Enkele honderden Joodse Nederlanders zijn in de Tweede Wereldoorlog ingezet om de resten van het getto van Warschau op te ruimen. Dat meldt de NOS op basis van eigen onderzoek.
De Joodse dwangarbeiders werden vanaf 31 augustus 1943 in vijf transporten vanuit Auschwitz aangevoerd. Eerder dat jaar hadden de Duitsers het getto van Warschau ontruimd en met grond gelijk gemaakt. De dwangarbeiders kregen de opdracht tussen de resten van het getto waardevolle resten te zoeken, zoals bakstenen, stukken ijzer, lood en koper en de porseleinen potten van elektriciteitsmasten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in het getto van Warschau ongeveer een half miljoen Joden gevangen gehouden. De meesten van hen werden afgevoerd naar concentratiekampen. Na de ontruiming van het getto maakten de Duitsers het met de grond gelijk. Niks mocht er nog aan herinneren.
Voordat de dwangarbeiders uit Auschwitz in Warschau aankwamen, waren er al driehonderd 300 gevangenen vanuit concentratiekamp Buchenwald naar het voormalige gestuurd om kwartier te maken. Onder hen waren volgens de NOS vijftien Nederlanders, meest politieke gevangenen.
De Joodse dwangarbeiders uit Auschwitz werden ondergebracht in concentratiekamp Warschau. Later kwamen er ook nog ongeveer tweeduizend Joodse dwangarbeiders uit Hongarije om de resten van het getto te doorzoeken.
Van de Joodse Nederlanders zouden nog geen dertig mensen het werk hebben overleefd. Kort voor de Russen kwamen werd concentratiekamp Warschau ontruimd en werd de kampadministratie vernietigd. Volgens professor Houwink ten Cate, hoogleraar Holocaust- en genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam en medewerker van het NIOD, verbleven er tussen de 400 en 500 Nederlandse Joden in het kamp. Overlevenden spraken over 1200 tot 1700 Nederlanders.
Het is de bedoeling dat er volgend jaar op de plek van het kamp een herdenking wordt gehouden voor de Nederlandse slachtoffers.