Volgens Amerikaanse antropologen werden mensen die na de zwarte dood leefden, gemiddeld een stuk ouder dan mensen die voor die tijd leefden.
Tussen 1346 en 1351 stierven er wereldwijd tussen de 75 en 100 miljoen mensen aan een epidemie die bekend werd als de zwarte dood (Yersinia pestis). Tussen de dertig en vijftig procent van de Europese bevolking overleed.
Amerikaanse antropologen onderzochten onlangs meer dan duizend skeletten, afkomstig van verschillende begraafplaatsen in Londen. Er werd gekeken naar skeletten van voor, tijdens en kort na de periode dat de ziekte in Groot-Brittannië slachtoffers maakte. Steeds werd onderzocht op welke leeftijd de persoon overleed en en hoe zijn of haar gezondheid was.
Onderzoek toont volgens de antropologen onder meer aan dat mensen in de jaren na de Zwarte Dood aanzienlijk ouder werden.
70-plussers
Voor de uitbraak van de epidemie had slechts tien procent van de mensen kans om ouder dan zeventig te worden, schrijft onderzoekster Sharon DeWitte. In de eeuwen hierna lag dat heel anders. Toen werd maar liefst twintig procent van de bevolking ouder dan zeventig.
De onderzoekers denken dat mensen die de epidemie overleefden gemiddeld genomen gezonder waren. Daardoor zouden ze ook betere genen hebben doorgegeven aan hun kinderen. Na de zwarte dood zouden mensen hierdoor ouder zijn geworden.
De onderzoekers schrijven over hun bevindingen in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Plos One.
Discriminatie
Wetenschappers hebben lang gedacht dat de zwarte dood niet discrimineerde. Iedereen zou evenveel risico hebben gelopen om ziek te worden. Volgens Sharon DeWitte lag dat echter anders. Net als bij zoveel ziektes hadden ook in de veertiende eeuw met name zwakke en oudere mensen een verhoogde kans om ziek te worden.
Openingsafbeeelding: De Zwarte Dood in de Toggenburg-bijbel (1411)