Veel prehistorische rotswandschilderingen zijn gemaakt over een periode van duizenden jaren en niet, zoals tot nu toe werd aangenomen, in een korte periode. Dat zeggen Britse wetenschappers die een nieuwe methode hebben ontwikkeld waarmee de ‘leeftijd’ van grotschilderingen kan worden onderzocht.
De wetenschappers gebruiken de zogenaamde uranium-thorium-methode waarmee bepaald kan worden hoe oud bepaalde kalksteenlaagjes zijn. Ze pasten de techniek toe op beroemde rotsschilderingen in de grot van Altamira in Spanje.
Tot op heden werd de leeftijd van grotschilderingen doorgaans bepaald aan de hand van koolstofdatering. Volgens de Britse onderzoeksleider Alistair Pike van de universiteit van Bristol is die methode echter niet betrouwbaar omdat de oermensen die de schilderingen maakten best houtskool kunnen hebben gebruikt dat veel ouder is dan hun werk. Ook zegt hij dat rotstekeningen weinig elementen bevatten die koolstof bevatten waardoor koolstofdatering in zijn ogen niet de juiste techniek is. Met behulp van koolstofdatering kan hoogstens bepaald worden hoe oud de houtskool in de schildering is maar niet wanneer het werk is gemaakt. Pike vindt het daarnaast niet juist om kleine deeltjes uit de schilderingen weg te halen ten behoeve van koolstofdatering omdat dan altijd schade wordt aangebracht aan de “waardevolle schilderingen”.
Uit het onderzoek blijkt dat aan sommige delen van de rotsschilderingen zeker 20.000 jaar lang is gewerkt. Alistair Pike vermoedt dat de mensen die aan de schilderingen werkten niet in de grotten leefden, maar zo nu en dan, als een soort ritueel, naar de grot kwamen om verder te werken aan de kunstwerken.