
Wat comt ghy tot my om uwe beuselinghen te vercoopen? Ghy archlistige Hypocryte! Gaet van my, laet my met vreden: want ic sal by der waerheyt blijven ende uwe fabelen ende logenen niet achten. Oft evenwel mijn leven costet!
Na dit verhoor, waarin men tracht de broers hun ketterij te doen afzweren door hen invrijheidstelling te beloven, draagt men hen over aan het wereldlijke gezag. Dat besluit om de broers te folteren op de pijnbank ā waarbij hun ledematen opgerekt worden ā, maar ze geven geen krimp. Vervolgens gooit men de broers weer een aantal dagen in de kerker. Op 8 oktober moeten ze voor de tweede keer voor de schepenenbank (rechtbank) verschijnen. Beiden willen hun geloof niet verloochenen, terwijl Nikolaas opnieuw tegen de inquisiteurs tekeergaat. Hierop besluiten de ondervragers de broers in de kerkelijke ban te doen, terwijl de schout (politiebaas) hen het burgerrecht ontneemt. Volgens het martelaarsboek van Adriaen Corneliszoon van Haemstede (1525-1562), HistoriĆ«n der Vromer Martelaren (1634, oorspronkelijk 1559), probeert men daarna via martelmethoden los te krijgen of er nog meer ketters in Mechelen waren, waarop ze antwoorden:
Wy wouden liever het een lidt van den anderen laten trecken, dan onse broeders verraden.
Vervolgens belanden Frans en Nikolaas ruim tweeĆ«nhalve maand in de cel. Na sententie van de bisschop van het diocees Kamerrijk krijgen ze uiteindelijk op 22 december te horen dat ze een dag later de brandstapel moeten beklimmen. De schout bezoekt hen in de gevangenis en adviseert ze een ābiechtvaderā te nemen. De broers geloven het wel en weigeren dit aanbod.
De executie (Mechelen, 23 december 1555)
In de ochtend van 23 december 1555 ā het is rond 11 uur ā begeeft schout Willem de Clercq zich naar de gevangenistoren van de Lakenhalle op de Grote Markt in Mechelen, waar Frans en Nikolaas Thys apart van elkaar geketend en gekerkerd zijn. Hij vraagt zijn bewakers of de broers ondertussen de biecht hebben afgelegd, want dat betekent genade, het behoud van deze ketters. Als dit niet het geval blijkt te zijn, schreeuwt De Clercq dat hij ze als honden zal laten verbranden op de brandstapel. De broers worden uit de gevangenis gesleept en richting het Raadhuis geduwd. Tijdens deze tocht troosten de broers elkaar ā ‘Al wort ons het lichaam ghenomen, men can doch niet de siele nemen’, etc. ā, terwijl omstanders geĆ«motioneerd toekijken hoe de geestelijken de broers de mond snoeren…
Swijcht stille! Ghy zijt ketters! Uwe duyvelsche zaet is ghenoech ghezayt!
In het Raadhuis aangekomen worden ze voor de schepenen geleid om het definitieve vonnis aan te horen: de brandstapel. De broers blijven ondertussen over hun geloof spreken, net zolang tot de schout zegt: ‘Jullie spelen een spelletje met mij; straks ga ik met jullie een spelletje spelen’. Daarop vertrekken ze. Terwijl ze naar de Grote Markt lopen, vraagt Ć©Ć©n van de broers aan de schout of ze nog kort afscheid mogen nemen van hun moeder en zus. Die toestemming krijgen ze niet.
Ondertussen heeft voerman Pieter Meert de benodigdheden voor de verbranding, die negen gulden bedroegen ā niet goedkoop omdat hout ās winters duur is ā, naar de Grote Markt gebracht. Kort daarop komen de broers Thys op de markt aan en krijgen ze een houten bol in de mond, zodat ze niets meer kunnen zeggen tegen de omstanders en richting elkaar geen protestantse ketterijen meer kunnen verkondigen. Terwijl ze aan de paal tussen het brandhout vastgebonden worden moeten de bewakers de bol voortdurend terugstoppen, omdat Frans en Nikolaas die telkens op provocatieve wijze uitspugen. Nikolaas vraagt of de bol uit mag blijven, zodat ze elkaar moed in kunnen spreken. De schout strijkt ditmaal wel de hand over het hart en staat het toe. Vervolgens horen omstanders de stem van Nikolaas, die zijn broer moed inspreekt:
āLieve broeder, laat ons nu aldus desen Corte tijt ridderlijck strijden in den Heere Jesu Christo.ā
Daarna heffen de gebroeders Thys een oecumenisch lied aan: āWij gelooven allen in eenen Godtā.
De broers smeken nog eenmaal om genade, maar de schout negeert hun gejammer en steekt het hout in brand. De brandstapel doet zijn werk. De doodstrijd eindigt het eerst voor Nikolaas, wiens baard kort voor zijn overlijden vlam vat, aldus ooggetuigen. Kort daarna blaast Frans zijn laatste adem uit. Omdat volgens de gangbare regels de verbranding voor zonsondergang voltooid moet zijn, steekt men na het overlijden van beide broers het vlees van hun botten af om het draaiboek op tijd te kunnen afronden. Als de lichamen volledig verkoold zijn gooien de executeurs de as van Frans en Nikolaas Thys in het riviertje de Dijle.
Vijf gruwelijke executies
Boek: Geschiedenis van de doodstraf
Bronnen ā¼
Boeken
-F. van der Pol, ‘Reformatie’, in: G. Harinck e.a. (red.), Christelijke Encyclopedie Deel III (Kampen: Kok, 2005) 1509-1513.
-A.Th. van Deursen, De last van veel geluk: 1555-1702. De geschiedenis van Nederland (4e druk; Amsterdam: Bakker, 2006).
-R. Foncke, Duitse vlugschriften van de tijd over het proces en de terechtstelling van de protestanten Frans en Nikolaas Thys te Mechelen (1555). Met inleiding en aantekeningen opnieuw uitgegeven door Dr. Robert Foncke (Antwerpen: De Sikkel, 1937).
-S. Groenveld, De Tachtigjarige Oorlog: opstand en consolidatie in de Nederlanden (ca.1560-1650) (Zutphen: Walburg Pers, 2008).
* Dit artikel is in iets andere vorm eerder schriftelijk gepubliceerd: E. Koops, ‘ “Heresie wort gephunieert met den viere.” Het proces en de executie van de gebroeders Thys (1555)’, Genealogisch Magazine Erfgoed 19.1 (januari/februari 2011) 13-18. Ook staat het artikel online op HistoriĆ«n.