Coöperatie de Tijdgeest in Callantsoog
In 1904 nam ‘Coöperatie De Tijdgeest’ een bakkersbedrijf aan de Dorpsstraat te Winkel over. Na een wat moeizame start breidde de onderneming zich uit over de hele kop van Noord-Holland. In Callantsoog ging de vestiging van de winkel gepaard met felle protesten vanuit de plaatselijke middenstand. Twee kruideniers lieten geen middel onbeproefd om te voorkomen dat De Tijdgeest naar Callantsoog kwam. Ook in Enkhuizen was de middenstand niet blij met de komst van coöperatieve verenigingen. Coöperatisten werden daar op alle mogelijke manieren door de neringdoenden geboycot. Maar ‘een’ tijdgeest kan niet worden tegengehouden. In de eerste helft van de twintigste eeuw was de groei van de coöperatiebeweging niet te stuiten. Op allerlei gebieden ging men samenwerken in coöperaties.
De ‘coöperatiebeweging’ kent een lange geschiedenis die in Engeland begon met de oprichting van een meelfabriek die eigendom was van de mensen die er werkten. De coöperatiebeweging kan gezien worden als één van de antwoorden op het ongebreidelde economisch liberalisme in de negentiende eeuw. Ondernemers hadden bijna alleen maar oog voor het maken van zoveel mogelijk winst, ten koste van de arbeiders. Het grootste deel van een arbeidersinkomen ging op aan levensmiddelen. Arbeiders kwamen in verzet en richtten coöperaties op. Zoals een voorstander het formuleerde:
“De Coöperatie is een beweging die arbeiders leert op eigen benen te staan, hen opvoedt tot bedrijfsleiders die de bedrijven zelf beheren.”
Breebaart
De Coöperatieve Bakkerij De Tijdgeest regelde de inkoop, de productie en de verkoop van brood allemaal zelf. De bedoeling was de leden goed en goedkoop brood aan te bieden door de tussenhandel zoveel mogelijk uit te schakelen. Zoals administrateur (directeur) J. Breebaart het formuleerde:
“Een particuliere bakker drijft zijn zaak om winst te maken, de Coöperatie beoogt voorziening in de behoefte.”
Breebaart propageerde als socialist de achturige werkdag maar liet de bakkers en venters wél 10 uur per dag werken. Hij kreeg dan ook kritiek van een brievenschrijver in de krant die hem onbetrouwbaar vond en een ‘gladdekker’ noemde. Politici (Breebaart was SDAP’er) zouden van alles beloven maar als ze aan de macht kwamen de beloften niet inlossen. Breebaart reageerde geïrriteerd:
“Al zijn wij voorstanders van een achturigen werkdag, zoo zal ieder weldenkend mensch zeker begrijpen, dat tussen den wensch en de toepassing een breede weg ligt.”
De bakkers en venters werkten 63 uur per week maar hadden relatief goede secundaire arbeidsvoorwaarden. De Tijdgeest opende filialen in de hele Noordkop; ook in Schagen, Callantsoog, Wieringen, Anna Paulowna en zelfs in Van Ewijcksluis. In 1921 kon De Tijdgeest ieder lid een bedrag van 3 gulden uitkeren. In 1952 werd een vestiging in Wieringerwerf geopend. In Callantsoog ondervond de Coöperatie flinke tegenstand van plaatselijke winkeliers. Zij vonden het oneerlijke concurrentie.
Naast allerlei soorten brood en koek ging het bedrijf koffie, thee, suiker, specerijen, bakolie, azijn en zeep verkopen. Rijst, havermout, tarwemeel, lucifers en brandspiritus zaten ook in het uitgebreide assortiment. Sigaren, tabak en brandstoffen zoals briketten, turf en cokes waren tevens leverbaar. Ingekocht werd via Coöperatieve Groothandelsonderneming ‘De Handelskamer’, waarvan het handelsmerk ‘HAKA’ was afgeleid. Op ‘Coöperators dag’ 6 juli kon men sterk in prijs gereduceerde voedselpakketten kopen. In 1927 kon men voor een daalder (1,50) zo’n pakket aanschaffen met de volgende inhoud: havermout, cacao, bakvet, meel, pudding, maïzena, suiker, lucifers, reep chocolade en een ontbijtkoek. Allemaal van het merk HAKA.
Dominee France
In 1920 nam de Callantsoger dominee Frederik Anthonie France het initiatief om een coöperatieve verbruiksvereniging op te richten in zijn gemeente. Er zou een winkel in Callantsoog moeten komen naar het voorbeeld van De Tijdgeest in Winkel, waar hij al uitgebreid zijn licht had opgedaan. France trof in Winkel een onderneming aan die voedingswaren leverde tegen schappelijke prijzen, maar die tevens van hoge kwaliteit waren. In vergelijking met de prijzen in Callantsoog zou men bij De Tijdgeest in Winkel zo’n 40% goedkoper uit zijn.
France was voorzitter van de Callantsoger afdeling van de ‘Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen’. Niet iedereen kon lid worden van ‘t Nut, alleen de ‘belangrijkste’ personen van het dorp, de notabelen. Het officiële doel van de vereniging was (bij oprichting):
’Door aankweking van godsvrucht, deugd en goede zeden, overeenkomstig de grondbeginselen van het Christendom, het verstand te beschaven, het hart te vormen, en zo onder alle standen, vooral onder den minvermogenden, geluk te verspreiden’.
Als middelen om dat doel te bereiken zag de vereniging, die landelijk opereerde, heil in het stichten van bibliotheken en ‘bewaarscholen’ voor arme kinderen. Kennis en wetenschap moesten volgens het Nut toegankelijk worden gemaakt voor een breed publiek. In Callantsoog kwam dan ook een ‘lees’ bibliotheekje tot stand én een bewaarschooltje voor arme kinderen onder leiding van de secretaresse van ‘t Nut. De ‘onkunde’ van de ‘lagere’ volksklasse diende bestreden te worden om er gelukkige en nuttige leden van de samenleving van te maken. De vereniging had gematigd liberale standpunten en probeerde bij alle activiteiten ‘neutraal’ te blijven. Het Nut dacht dat te bereiken door ‘alle godsdienstige en burgerlijke verschillen zorgvuldig te vermijden’, wat betekende dat het Nut geen maatschappijkritische vereniging was die uit was op verandering. France had als overtuigd christen wél mededogen en solidariteit hoog in het vaandel staan en was begaan met het lot van arme mensen. Hij wordt wel eens betiteld als ‘rode dominee’, maar dat lijkt me wat overdreven. Het was niet zijn bedoeling om de Callantsoger samenleving te veranderen in een socialistische, egalitaire samenleving. Het coöperatiestreven paste ‘gewoon’ bij zijn overtuiging dat het zijn christenplicht was het armoedige bestaan van mingegoeden wat te verbeteren. Binnen het Nut pleitte hij dan ook met passie voor de stichting van een goedkope winkel in Callantsoog en kreeg daarbij de steun van hoofdmeester Johannes Langhorst.
In vergelijking met 1914 waren de prijzen in 1920 dubbel zo hoog. Dat gold echter niet voor de lonen die sterk achterbleven bij de prijzen. Vooral in plattelandsdorpen zoals Callantsoog verkeerden vele landarbeiders in absolute armoede. Zelfs in de jaren ‘30 moesten sommige gezinnen rondkomen van slechts een rijksdaalder per week aan ‘steun’. De opmerkingen van coöperatisten over de ‘duurte’ van levensmiddelen waren dan ook terecht. De verhouding tussen lonen en prijzen was volkomen uit het lood geslagen.
Niet voor het gewin
Om de Callantsoger bevolking warm te maken voor de komst van een Coöp-winkel organiseerde France voorlichtingsbijeenkomsten in hotel Duinzicht op 13 januari en 3 februari 1920. Bij de eerste bijeenkomst hield A. Calmthout van de Nederlandsche Coöperatieve Bond een toespraak, waarin hij het belang van de verbruikscoöperatie voor maatschappij en gezin uiteenzette. Calmthout wees op de toestand van Nederland in de Eerste Wereldoorlog, toen door de neutraliteitspolitiek er een levensmiddelenschaarste optrad. Handelaren en producenten maakten in die jaren grof misbruik van de situatie door de prijzen te manipuleren. Veel handelaren hielden producten achter om de prijzen te laten oplopen. Hierdoor werd een kunstmatige schaarste gecreëerd. “Veel particuliere ondernemers hebben de verbruikers (beet)genomen”, aldus Calmthout.
Het tijdvak 1914-1918 was dan wel een abnormale tijd, maar in normale tijden zou volgens Calmthout ook volop gespeculeerd worden. Zodra zich een Coöperatie in een dorp vestigde werden de prijzen van de plaatselijke winkeliers meteen aangepast (lager). Maar niet alleen de prijzen werden gemanipuleerd. Ook met de kwaliteit werd gesjoemeld. Het gebeurde vaak dat er gips (!) door het tarwemeel en de suiker werd gemengd. Ook met afwegen zouden sommige winkeliers expres ‘fouten’ maken ten nadele van de verbruiker. Zoveel mogelijk winst maken ten koste van de consument stond voor de neringdoenden voorop. Calmthout benadrukte dat de Coöperatie niet voor de markt produceerde, maar voorzag in de behoeften van de verbruikers. “In een marktstelsel zijn zowel de fabrieken als de particuliere bedrijven in handen van weinigen. Bij een Coöperatie is alles in gemeenschappelijk eigendom”, aldus Calmthout. Kortom, het coöperatieve idee zou meer geluk en een mooiere samenleving bewerkstelligen. Het particuliere stelsel (markt) zou volgens Calmthout een dwaas stelsel zijn dat zo spoedig mogelijk diende te verdwijnen. Het was een stelsel dat volledig werd beheerst door personen met veel geld en deftige ‘afkomst’. Het gloedvolle betoog van Calmthout miste zijn uitwerking niet. Na afloop van de bijeenkomst gaven zich meteen 20 personen op als lid. Ook werd een voorlopig bestuur geformeerd, bestaande uit P. de Haan, J. Hollander, C. Kater, S. Kooger (SDAP), D. Modder, J. Mooij en A. Schuurman.
Dominee France was van mening dat niet alleen de consumenten, maar ook de winkeliers werden afgeknepen en voor hun bestwil blij zouden moeten zijn met de komst van De Tijdgeest. Net als Calmthout deed hij ook het een en ander uit de doeken in een toespraak met de titel ‘De Coöperatie en wij’, die hij hield voor een publiek van ongeveer 50 belangstellenden. France betoogde dat de “duurte (van de levensmiddelen) een symptoom was van een maatschappelijke zwakte en ontwrichting”. Hij gaf met name de schuld aan de negentiende eeuw, die…
“de eeuw was van het geldwezen, waarin geproduceerd werd omdat er verdiend moest worden door degenen die het vele geld (al) hadden en waarbij het geld hoge dividenden (rendementen) moest opbrengen”.
Zwartmakerij
Het idee van een goedkopere concurrent in hun dorp stond twee kruideniers, Maarten Hoek en Klaas ten Boekel, niet aan en ze stelden daarom alles in het werk om de komst van De Tijdgeest te voorkomen. Zo lieten ze stukken in de Schager Courant opnemen waarin allerlei verdachtmakingen aan het adres van dominee France en geestverwanten stonden. Zo zou France volgens de heren een wanbetaler zijn en de Callantsogers die wilden ‘coöpereren’ erg dom zijn. Hoek en Ten Boekel hadden dat beter niet kunnen doen, want door hun negatieve uitingen in de krant kreeg het initiatief van France alleen maar meer aandacht en -reclame. In de hele Noordkop werd het coöperatieve idee besproken. Ondanks de tegenstand werd er in de loop van de jaren ‘20 een filiaal van De Tijdgeest aan de Dorpsstraat A 30 gerealiseerd. De protesten van Hoek en Ten Boekel waren vergeefs geweest.
In de jaren ‘30 kon men in de winkel naast een uitgebreid assortiment levensmiddelen ook manufacturen, speelgoed en strandartikelen kopen die als extra service zelfs thuis konden worden afgeleverd. In 1938 kon men telefonisch bestellen via nummer 8. De Tijdgeest stelde zelfs een kampeerterreintje beschikbaar. De Callantsoger vestiging was van alle markten thuis zullen we maar zeggen.
Hoek was in 1920 al 66 jaar oud. France bedacht een regeling waarbij Hoek zou worden uitgekocht en Ten Boekel ‘zetbaas’ voor De Tijdgeest zou worden. Dit voorstel, waar ook de Handelskamer achter stond, viel niet in goede aarde bij de koppige heren. Een uitnodiging om te komen praten tijdens een vergadering van de coöperatisten sloegen ze af.
Voor- en tegenstanders
In februari 1920 vond een vergadering van de Middenstandsvereniging van Schagen plaats. Voorzitter Schmalz was in zijn beoordeling van het coöperatieve systeem heel wat milder dan Ten Boekel en Hoek. Hij leek het gedrag van de dwarse Callantsogers af te keuren. Hij verklaarde:
“Wij als middenstanders mogen de coöperatie van de consumenten onaangenaam vinden, kwalijk nemen mogen wij het hen niet. Ook bij onszelf wordt meermalen eerst gedacht aan het eigenbelang en dan (pas) aan het algemeen belang.”
Schmalz vond dat winkeliers ook inkoopcoöperaties zouden moeten oprichten. Gezamenlijk inkopen zou voor veel winkeliers zeer voordelig zijn. Zijn oordeel over de Coöperatieve Groothandelsonderneming ‘De Handelskamer’ (HAKA) was positief. Hij zag een toekomst voor ‘groote combinatiën in zaken’ en het ‘uitspreiden van filialen’. En dat heeft zich precies zo ontwikkeld. In ieder winkelcentrum zijn tegenwoordig filialen van grote winkelketens te zien. Schmalz bleek een vooruitziende blik te hebben gehad: “Geen enkele winkelier zal in de toekomst op zichzelf kunnen blijven staan, wil hij blijven.” In Anna Paulowna luisterde in februari 1920 een klein publiek van plaatselijke middenstanders naar een spreker die vond dat “op den duur geen enkele Coöperatie zich zal kunnen handhaven” en “consumentenverenigingen (zoals De Tijdgeest) lam geboren kinderen met lamme handjes waren”. De meningen over het fenomeen coöperatie waren verdeeld. Een fel tegenstander had het in de krant zelfs over ‘Pools-Russische toestanden’.
De Tijdgeest organiseerde regelmatig gezellige bijeenkomsten voor de leden in verschillende plaatsen in de Noordkop. En ook de kinderen van de leden werden niet vergeten. Met bussen werden zij naar het Tijdgeest-Sinterklaasfeest gebracht, waar naast de Sint ook een ‘pedagogisch poppenspel’ te zien was. In 1954 werd het 50-jarig bestaan van De Tijdgeest uitbundig gevierd. Zelf herinner ik me eens samen met mijn moeder per bus naar een show van Rudi Carrell te zijn geweest, waarin een zeer jonge André van Duin een bandparodie deed. Dat was rond het jaar 1960. De Coöp winkel verdween uit Callantsoog in 1968. Hier en daar in Nederland vind je echter nog steeds Coöp-winkels. Als ik zo’n winkel zie ga ik in ieder geval even naar binnen. Je kunt er gratis heerlijke koffie drinken. Vaak in een gezellig koffiehoekje.
Wellicht ook interessant: De mooiste gebouwen van de V&D