De Tachtigjarige Oorlog, dat is zo’n beetje de stichtingsmythe van de Lage Landen. De gewesten werden in 1549 met de Pragmatieke Sanctie tot eenheid gesmeed en het was de bedoeling dat ze voortaan één heer zouden hebben: eerst Karel V, daarna Filips II, beide uit het huis Habsburg. Het heeft niet zo mogen zijn. In 1648 werd in de Vrede van Münster vastgelegd dat het zuiden Habsburgs zou blijven, terwijl het noorden zelfstandig werd: de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Zo zijn tijdens de Tachtigjarige Oorlog Nederland en België gegroeid.
Ik verbeeld me dat sommige nationale karaktertrekken tijdens dit conflict zijn ontstaan. Een simpel voorbeeld is religie: het latere België zou overwegend katholiek zijn terwijl in het latere Nederland een vorm van protestantisme dominant zou zijn. Een andere impressie, die ik niet met cijfers kan onderbouwen maar die me geloofwaardig voorkomt: Belgen trekken hun eigen plan, want de overheid is niet per se hun eigen overheid, terwijl Nederlanders, gewend aan een overlegcultuur, sneller naar de overheid kijken en zowat in paniek zijn als ergens geen regels blijken te bestaan. Als u dat al te kort door de bocht vindt, doe ik het met een voorbeeld minder maar blijf ik toch denken dat de Tachtigjarige Oorlog beslissend was voor de toekomst van de Lage Landen. Zoals gezegd: een stichtingsmythe.
De eerste aanslag
Zoals het met mythen gaat, denkt iedereen er iets van te weten en heeft iedereen zijn eigen interpretatie. Bronnen genoeg, perspectieven genoeg: je vindt altijd wel iets dat je bevalt. Een vergruisd beeld. Ik was daarom blij dat ik De Opstand, 1568-1648 van Arnout van Cruyningen in handen kreeg: een recent overzicht waarin de materie thematisch wordt behandeld. Een boek bovendien met heel veel aandacht voor de mensen die de geschiedenis maakten. Hierdoor wordt een vertrouwd stuk geschiedenis toch weer nieuw: dit is weer eens iets anders dan een chronologisch verteld verhaal.
Niet dat zo’n chronologisch overzicht ontbreekt: het lange eerste hoofdstuk geeft een mooie beschrijving van de aanloop naar de Opstand en de ongeveer tachtig jaren oorlog die daarop volgden. Dat het jaar 1568 als begin nogal willekeurig is gekozen, wordt wel duidelijk, en interessant is ook dat Van Cruyningen de moord op Willem van Oranje minder aandacht geeft dan een eerdere, mislukte aanslag. Dat is niet omdat Van Cruyningen ervan houdt om dwars te zijn, maar omdat deze eerdere moordaanslag leidde tot bijvoorbeeld de erkenning van prins Maurits als Willems opvolger en dus het begin van de dynastie van Oranje-Nassau. Het initiatief lag bij de Staten, die hiermee weer een stap zetten wég van de koning, richting republiek.
Personen van belang
De volgende hoofdstukken zijn voor een groot deel gewijd aan de mannen en vrouwen die de geschiedenis maakten. Zo is er een hoofdstuk over de diverse leden van de hoge adel, zodat je eens leest over andere hoge edelen dan Oranje, Egmont en Horne. Montigny en Bergen blijken minstens even interessant te zijn. Er is een hoofdstuk over de religieuze leiders: Gommer en Armijn ten hoof en nog een reeks anderen. Een deel is gewijd aan de lagere adel, zoals de aarzelende Willem IV van den Bergh. Ik was onder de indruk van Walaeus, de man die in de Statenvertaling de Openbaring van Johannes voor zijn rekening nam en die geen hofpredikant van Maurits wilde zijn omdat het zijn oprechtheid kon schaden.
Interessant vond ik het hoofdstuk over de Nassaus: de broers en andere familieleden van Willem van Oranje, die vrijwel allemaal om het leven zijn gekomen in de strijd tegen de Spanjaarden. Andere hoofdstukken zijn gewijd aan de belegeringsoorlog, aan de heerschappij van de aartshertogen Isabella en Albrecht en aan protestantse vluchtelingen. De delen die ik het leukste vond, gingen over het conflict tussen remonstranten en contraremonstranten, waarvan ik me nooit had gerealiseerd dat het tevens een discussie was over de vraag over de mate van eenwording tussen de opstandige gewesten.
Eerlijk gezegd vraag ik me af of het niet wat misleidend – want methodisch individualistisch – is zo sterk de nadruk te leggen op de individuen. Ik voor mij had wel wat meer willen lezen over de economie en de sociale verhoudingen. Het boek telt zo’n honderdvijftig illustraties waarvan er pakweg 135 zijn uit de zestiende en zeventiende eeuw. De rest bestaat uit negentiende-eeuws historisch materiaal dat niets illustreert. De ruimte had beter gebruikt kunnen worden voor een goede landkaart. Dat gezegd zijnde: de meeste illustraties voegen echt iets toe en als het boek dan ook nog prettig is geschreven, ontbreekt er weinig aan het leesgenot. Aanbevolen.
Boek: De Opstand 1568-1648 – Arnout van Cruyningen
Meer boeken over de Tachtigjarige Oorlog