Van het Colosseum tot het graf
De Eeuwige Stad kent geen concurrentie, zo lijkt het. Waar anders ter wereld is zoveel te zien, zoveel te beleven, zo veel rijkdom aan geschiedenis en verhalen? Rome noemt zich graag de navel van de wereld, de Urbs die de hele Orbis omvat, en zo wordt Rome ook door bezoekers van overal omarmd – als een mondiale moederstad zonder gelijke. Toch is er één eeuwige concurrent waar Rome voor onderdoet. Zozeer zelfs, dat juist dÃe stad staat afgebeeld in het meest iconische gebouw van Rome, de meest imposante ruïne van allemaal: het Colosseum. ‘Als het Colosseum valt, dan valt Rome, en als Rome valt, dan valt de hele wereld,’ zo luidt het beroemde gezegde.
Het Colosseum is de plek die wereldwijd symbool staat voor de eeuwigheid van Rome, de plek die al die miljoenen bezoekers die Rome jaarlijks overspoelen sowieso willen zien. Maar wat velen niet zien, eenmaal binnen, spreekt boekdelen over het werkelijke centrum van de wereld. Want boven een van de bogen op weg naar de uitgang, verweerd door de tand des tijds maar nog altijd goed zichtbaar, prijkt een kleurig fresco van de stad die zelfs Rome in de schaduw stelt, de Heilige Stad waar Oost en West samenkomen: Jeruzalem.
Het fresco verraadt hoe het Colosseum, tempel van klassieke Romeinse bloeddorst, in de loop van de geschiedenis werd omgetoverd tot een pelgrimsplaats die symbool staat voor christelijk martelaarschap en de lijdensweg richting het eeuwige leven. In de arena waar ooit gladiatorengevechten werden gehouden voor duizenden toeschouwers verrezen kapelletjes voor de verschillende staties van de kruisgang, en de vrome pelgrim die alle staties doorlopen had belandde dan vanuit Rome in de stad waar het echt om draait: Jeruzalem. Het fresco in het Colosseum stamt waarschijnlijk uit de achttiende eeuw, en laat Jeruzalem zien van bovenaf, als een moderne plattegrond. Linksonder wordt de episode uitgelicht die de boodschap van het fresco samenvat: de kruisiging van Christus op Golgotha. Want ook al kan Rome bogen op Petrus en nog zo veel andere vrome martelaars, de religieuze symboliek van Jeruzalem is niet te overtreffen. Wie het Colosseum bezoekt, laat Rome achter zich voor een reis naar de echte Eeuwige Stad.
En de reisgids komt uit Nederland. Het fresco van Jeruzalem is namelijk gebaseerd op een plattegrond gemaakt door Christiaan Kruik van Adrichem, een priester uit Delft. Christiaan, geboren in 1533, was de zoon van de burgemeester, wijdde zich aan de theologie, en tot priester gewijd werd hij overste van het Sint-Barbaraklooster in zijn geboortestad. Maar toen brak de Nederlandse Opstand uit, Delft ging over naar de protestanten, de kloosters werden gesloten en Christiaan sloeg op de vlucht. Via Utrecht belandde hij in het katholieke Keulen, waar hij als balling troost zocht in de bestudering van het leven van Jezus en de geschiedenis van het Heilige Land. De vrucht van zijn arbeid was een lijvig traktaat dat ook een kaart bevatte van Jeruzalem, vervaardigd met fantasie en het nodige giswerk.
Het boek ging als standaardwerk heel Europa door, beleefde herdruk na herdruk, en bereikte uiteindelijk ook Rome, waar Christiaans kaart werd gekopieerd op de muur van het Colosseum. Zo wijst, eeuwen na zijn dood, een Delftse priester de weg van Rome naar Jeruzalem.
De echte eeuwigheid
Zelfs de Eeuwige Stad toont zich daarmee bewust van de eigen tijdelijkheid: de echte eeuwigheid ligt in het oosten. Want als Rome iets laat zien met al zijn ruïnes en geknotte zuilen, dan is het wel de genadeloze voortgang van het verstrijken van de tijd. Wat is er immers nog over van al die gloriedagen van het klassieke verleden, van de roemruchte dagen van Cicero en Caesar, Suetonius en Seneca? Erasmus klaagde er al over, aan het begin van de zestiende eeuw: Roma Roma non est, zei hij…
‘Rome is niet langer Rome, de stad bezit niets anders meer dan resten en ruïnes, sporen en littekens van vroegere rampspoed’.
Generaties teleurgestelde Romereizigers zeiden en zeggen het hem na: het ‘echte’ Rome, het Rome dat bekend is uit de teksten van de Oudheid, is verdwenen onder het slijk van de geschiedenis en de banaliteiten van de moderne stad. Eigenlijk is er niets eeuwigs aan die Eeuwige Stad.
Dat thema van de onverbiddelijke tand des tijds is prachtig verbeeld door misschien wel de meest mysterieuze Nederlandse schilder in Rome, en zeker de maker van het meest mysterieuze schilderij: Herman Postma. Het leven van deze geboren Fries is grotendeels in nevelen gehuld. Zijn geboortejaar is onbekend, waar en wanneer hij zou sterven is ook onduidelijk. Maar we weten wel wanneer hij naar Rome kwam: in 1536, toen hij samen met de schilder Maarten van Heemskerck meewerkte aan de versieringen in de stad voor de ontvangst van keizer Karel V. En samen met Van Heemskerck en met de Amsterdammer Lambert Sustris daalde Postma ook af in de gewelven van de Domus Aurea, het gouden huis van keizer Nero, op een steenworp afstand van het Colosseum.
Dat luxueuze paleis van haast mythische proporties, gebouwd na de brand van Rome die de keizer volgens kwade tongen zelf had aangestoken, bestreek de hele vallei rondom het Colosseum. Midden in het complex, op de plek waar later het Colosseum gebouwd werd, had Nero een siervijver laten aanleggen, een kunstmatig meer dat als decor diende voor zijn keizerlijke decadentie. Na Nero’s gedwongen zelfmoord deden zijn opvolgers echter hun uiterste best om de herinnering aan de tiran uit te wissen en de gunst van het volk te herwinnen. Op de plek van Nero’s siervijver verrees het Colosseum als gigantische arena voor volksvermaak, en vele vertrekken van het keizerlijk paleis werden volgestort met puin om te kunnen dienen als fundering voor een groot badhuis. Maar daarmee bleven die vertrekken ook deels bewaard, ondergrondse ruimtes die eeuwenlang verborgen waren tot ze, ver na de ondergang van het Romeinse Rijk, weer ontdekt werden tijdens de Renaissance. Kunstenaars zoals Raphael daalden af in de donkere vertrekken van Nero, en toen ze hun toortsen aanstaken stonden ze oog in oog met de rijk beschilderde wanden uit een verloren tijdperk. De schok van die ontdekking trilde nog lang na. Iedere kunstenaar die naar Rome kwam wilde de onderaardse ‘grotten’ uit de Oudheid gezien hebben. En dat gold ook voor Herman Postma en zijn Hollandse kompanen. De sporen van hun bezoek zijn nog altijd te zien, want binnen in een van de gewelfde kamers kerfden ze hun namen in het donkerzwart geschilderde plafond: [M]AERT. UYT HEMSKERC, HER. POSTMA EN LAM. AMSTE […], oftewel Maarten van Heemskerck, Herman Postma en Lambert Sustris uit Amsterdam.
Sinds een paar jaar vindt er een grote restauratie plaats van de Domus Aurea, en wie geluk heeft slaagt erin om in het weekend, als de werkzaamheden stilliggen, het complex te betreden. Een gids is verplicht, evenals een bouwvakkershelm vanwege het instortingsgevaar, maar ondanks die prozaïsche omstandigheden heeft het paleis van Nero nog niets aan mysterie en zeggingskracht ingeboet. De ruimtes zijn gigantisch, de fresco’s uit de Oudheid nog altijd schitterend, ook al eisten decennia van verwaarlozing en massatoerisme hun tol. En in de ruimte die bekendstaat onder nummer 32, ook wel genoemd de sala della volta nera, zijn ze nog altijd te zien op het plafond, de namen van Postma en zijn twee Hollandse vrienden.
Boek: Nederlanders in Rome – Arthur Weststeijn
Forum Hadriani, de noordelijkste Romeinse stad op het Europese vasteland