Er komt mogelijk een zoektocht naar het slavenschip Leusden dat op 1 januari 1738 bij Suriname verging. Dat zegt historicus Leo Balai tegenover de NOS. Balai promoveerde anderhalf jaar geleden op zijn onderzoek naar het slavenschip.
Op 1 januari 1738 verging voor de monding van de Marowijnerivier in Suriname het slavenschip Leusden van de West-Indische Compagnie (WIC). Van de 716 in Afrika ingescheepte gevangenen overleefden er slechts zestien de ramp. Hoewel het een van de grootste tragedie is uit de Nederlandse scheepvaarthistorie, bleef de ramp vrijwel onbekend. Tot anderhalf jaar geleden. Toen promoveerde de Nederlands-Surinaamse onderzoeker Leo Balai op zijn studie naar het schip en verscheen er bij uitgeverij Walburg Pers een boek.
Balai bracht onlangs samen met Jerzy Gawronsky, maritiem archeoloog aan de Univeriteit van Amsterdam, een bezoek aan Suriname. Hij is vastbesloten het schip te vinden en heeft in Suriname al verschillende organisaties bezocht die hem daar mee zouden kunnen helpen. De onderzoekers vermoeden dat het schip op de Franse zijde van de Marowijnerivier vastliep op een zandbank. Lees meer over de zoektocht bij de NOS.
Varende gevangenissen
De Leusden was een van de laatste WIC-schepen die slaven vervoerden en bovendien het enige dat exclusief voor dit doel werd ingezet. Per reis transporteerde het schip gemiddeld 660 slaven – geketend en dicht op elkaar liggend – naar het Caribisch gebied. Eenmaal op zee waren slavenschepen varende gevangenissen, waar een wreed regime heerste. Met name doordat ziekten vrij spel hadden in de ongezonde atmosfeer van de scheepsruimen, overleefden veel slaven de overtocht niet. Van haar eerste reis in 1720 tot aan haar ondergang in 1738 voerde de Leusden in totaal tien slaventochten uit, waarbij slechts 73 procent van de 6.564 ingescheepte slaven levend de overzijde bereikte.