Natuurlijk niet! Dat zouden de meeste mannen vóór 1871 zonder meer antwoorden. Nergens voor nodig. Vrouwen moesten zorgen voor de kinderen en daar hielp een universitaire studie niet bij. In tegendeel, zo’n studie en de daaruit voortkomende ambities zouden het gezinsleven alleen maar in de weg kunnen staan. Voor je het weet wilden vrouwen na een studie allemaal een baan buitenshuis. Wie moest er dan voor man en kinderen zorgen?
Het minder intellectuele werk, dat was iets anders. Voor sommige gezinnen was het nu eenmaal bittere noodzaak dat de vrouw werkte, bijvoorbeeld als boerin of als fabrieksarbeidster. Enig thuiswerk voor vrouwen was algemeen aanvaard, maar het werken in fabrieken was al veel omstredener. Veel mannen zagen vrouwen als oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt.
Maar dat was nog iets anders dan studeren aan de universiteit. Vrouwen werden vaak gezien als emotionele wezens, die per definitie niet geschikt waren voor wetenschappelijke studie.
Aletta Jacobs
Aletta Jacobs (1854-1929) dacht daar anders over. In 1870 werd ze als eerste vrouw officieel toegelaten tot de HBS – alleen als toehoorster, maar dat was al revolutionair. Een jaar later kreeg ze van minister Thorbecke toestemming om medicijnen te studeren aan de universiteit van Groningen. De toestemmingsbrief van Thorbecke was overigens niet aan haarzelf gericht, maar aan de vader van Aletta Jacobs.
De inmiddels beroemde feministe promoveerde in 1878 en vestigde zich daarna als huisarts in Amsterdam. Op allerlei manieren bleef ze zich inzetten voor vrouwenrechten. Ze streed niet alleen voor toegang tot onderwijs voor vrouwen, maar ook voor voorbehoedsmiddelen (net zo belangrijk, voor wie wil werken). Bovendien was ze een van de bekendste voorvechters van de invoering van het vrouwenkiesrecht in Nederland. Ze heeft de invoering van het vrouwenkiesrecht in 1919 nog meegemaakt.
Wat ze niet heeft kunnen vermoeden, is dat er inmiddels meer vrouwen dan mannen studeren aan de Nederlandse universiteiten. Met dank aan Aletta Jacobs.