Dark
Light

The Dutch, wie zijn dat eigenlijk?

De Dutchionary – Gaston Dorren
Auteur:
4 minuten leestijd
The Dutch, wie zijn dat eigenlijk?
The Dutch, wie zijn dat eigenlijk? (CC0 - Pixabay - PietG)

Als alle uitdrukkingen waarin de Dutch een rol spelen een kern van waarheid bevatten, staat het er niet best voor met ons Nederlanders. Dan zijn we een land vol zuipschuiten en gierigaards, zijn we massaal aan de drugs, munten we uit in onzedelijk gedrag en hebben we grote moeite ons überhaupt verstaanbaar te maken. Maar gaat het bij de Dutch wel altijd over Nederlanders? Taaljournalist Gaston Dorren verzamelde voor zijn nieuwe boek De Dutchionary ruim vierhonderd oude, nieuwe en tijdloze uitdrukkingen die allemaal het woord Dutch bevatten. En hij staat stil bij de interessante herkomst van dit bijzondere woord.

De Dutchionary - Gaston Dorren
De Dutchionary – Gaston Dorren
Voor wie zich zorgen maakt over het imago van ons landje heeft Dorren in zijn boek gelijk een geruststellende mededeling: veel termen hebben weinig of niets met ons land te maken. In verschillende tijden en op verschillende plaatsen zijn verschillende soorten mensen namelijk aangeduid met Dutch. In de vroege Middeleeuwen was dutch slechts een woord dat Engelsen gebruikten als aanduiding voor ‘gewone of volkse zaken’. Die aanduiding was niet alleen van toepassing op het Engelse volk: maar op de mensen en taal van een groot deel van West-Europa. Toen Engeland later in de Middeleeuwen niet meer als onderdeel van deze regio werd beschouwd (in de woorden van Dorren een ‘middeleeuwse Brexit’), had Dutch alleen nog maar betrekking op het vasteland en werden Nederlanders en Duitsers dus over één kam geschoren. Dorren:

“Wijzelf deden dat evengoed: net als het woord ‘Dutch’ hadden ook Duutsch, Dietsch, Deutsch en andere varianten diezelfde brede betekenis. Dat was toen logischer dan het nu lijkt, want Nederland en Vlaanderen hebben eeuwenlang tot het Duitse Rijk behoord. Dat Willem van Oranje in ons volkslied wordt omschreven als ‘van Duitschen bloed’, is ook niet omdat hij in het huidige Duitsland is geboren, maar moet juist zijn band met het huidige Nederland onderstrepen.” (p. 10)

Het begrip ‘Nederlands’ is ook nog relatief jong en maakt pas een eeuw of twee vast onderdeel uit van het nationaal vocabulaire. Voor die tijd waren de woorden ‘Duitsch’ en ‘Nederduitsch’ gebruikelijker.

Dutch en Germans

Engelstalige Wikipedia-pagina over 'Germanen'
Engelstalige Wikipedia-pagina over ‘Germanen’
Eigenlijk is het opmerkelijk dat de Engelsen ons, nadat we tijdens de Tachtigjarige Oorlog een zelfstandige natie werden, dutch gingen noemen. En niet de Duitsers. Dorren wijt dit aan het feit dat de Engelsen van oudsher veel meer contact met Nederlanders hadden dan met (de rest van) de Duitsers. De Engelsen hadden daarna echter wel een probleem. Hoe moest men, om toch onderscheid te kunnen maken, de Duitsers dan voortaan noemen? Uiteindelijk koos men zoals bekend voor het woord German. Gaston Dorren (ook ter illustratie van zijn humorvolle schrijfstijl):

“Met als gevolg dat het Engels nu geen geschikt woord meer heeft voor ‘Germanen’ – die dobbelende, gerstenat drinkende, Donar-vrezende vechtersbazen waar de nationaalsocialisten zo opgewonden van werden. Enfin, da’s niet ons probleem.” (p. 11)

Een echt woord voor de Duitse taal kent men in het Engels door deze situatie ook niet. Men spreekt er wat omslachtig van ‘German language’.

Buitenlanders

De verwarring tussen ‘Duits’ en ‘Dutch’ is vooral in Noord-Amerika goed te zien. Aanvankelijk was de situatie redelijk overzichtelijk. Het waren met name Nederlandse kolonisten die naar de Nieuwe Wereld trokken. Deze kolonisten konden de Engelstalige kolonisten eenvoudig aanduiden als ‘The Dutch’. Vanaf halverwege de zeventiende eeuw werd dit ingewikkelder. Steeds meer Duitsers besloten toen namelijk ook hun geluk in Amerika te gaan beproeven. Velen van hen vestigden zich in Pennsylvania en noemden zichzelf Pennsilfaanisch-Deitsch. Engelsen vonden dat te complex en vertaalden dit naar Pennsylvania Dutch, of kortweg Dutch. Zo ontwikkelde het woord zich dus ook tot een aparte aanduiding voor Amerikanen met een Duitse achtergrond. Door de groeiende stroom Duitse kolonisten was voor veel Amerikanen het Duits de enige vreemde taal die men geregeld hoorde.

“Vaak gebruikten zij het woord ‘Dutch’ dan ook heel slordig en algemeen voor ‘buitenlander die iets Duits-achtigs spreekt’ (zoals Zweeds) of zelfs eenvoudigweg ‘(witte) buitenlander’.” (p. 12)

Begrijpt men zo’n blanke buitenlander niet dan zegt men vandaag de dag nog altijd dat deze persoon “double dutch” spreekt. Koeterwaals dus; het is niet te volgen. De uitdrukkingen in het boek van Dorren slaan in veel gevallen dus helemaal niet op Nederlanders. Kortom, zijn de uitdrukkingen al te negatief, dan kunnen we altijd de Duitsers nog de schuld geven… Vanwege de verwarring met Duitsers besloot de Nederlandse regering in 1934 (vast niet toevallig kort nadat Hitler in Duitsland de macht had gegrepen) om in de internationale contacten het woord ‘dutch’ niet langer te gebruiken. Ons land heeft om die reden dus geen ‘Dutch Embassies’ maar ‘Netherlands Embassies’.

Dronkenmansmoed

Dronken man zittend op een vat, Sophia Wilhelmina Evans, 1782 (Rijksmuseum)
Dronken man zittend op een vat, Sophia Wilhelmina Evans, 1782 (Rijksmuseum)
Een van de bekendste uitdrukkingen met daarin het woord ‘dutch’ is ongetwijfeld “dutch courage”. Hoewel men in Duitsland ook wel van een borrel houdt, slaat deze uitdrukking toch echt op ‘ons Nederlanders’. Hij gaat namelijk terug op de zeventiende-eeuwse Engels-Nederlandse Zeeoorlogen, waarin de controle over de zee- en handelsroutes op het spel stond. In talloze Engelse pamfletten kregen de Nederlanders er tijdens deze oorlogen fel van langs. Er werd onder meer beweerd dat Nederlanders enorme zuipschuiten waren, die pas vochten als ze van hun kapitein wat brandewijn kregen. Dergelijke dronkenmansmoed stelde dus eigenlijk niet zoveel voor: dutch courage dus. De uitdrukking werd zo bekend dat ‘Dutch Courage’ (dan met twee hoofdletters) synoniem kwam te staan voor sterke drank en er zelfs een gin-merk op de markt verscheen met deze naam.

Nog een paar aardige uitdrukkingen uit het boek: Dutch Alps (plagerige term voor kleine borsten), Dutch oven (scheet onder de dekens), Dutch master (sigaar gevuld met marihuana in plaats van tabak), Dutch husband (sekspop voor heterovrouwen of homomannen), Dutch hospitality (waardeloze gastvrijheid), Dutch Butt Disease (lelijke dikke billen).

Slot

De Dutchionary – Woordenboek van al wat Dutch is is een zeer vermakelijk boek waar je ook nog wat van opsteekt. In zijn inleiding staat Dorren – die eerder de internationaal goed ontvangen taalboeken Lingua en Babel publiceerde – niet alleen stil bij de historische achtergrond en betekenis van het woord ‘dutch’, maar besteedt hij ook aandacht aan de ‘reputatie van de dutch’, de actualiteit van de uitdrukkingen en beantwoordt hij de vraag of de stortvloed aan negatieve uitdrukkingen ook schade aan ons land heeft toegebracht.

De bundel kan dankzij de vriendelijke schrijfstijl van Dorren prima van kaft tot kaft gelezen, maar is ook geschikt om gewoon wat door te bladeren.

Boek: De Dutchionary – Gaston Dorren

×