Dark
Light

Nederlandse politieke cultuur was vaak instabiel en conflictueus

Auteur:
1 minuut leestijd
Binnenhof in Den Haag (cc - Ralf Roletschek)
Binnenhof in Den Haag (cc - Ralf Roletschek)

Historicus Piet de Rooy, emeritus-hoogleraar Geschiedenis van Nederland aan de Universiteit van Amsterdam, heeft talloze publicaties over de Nederlandse geschiedenis op zijn naam staan. Zoals De rode droom: een eeuw sociaal-democratie in Nederland (1995) en Republiek van rivaliteiten (2002). Minstens zo belangwekkend als deze werken is De Rooy’s nieuwste boek, Ons stipje op de waereldkaart. De politieke cultuur van modern Nederland (Wereldbibliotheek, 2014). Over dit boek zal vermoedelijk nog lang geschreven en gesproken worden in historisch Nederland.

De aandachttrekkende hoofdstelling van dit boek is dat de natievorming van Nederland niet op een vreedzame, stabiele manier tot stand kwam, maar via conflicten, strijd en toevalligheden. De Rooy concentreert zich op de politieke cultuur en natievorming vanaf het ontstaan van de Bataafse Republiek (1795) tot en met de moord op Pim Fortuijn (2002).

Zoals de titel al aangeeft – Nederland was slechts een stipje op de wereldkaart – vergelijkt de auteur de breukpunten in de Nederlandse politieke cultuur met ontwikkelingen in het buitenland. Deze vergelijkende benadering is nuttig, want zo wordt het mogelijk de ontwikkelingen in Nederland in een breder perspectief te plaatsen en op waarde te schatten.

Poldermentaliteit?

In de inleiding van het boek opent De Rooy meteen de aanval op het concept van de Nederlandse poldermentaliteit, die in de historiografie regelmatig naar voren wordt gehaald als het gaat over de aard van onze politieke cultuur:

“Een democratische mentaliteit was, als welbegrepen eigenbelang, de kern van de Nederlandse cultuur en dat al sinds onheuglijke tijden. Politicologen wezen in dit verband op de politieke cultuur die door de regenten in de Republiek der Verenigde Nederlanden was opgebouwd, die gekenmerkt zou zijn door ‘schikken en plooien’, door ‘persuasie’ – en dus ook door veel en langdurig vergaderen. Deze analyse verwierf aan het eind van de twintigste eeuw zelfs nog enige internationale reputatie, toen het in de vorm van het ‘poldermodel’ de wereld ten voorbeeld werd gesteld als methode om zonder al te veel ophef de verzorgingsstaat te besnoeien. Hiermee wordt het verleden van Nederland echter al te ‘effen’ voorgesteld, krijgt de continuïteit een veel te zwaar gewicht en vervaagt het zicht op de diepgaande veranderingen die, vaak met tal van conflicten, optraden in de structuur van de politiek ende manier waarop deze werd bedreven.” (10,11)

Angel uit de opstand

De Rooy draagt goede argumenten aan door telkens momenten naar voren te halen van politieke discontinuïteit, woelingen en onvrede in de Nederlandse politieke cultuur van de negentiende en twintigste eeuw. Zo vond de geboorte van een eenheidsstaat in 1795 met een grondwet in 1798 plaats in de context van een revolutie en niet in een context van een of ander ‘poldermodel’.

In 1848 kwam de liberale grondwet van Thorbecke tot stand kwam, die ingrijpend verschilde van de constitutie van 1798. Nederland ontsnapte dit jaar, anders dan landen als Duitsland of Frankrijk, aan een politieke opstand. De manier waarop de grondwet tot stand was gekomen, had de angel uit de opstand verwijderd – en ook omdat de liberale leiders van dat moment afstand namen van radicale leiders en een opstand in Amsterdam efficiënt de kop indrukten.

De ARP: potentieel gevaarlijk

De interessantste perceptie van de De Rooy gaat over de context waarbinnen de eerste Nederlandse politieke partij, de Antirevolutionaire Partij (ARP, 1879) van Abraham Kuyper, ‘naar Americaansch model’ werd opgericht. Je kunt de partijvorming in de Nederlandse samenleving beschouwen als een aspect van de modernisering van Nederland, maar – en dat doet De Rooy – je kunt de oprichting van de ARP ook zien als een potentieel gevaarlijke actie, die politieke instabiliteit kon veroorzaken:

“Het oude ideaal van de eensgezindheid was niet langer te handhaven en juist de verdeeldheid kwam nu als meest wezenlijke eigenschap van de natie naar voren. In een klein en kwetsbaar land, dat zich omringt zag door door landen waar de Realpolitik steeds nadrukkelijker beleden werd, was dat gevaarlijk.” (294)

Slot

Ons stipje op de waereldkaart – Piet de Rooy
Ons stipje op de waereldkaart – Piet de Rooy
Ons stipje op de waereldkaart hoort thuis in de canon van de politieke geschiedschrijving van Nederland. De Rooy’s originele analyse van de Nederlandse natievorming, binnen de bredere context van de wereldgeschiedenis, dwingt historici en politicologen tot een genuanceerder gebruik van het begrip ‘poldermodel’. Natuurlijk valt niet te ontkennen dat Nederland een overleg- en discussiecultuur kent, waarbinnen ’17 miljoen bondscoaches’ hun mening het allerbelangrijkst vinden. Dat doet De Rooy ook niet. Maar het gaat te ver deze poldercultuur tot hoogste en enige ‘waarheid’ verheffen.

Boek: Ons stipje op de waereldkaart

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Enne Koops (1978-2023) was historicus en docent geschiedenis en maatschappijleer aan het Rietschans College in Ermelo. Zijn interesse ging uit naar onderwerpen als religie- en cultuurgeschiedenis, oorlogen, migratie, en de geschiedenis van Noord-Amerika, Nederland en Duitsland. Publiceerde vele artikelen op Historiek. Zie ook: In memoriam

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 51.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
×