In de hedendaagse herinneringscultuur fungeert de Tweede Wereldoorlog nog steeds als een constituerend ijkpunt. In het bijzonder geldt dat voor de gitzwarte geschiedenis van de Nederlandse Jodenvervolging. Nederland kent immers van de bezette gebieden de meeste gedeporteerde en omgekomen Joodse burgers.
Met het heengaan van de laatste tijdgenoten van de oorlog is het meer dan ooit de vraag hoe we de collectieve herinnering aan deze pijnlijke historische bladzijde levend willen houden en in het nationale geschiedbeeld willen verankeren. Frank van Vree schetst in zijn boeiende en uitvoerig gedocumenteerde studie de hoofdlijnen van de betekenisgeving van de naoorlogse publieke herinneringscultuur rond de Jodenvervolging in Nederland.
De eerste decennia van herdenking
In de eerste naoorlogse decennia werd die herinneringscultuur vooral gekenmerkt door het nationale narratief van onderdrukking en verzet. Categorieën van slachtoffers werden binnen het christelijk-humanistisch verhaal als het ware…
…ingeweven in de nationale geschiedenis, als illustratie van de Duitse perversiteit en als exemplificatie van wat de Nederlandse volksgemeenschap als geheel was aangedaan.
Men had in die publieke herdenkingscultuur nauwelijks ruimte voor het bittere feit dat Joodse Nederlanders niet als Nederlander waren vermoord maar als Joden. Nederland week daarin overigens niet af van de andere Europese landen, waar buiten de nationaal-politieke kaders evenmin veel ruimte was voor de slachtoffers. Binnen de Europese nationalistische herinneringsculturen draaide het, zo benadrukt Van Vree kernachtig “vaker om het eren dan om het rouwen”.
Publieke herdenkingen ter nagedachtenis aan de Joodse slachtoffer waren overigens in de eerste decennia na de oorlog niet zelden een “bron van botsende meningen, onbegrip en pijnlijke misverstanden, ook binnen Joodse kringen”. Het tot 1962 enige grote publieke monument dat naar de Jodenvervolging verwees – het zogenaamde ‘Dankbaarheidsmonument’ in Amsterdam – werd bijvoorbeeld ervaren als buitengewoon pijnlijk en misplaatst. Het was niet aan de slachtoffers zelf gewijd maar aan de tekortschietende hulpverlening.
Onthulling van het Dankbaarheidsmonument:
Ook andere herdenkingsinitiatieven, zoals rond Westerbork en de Hollandsche Schouwburg, riepen dikwijls de nodige spanningen en discussies op. Niet verwonderlijk dat men vaak uit schuld- en schaamtegevoel liever vooruit keek, mede omdat de taal ontoereikend bleek om de traumatische ervaringen te beschrijven.
Het Eichmann-proces als mondiale katalysator
Het proces in Israël in 1961 tegen Adolf Eichmann, de hoofduitvoerder van de massadeportaties, kan beschouwd worden als katalysator van de mondiale herinneringscultuur. Voor het eerst drong de omvang en de wijze waarop de vernietigingspolitiek had plaatsgevonden pas door bij het brede publiek. Vooral de traumatische getuigenissen van de gruwelijkheden – voor het eerst ook nadrukkelijk zichtbaar op televisie – lieten een blijvende indruk achter.
Toch was het volgens Van Vree evenmin als in andere landen een beslissend keerpunt. De legendarische televisie-serie De Bezetting van Lou de Jong leverde wel een vruchtbare voedingsbodem voor de relatief sterke belangstelling van het proces, maar was vooral een culminatie van het nationale narratief van onderdrukking en verzet: Joodse slachtoffers werden ook hier “primair herdacht als Nederlanders, niet als Joden”.
Aan het heersende beeld rond de Jodenvervolging uit de vroege naoorlogse jaren veranderde dus niets. Wel betekende de verslaglegging van het proces door onder andere Herzberg, Mulisch en Presser en de discussies in de media dat het inmiddels stevig begon te “gisten in de Nederlandse herinneringscultuur”.
Eichmanns uitspraak tijdens het proces dat het “prachtig was zoals de wielen van de deportatietreinen in Nederland rolden”, ondermijnde het gekoesterde zelfbeeld van de onschuldige natie en plaatste de schuldvraag nadrukkelijk op de voorgrond. Het verzwijgen van Eichmanns onthutsende uitspraak over de Nederlandse medewerking aan de deportaties door een groot aantal kranten kon daar niets aan veranderen.
Pressers ‘Ondergang’ als keerpunt in de herinneringscultuur
De publicatie van Jacques Pressers studie Ondergang over de Jodenvervolging in 1965 betekende een definitieve breuk met het heersende narratief van onderdrukking en verzet. Pressers door Van Vree als ‘idiosyncratisch’ getypeerde studie maakte in de Nederlandse samenleving een vloedgolf los van schuld- en schaamtegevoelens.
Opvallend was ook dat het pijnlijke zelfonderzoek van de natie zich vermengde met de politiek-culturele vernieuwingen van de jaren zestig. De breuk in de herinneringscultuur in het kielzog van Pressers ‘Ondergang’ schiep ruimte en erkenning voor het persoonlijke verhaal van de slachtoffers, zoals later bleek bij de nationale herdenkingsrituelen en monumenten, in film, media en literatuur.
Tegelijkertijd betekende de vooral midden jaren zeventig inzettende personalisering en democratisering dat de historische beeldvorming van de Jodenvervolging fragmentariseerde. Het historische beeld ‘vergruisde’ en maakte een kritisch-analytische reflectie en verankering van de oorzaken van de oorlog lastiger. Wel bleek bij de reacties op de Amerikaanse Holocaust televisie-serie eind jaren zeventig en de publicatie van Lou de Jong’s deel over de Jodenvervolging, dat de herinneringscultuur in Nederland sterker was verankerd en afweek van andere Europese landen, zoals bijvoorbeeld België en Frankrijk.
Naar een transnationale herinneringscultuur
In de loop van de jaren tachtig speelde ‘Auschwitz’ als containerbegrip en symbool van de nazistische vernietigingspolitiek een steeds prominentere rol in het publieke debat over de Nederlandse en Europese herinneringscultuur. Ook uit het feit dat de begrippen ‘Holocaust’ en later ‘Shoah’ steeds vaker ingang vonden in het taalgebruik bleek de sterkere mondiale oriëntatie van de Nederlandse herinneringscultuur. De onthulling van het Nationaal Holocaust Namenmonument in 2021 markeerde het definitieve omslagpunt in Nederland naar een transnationale – door Van Vree als ‘civiele religie’ omschreven – herinneringscultuur.
Met de erosie van de nationale herinneringscultuur en opname in de dynamiek van het mondiale discours dragen de discussies over dit ‘funderend verleden’ vaker een internationaal karakter, getuige de heftige recente debatten rond Israël en Gaza. Gezien het fundamenteel paradoxale karakter van de Holocaust-herinneringscultuur kan het, zo constateert Van Vree terecht, fungeren als basis van universele mensenrechten maar evenzeer voor een identiteitspolitiek van zelfbevestiging. Een kritische evaluatie blijft dus geboden van de vaak gemakzuchtige exploitatie en politiek-ideologische instrumentalisering van de Holocaust-herinneringscultuur.
De studie geeft een aanzet tot een evenwichtige verankering in het nationale- en mondiale geschiedbeeld. Misschien is het daarbij zinvol nog steeds de woorden van de historicus Saul Friedländer voor ogen te houden: ‘Diese Vergangenheit ist immer noch viel zu gegenwärtig, als daß es den heute tätigen Historikern’ […] ‘ein Leichtes wäre, sich ihre Voreingenommenheiten oder a priori-Positionen bewußt zu werden’.1
Boek: Nederland en de herinnering aan de Jodenvervolging
De bezetting van Nederland 1940-1945
1 – Broszat, M., Friedländer, S., ‘Um die “Historisierung des Nationalsozialismus”, Ein Briefwechsel’, in: Vierteljahrsheft für Zeitgeschichte 36 (1988) II, 347.